Marcel Duchamp:
het persoonlijk werk
Wie was hij, wat deed hij, wat inspireerde hem, maar vooral:
wat is kunst?
Inhoudstafel
I Inleiding
II Marcel Duchamp
A. Biografie
B. Wie was hij?
C. Zijn stijl en oeuvre
D. Het Dadaïsme
E. Het Surrealisme
F. Kunst of anti-kunst
G. Zijn invloed
H. Persoonlijke mening
III Besluit
IV Bibliografie
V Bijlagen
“ Alles is ijdel en grijpen naar de wind”
prediker 2: 26
I. Inleiding
Dit werk begint met een opsomming van de hoogtepunten uit het leven van Marcel Duchamp. Daarna proberen we de belangrijkste principes en gedachtegangen van Marcel Duchamp samen te vatten. Dit doen we om meer inzicht te krijgen in zijn oeuvre en stijl, waar we in het daaropvolgende hoofdstuk dieper op ingaan. Duchamp wordt wel eens geassocieerd met het dadaïsme en het surrealisme. Om zijn plaats in deze twee stromingen te kaderen, bespreken we dit in twee korte hoofdstukken.
In het volgende hoofdstuk stellen we ons de vraag welke houding Duchamp tegenover kunst had. Was zijn werk kunst of anti-kunst?
Duchamp had in het verleden zijn invloed, maar ook nu nog inspireert hij vele kunstenaars. We hebben zijn belangrijkste invloeden en navolgers opgesomd.
Dit werk wordt afgesloten door onze persoonlijke mening en een algemeen besluit over de waarde van Marcel Duchamp in de kunstgeschiedenis.
Men kan van de werken die een blauw kleurtje hebben meegekregen, kopieën in dezelfde volgorde terugvinden in de bijlagen.
II. Marcel Duchamp
A. Biografie
? 1887: Op 28 juli werd Marcel Duchamp geboren in Blainville-Crevon, een dorpje vlakbij Rouen. Hij werd grootgebracht in een familie die zich sterk interesseerde voor kunst: zijn moeder was een getalenteerd muzikant en zijn grootvader was een expediteur die van schilderijen en gravuren hield. De andere kinderen werden ook beïnvloed door de familiale interesse voor kunst: Marcels twee oudere broers en zijn jongere zusje belandden ook alle drie in de kunst. Gaston werd onder het pseudoniem Jacques Villon bekend als schilder. Raymond Duchamp-Villon was beeldhouwer. Hij overleed tijdens de Eerste Wereldoorlog. Suzanne Duchamp werkte samen met Marcel aan verscheidene werken. Een hiervan is Unhappy Readymade uit 1919.
? 1902: Duchamp maakte volgende werken: Yvonne, Landschap bij Blainville en Parva Domus, Magna Quies.
? 1904-1905: In Portrait of Jacques Villon beeldde hij zijn broer Gaston af in houtskool. Verder tekent hij The Knife-grinder in potlood en Oostindische inkt op papier. Dit werk bracht de sensatie van actie en beweging met elkaar in verband.
? 1906: Marcel besloot op Montmartre bij zijn broers te gaan wonen. Hier maakte hij cartoons die gepubliceerd werden in satirische bladen.
? 1907-1908: Duchamp schilderde Man seated by a Window, een schilderij dat hij zal afwerken in 1907. Verder maakte Marcel twee potloodtekeningen op papier van Nude on a ladder. Deze tekeningen zouden de voorlopers zijn van één van zijn bekendste werken, Nude descending a Staircase uit 1912.
? 1909: In 1909 schilderde hij For the Menu of Simone Delcour’s First Communion Dinner en Portrait of Yvonne Duchamp.
? 1910: Volgende werken werden door hem in dat jaar geschilderd: Two Nudes, Nude with Black Stockings, Standing Nude en zo kunnen we nog wel even verder gaan. Verder werden er ook nog cartoons van zijn hand in “Le Courrier Français” en “Le Témoin” gepubliceerd. In dit jaar ontmoette hij ook voor het eerst Francis Picabia.
? 1911: Duchamp maakte volgende werken af: The Bush, Baptims, Nude on Nude, Drauht on the Japanese Apple Tree, twee versies van Coffee Mill, Young Man and Girl in Spring, en Sad Young Man on a Train enz…
? 1912: Nu descendant un escalier werd in dit jaar afgewerkt door Duchamp. Hoewel het schilderij afgekeurd werd door het “Salon des Indépendants”, werd het, samen met Sonate, toch tentoongesteld op een kubistische tentoonstelling in de Galeria Damau in Barcelona. In oktober werd Nu Descendant un escalier in Parijs op het “Salon de la Section d’Or”, tentoongesteld. Hij begon te werken in de “Bibliothèque de Sainte-Geneviève” in Parijs, waar hij ook werken over perspectief ging bestuderen. Andere werken die hij dat jaar realiseerde: Portrait of Gustave Candel’s Mother, studiewerk voor Two Personages and Car, The King and Queen Traversed by Swift Nudes, en nog vele anderen.
? 1913: Duchamp stelde Nude descending a staircase, The King and Queen Surrounded by Swift Nudes, Portrait of Chess Players en nog enkele andere werken tentoon op de Armory Show in New York. Vooral Nude Descending a Staircase maakte hem bekend in Amerika. Hij begon aan de studies en de voorbereidingen voor La Mairée mise à nu par ses célibataires même, beter bekend als Large Glass. Het was een groot en onafgewerkt werk waaraan Duchamp van 1915 tot 1923 werkte. Enkele van deze studies, die meestal in potlood of in inkt op papier werden gemaakt, waren Bachelor Apparatus, Boxing Match en Cemetry of Uniforms and Liveries No. 1. Hij begon ook aan Glider Containing a Water Mill in Neighbouring Metals dat een element was van Large Glass. Dit werd geschilderd op een stuk glas en er werd gebruik gemaakt van olieverf en looddraad. Dit werk werd begonnen in 1915. Verder creëerde hij de readymade Bicycle Wheel in dat jaar.
? 1914: Hij begon te werken aan Nine Malic Moulds. Dit is een werk dat een onderdeel is van Large Glass. Het werd vervaardigd met olieverf en looddraad op glas Het geheel werd op zijn plaats gehouden tussen twee glazen platen (heel Large Glass werd zo vervaardigd). Dit werk zou een jaar later af zijn. Verder deed hij nog voorbereidend werk voor Large Glass zoals een studiewerk voor Chocolate Grinder No. 2 en First Study for the Steives. De readymades Bottlerack werd bij het oeuvre van Duchamp gevoegd. Verder schilderde hij Réseaux des stoppages, een werk dat met olieverf en potlood gemaakt werd op doek. Dit werk verenigt zijn vroegere werken Three Standard Stoppages en Young Man and Girl in Spring tot één groot werk. Ook schilderde hij in datzelfde jaar To have the Apprentice in the Sun, een werk in Indische inkt en potlood op “muziekpapier”.
? 1915: Hij reisde af naar New York, waar hij kennismaakte met Louise en Walter Arensberg. Zij werden al gauw vrienden. Later werd de familie Arensberg zijn patroon en de grootste verzamelaar van zijn werk. In datzelfde jaar ontmoette Duchamp Francis Picabia en Gleizes, die beiden al eerder naar Amerika afgereisd waren. Hij werd ook nog voorgesteld aan Man Ray. Na zijn verdere voorbereidingen en zijn studies begon Duchamp te werken aan The Bride Stripped Bare by her Bachelors, Even (Large Glass). Verder maakte hij de readymade In Avance of the Broken Arm (een sneeuwschep). Hij schrijft ook The. In deze handgeschreven tekst in inkt op papier is het woordje “the” telkens het voorkwam vervangen door een sterretje.
? 1917: Duchamp en nog enkele andere kunstenaars stichtten “The Society of Independent Artists”. Marcel werd later zelfs directeur van deze organisatie. Voor een tentoonstelling van deze organisatie maakte hij de readymade Fontain, die hij signeerde met zijn pseudoniem R. Mutt. Omdat de organisatie zijn nieuw werk afkeurde, trok Marcel zich terug uit The Society of Independent Artists. Verder maakte hij nog enkele andere readymades: Hat Rack, Trébuchet, en Apolinère Enameled.
? 1918: Marcel Duchamp maakte zijn laatste werk op doek: Tu m’. Dit werk maakte hij voor Katherine S. Dreier’s bibliotheek te Connecticut. Hij werkte ook nog verder aan zijn tekeningen voor Large Glass. Tevens maakte hij het werk To be looked at (from the Other Side of the Glass) with One Eye, Close to, for Almost an Hour.
? 1919: Marcel Duchamp bezocht Buenos Aires in Argentinië, Daar geeft hij Suzanne de instructies voor de bouw van Unhappy Readymade. Wanneer hij terug in Parijs was, werkte hij volgende readymades af: 50 cc of Paris Air, Tzanck Cheque, L.H.O.O.Q., en Handmade Stereopticon Slides. Bij zijn terugkeer naar Parijs en in de maanden dat hij in Parijs verbleef, ging hij naar bijeenkomsten van de Dadaïsten. Hier ontmoette hij André Breton, Tristan Tzara, Paul Eluard en andere bekende kunstenaars.
? 1920:. Marcel bouwde zijn eerste optische machine: Rotary Glass Plates. Deze machine was opgebouwd uit gemotoriseerde glazen platen die door de beweging een 3-dimensionaal effect creëerden. Man Ray, die het meeste werk van Duchamp fotografeerde, nam ook foto’s van het met stof bedekte Large Glass en noemde dit werk Dust Breeding. Marcel Duchamp ging verder met een studie voor zijn werk Large Glass: Oculist Witnesses. Samen met Katherine S. Dreier en Man Ray startte hij het eerste museum voor moderne kunst in Amerika op: “Société Anonyme, Inc”. Duchamp creëerde een “alter ego”, “Rrose Sélavy” (= c’ est la vie), die hij van dan af ook in zijn werk zal gebruiken.
? 1921: Samen met Man Ray publiceerde hij het eerste (en meteen ook het laatste) nummer van New York Dada, waarin Duchamp voor de eerste maal verscheen als Rrose Sélavy. Hij ging dan terug naar Parijs, waar hij ging wonen in het appartement van zijn zuster Suzanne en haar man Jean Crotti. De familie Arensberg verhuisde naar Californië.
? 1922: In dit jaar keerde Marcel terug naar New York. Hij schreef ook een brief naar Tristan Tzara waarin hij een insigne voorstelde die bestond uit de vier letters DADA
? 1923: Marcel Duchamp besliste om Large Glass onafgewerkt te laten. Hij kwam naar België om in Brussel aan zijn eerste grote schaaktoernooi deel te nemen. Hij werd derde.
Om kapitaal te vergaren verkocht hij aandelen van zichzelf. (= foto met twee hoorntjes en baard van scheerschuim.)
? 1924: Zijn interesse ging van dan af volledig uit naar schaken. Marcel wijdde de meeste tijd aan zijn nieuwe “hobby”. Entr’acte was een film van Picabia en René Clair, waarin Duchamp en Man Ray als schaakspelers verschenen. Duchamp ging samen met Pierre de Massot werken aan The Wonderful Book. Het bevatte enkele werken van Duchamp, maar werd nooit afgewerkt. Hij maakte samen met Man Ray een fotocollage van zichzelf die hij de Monte Carlo Bond noemde.
? 1925: Zijn beide ouders stierven dit jaar. Zijn moeder overleed op 25 januari, zijn vader op 3 februari. Samen met Marc Allégret en Man Ray werkte hij aan de film Anémic Cinéma.
? 1926:. The Bride Stripped Bare by Her Bachelors, Even (Large Glass) werd voor de eerste keer getoond aan het grote publiek op de internationale voorstelling van moderne kunst, georganiseerd door de Société Anonyme in het “Brooklyn Museum”. Na de tentoonstelling brak dit reusachtig werk tijdens het transport van Brooklyn naar Connecticut. Een aantal jaren later werd Large Glass door Marcel Duchamp hersteld. Hij ging in Parijs op een studio in 11, Rue Larrey wonen, maar keerde in oktober terug naar New York.
? 1927: Duchamp hield de Brancusi-tentoonstelling in Chicago, nadat hij een groot aantal van zijn werken terug in bezit had gekregen. Eind februari keerde hij terug naar zijn studio in Parijs, waar hij Door installeerde. Hij trouwde met Lydie Sarazin-Lavassor, maar al na enkele maanden liep zijn huwelijk op de klippen.
? 1928: Nude Descending a Staircase werd tentoongesteld in de “Pomona College” in Claremont, Californië. Verder hield hij zich nog bezig met schaken. Hij werd zelfs lid van het Franse Olympische team in Den Haag.
? 1929: The Chocolate Grinder, No. 1, een belangrijk onderdeel van Large Glass, werd ook tentoongesteld in “Ponoma College”.
? 1930: Duchamp was verantwoordelijk voor de selectie van werken die tentoongesteld zouden worden in 1931 op de tentoonstelling van de Société Anonyme in New York. Nude Descending a Staircase werd in april tentoongesteld bij De Hauke & Co.
? 1931: De Société Anonyme organiseerde een tentoonstelling in New York, met werken van Max Ernst, Piet Mondriaan, Joan Miro, Amédée Ozenfant, en vele anderen.
? 1932: Marcel Duchamp werd afgevaardigde van de Internationale Schaakvereniging en behield deze functie tot ongeveer 1937. Samen met Vitaly Halberstadt publiceerde hij een schaakboek, L’Opposition et les Cases conjuguées sont réconcilées. Hij verpakte de originele versie in een doos en noemde dit “werk” The Box of 1932.
? 1933: Duchamp stelde enkele werken tentoon in de “Exposition Surréaliste” in de Galerie “Pierre Colle” in Parijs. Hij ging samen met Mary Reynolds in Cadaqués op vakantie. Daar ontmoette hij Salvador Dali en zijn vrouw Gala. Hij liet Man Ray overkomen om hen daar te vergezellen. In oktober keerde hij terug naar New York, waar hij voor een tweede keer de Brancusi-tentoonstelling organiseerde.
? 1934: Hij keerde terug naar Parijs en stelde daar La Boîte Verte samen. Dit werk bevatte 300 kopieën van zijn nota’s, tekeningen en foto’s van Large Glass. Op de zeer hoog aangeprezen “Exhibition of French Painting from the Fifteenth Century to the Present Day” in San Francisco stonden o.a. Nude descending a Staircase en Sonate tentoongesteld.
? 1935: Marcel Duchamp werd kapitein van het Franse Olympische schaakteam. Hij maakte zijn eerste ideeën rond La Boîte-en-Valise. Deze doos zou foto’s en kleine reproducties bevatten van de meeste stukken uit zijn oeuvre. Op het uitvinderssalon “33rd Concours Lépine”, stelde hij zijn Rotoreliefs tentoon.
? 1936: In mei keerde hij terug naar Amerika. Heel wat van zijn werken werden tentoongesteld: Cubism and Abstract Art (New York), Exposition Surréaliste d’Objets (Parijs), International Surrealist Exhibition (Londen) en Fantastic Art, Dada, Surrealism (New York). Hij maakte Coeurs Volants voor de voorpagina van “Cahiers d’Art”.
? 1937: Duchamp deed zijn eerste “one-man” show in de Arts Club van Chicago. Verder maakte hij de glazen deur, Porte Gradiva, voor de Parijse galerij van André Breton.
? 1938: Marcel werkte samen met Breton, Eluard en anderen aan de “Exposition Internationale du Surréalisme” in Parijs. Voor deze tentoonstelling vervaardigde hij 1200 Bags of Coal. In Londen behoorde hij tot een selectie van eigentijdse kunstenaars, waarvan werken zouden worden tentoongesteld op de tentoonstelling te Guggenheim Jeune.
? 1939: Duchamp publiceerde een aantal van zijn woordspelingen: Rrose Sélavy, Oculisme de Précision, Poils et Coups de Pieds en Tous genres.
? 1941: Duchamp bracht zijn La Boîte-en-Valise in een gelimiteerde editie uit. Hij bracht ook het oktober/november-nummer van het magazine View uit. Deze uitgave was volledig aan het surrealisme gewijd.
? 1942: Hij keerde terug naar New York waar hij bij Max Ernst logeerde. Samen met Breton, Sidney Janis en R.A. Parker organiseerde Marcel de tentoonstelling “First Papers of Surrealism.” Voor deze tentoonstelling ontwierp Duchamp Mile of String.
? 1943: Marcel Duchamp verhuisde naar een studio op de 210, West 14th Street in New York. Verder maakte hij ook de voorpagina van het magazine VVV, waarvan hij samen met Breton en Ernst deel uitmaakte van de redactiegroep.
? 1944: Duchamp werkte mee aan een scène uit de film “Dreams that Money Can Buy” van Hans Richter. In deze scène werd gebruik gemaakt van Rotoreliefs wanneer een naakte vrouw van een trap naar beneden komt. Deze scène verwees dus duidelijk naar Nude Descending a Staircase. Verder werkten John Cage, Man Ray, Alexander Calder, Fernand Léger en Max Ernst mee aan deze film.
? 1945: Marcel Duchamp ontwierp de flap van het maartnummer van het magazine View, dat volledig aan het werk van Duchamp gewijd was. Hij werkte samen met Breton, de surrealist Matta en Isabelle Waldberg aan een werk voor op de winkelvitrine van Brentano’s boekenwinkel naar aanleiding van de publicatie van “Arcane 17” van Breton.
? 1946: Duchamp begon in het geheim te werken aan Etant Donnés: 1e la chute d’eau, 2e le gaz d’éclairage..., een werk waaraan hij twintig jaar zou werken en dat pas na zijn dood zou geïnstalleerd worden in het “Philadelphia Museum of Art”. Verder ontwierp hij de voorpagina van het boek “Young Cherry Trees Secured Against Hares” van Breton en een boekdeel over de surrealist Yves Tanguy van dezelfde auteur.
? 1947: Marcel Duchamp ontwierp Prière de toucher voor de voorpagina van “Le Surréalisme en 1947” in de “Galerie Maeght” te Parijs.
? 1949: Duchamp ging naar San Francisco waar hij meedeed aan de “Western Rountable On Modern Art”, een soort debat over moderne kunst. Andere belangrijke deelnemers aan dit debat waren George Boas (de moderator), Robert Goldwater, Darius Milhaud, Arnold Schoenberg, Mark Tobey, Frank Lloyd Wright, Alfred Frankenstein, Kenneth Burke, Gregory Bateson en Andrew C. Ritchie.
? 1950: De “Yale University Art Gallery” publiceerde de catalogus “Collection of the Société Anonyme”. Deze cataloog bevatte kritieken op het werk van verschillende kunstenaars die Marcel tussen 1943 en 1949 had geschreven. Louise en Walter Arensberg geven hun gehele collectie van Duchamp weg aan het “Philadelphia Museum of Art”.
? 1952: Duchamp speelde mee in de film “8x8” van Hans Richter, waarin Marcel een koning speelt die in een boom zat.
? 1954: Op 16 januari van dat jaar ging Marcel Duchamp zijn tweede huwelijk aan. Deze keer was Alexina Sattler de gelukkige. Zij zouden op een appartement op 327, East 58th Street in New York gaan wonen tot ongeveer 1959. Na de dood van Katherine S. Dreier werd Large Glass toegevoegd aan de 47 andere werken van Duchamp in het “Philadelphia Museum of Art”.
? 1955: Marcel Duchamp werd Amerikaans staatsburger.
? 1957: De werken van de drie broers Duchamp werden door het Solomon R. Guggenheim Museum in New York bij elkaar gebracht in één grote tentoonstelling, “Jacques Villon, Raymond Duchamp-Villon, Marcel Duchamp”.
? 1958: Op de internationale tentoonstelling “50 ans d’Art Moderne” te Brussel werd ook werk van Marcel Duchamp aan het publiek getoond. Marcel ging in augustus terug op vakantie naar Cadaqués (Spanje) waar hij van dan af nog enkele keren zou terugkeren.
? 1959: Het eerste boek over Marcel Duchamp werd gepubliceerd: “Sur Marcel Duchamp” van Robert Lebel. De publicatie werd gecontroleerd door Duchamp en hij werkte samen met Arnold Fawcus aan de tekeningen ervan. Marcel en zijn vrouw Teeny verhuisden naar 28, West 10th Street in New York. Breton organiseerde de tentoonstelling “Exposition Internationale du Surréalisme” waaraan Duchamp meewerkte.
? 1960: Hij werd verkozen tot lid van de “Naitonal Institute of Arts and Letters” te New York. Marcel Duchamp was jurylid voor de tentoonstelling “Painting of the Year” in Atlanta. Hij gaf verder nog de lezing Should the Artist go to College? aan de “Hostra University”. Veel kunstenaars van de nieuwe generatie toonden interesse voor het werk van Marcel Duchamp.
? 1961: Marcel Duchamp werkte mee aan de tentoonstelling “Art in Motion”, die georganiseerd werd door het “Stedelijk Museum” van Amsterdam en het “Moderna Museet” te Stockholm. Op deze expositie werden replica’s van het werk van Duchamp tentoongesteld. Duchamp kreeg de titel van dokter in de humane wetenschappen, die uitgereikt werd door de “Wayne State University” in Detroit.
? 1963: Het “Pasadena Art Museum” organiseerde de eerste retrospectieve expositie van het werk van Duchamp: “By or of Marcel Duchamp or Rrose Sélavy”. Duchamp zelf bezocht deze tentoonstelling ook. Enkele van zijn werken werden met zijn toestemming nagemaakt door “Ulf Linde” in Stockholm.
? 1964: Dertien van zijn readymades werden (met Duchamps toelating) nagemaakt door Arturo Schwarz in Milaan. Ze werden zelfs gedateerd en gesigneerd door Marcel Duchamp. Diezelfde Schwarz organiseerde ook de “one-man” show Omaggia a Marcel Duchamp in zijn galerij in Milaan.
? 1965: In de “Cordier and Eckstrom Gallery” in New York werd een retrospectieve tentoonstelling over Duchamp gehouden. Marcel hielp mee aan de organisatie van de tentoonstelling Not Seen and/or Less Seen of/by Marcel Duchamp/Rrose Sélavy 1904-1964 in New York. Verder werkte hij ook mee aan de tentoonstelling die Jean Crotti (de man van Suzanne Duchamp) had opgezet in de “Columbus Gallery of Fine Arts.”
? 1966: De eerste grote retrospectieve expositie in Europa van het werk van Marcel Duchamp werd gehouden in de “Tate Gallery” in Londen. Ze kreeg de naam “The almost Complete Works of Marcel Duchamp” en bevatten 242 werken van Duchamp, waaronder een replica van Large Glass van de hand van Richard Hamilton. Duchamp woonde deze expositie bij. Het magazine “Art and Artists” wijdde haar juli-nummer aan het werk van Marcel Duchamp. Etant Donnés: 1e la chute d’eau, 2e le gaz d’éclairage... werd volledig afgewerkt. Het bleef echter nog wel geheim voor de buitenwereld.
? 1967: Duchamp deed mee aan het internationaal schaaktornooi in Monte Carlo. Marcel organiseerde mee de expositie “Les Duchamp: Jacques Villon, Raymond Duchamp-Villon, Marcel Duchamp, Suzanne Duchamp” in Rouen. Een deel van deze tentoonstelling werd later getoond in het “Musée National d’Art Moderne” in Parijs. A l’Infinitif (La Boîte Blanche) werd in New York uitgebracht. Dit werk bevatte 79 nota’s en voorstudies voor Large Glass. Hij maakte de handleiding voor het in elkaar zetten van Etant Donnés: 1e la chute d’eau, 2e le gaz d’éclairage..., dat na zijn dood in het “Philadelphia Museum of Art” geïnstalleerd zou worden.
? 1968: Duchamp speelde samen met John Cage en Teeny in een musical van diezelfde Cage. Hij speelde hierin een schaakspeler. Marcel woonde het “Second Buffalo Festival of the Arts”bij, waar het toneelstuk “Walkaround Time” een decor had dat gebaseerd was op Large Glass. In “The Museum of Modern Art” in New York woonde hij de opening van de tentoonstelling “Dada, Surréalisme and their Heritage” bij, waar twaalf van zijn werken getoond werden. Hij ging in mei op reis naar Zwitserland, Italië en Spanje en bleef een tijdje in Cadaqués, waar hij nog werkte aan Cheminée anaglyphe. In de herfst keerde hij terug naar Parijs. Op 2 oktober overleed hij plotseling in zijn slaap, na een diner met Teeny en andere gasten te Neuilly. Hij werd begraven op het kerkhof van Rouen. Zijn grafschrift, dat hij zelf geschreven heeft, luidde: “D’ailleurs c’est toujours les autres qui meurent.” (Maar het zijn altijd de anderen die sterven.)
(Gloria Moure 1988: 28)
B. Wie was hij?
Duchamp had een zeer eigen opvatting over kunst. Een kunstwerk was in de eerste plaats een intellectueel gebeuren. Een kunstwerk moest open blijven. Vandaar dat zijn werken gekenmerkt worden door humor, taalspelletjes, raadselachtigheid, onverklaarbaarheden, toeval en duistere, erotische connotaties. Woordspelingen en grappen waren voor hem een essentieel onderdeel van zijn kunst. Een kunstwerk mag voor Duchamp vooral niet eenduidig zijn. Het is een puzzel die de kijker nooit helemaal kan oplossen, want ja, de kijker is in de visie van Duchamp even belangrijk als de maker zelf. Hij moet het kunstwerk afronden.
Duchamp ging zijn eigen weg en liet zich niet leiden door regels, theorieën of de smaak van het publiek. Hij experimenteerde met materialen en technieken. Het grote publiek en ook de critici konden hem gestolen worden. Hij wou zich in alle vrijheid aan de kunst wijden, zonder druk van buitenaf. Hij was allesbehalve dol op galerieën en nog minder op wat daar aan verplichtingen bij komt kijken. Hij weigerde zijn ideeën eindeloos te reproduceren of te variëren om aan de vraag van galeriehouders of snobs te voldoen.
Zijn niets ontziende hang naar persoonlijke vrijheid en zijn haat tegen alles wat naar commercie ruikt, bezorgden hem bij een kleine kring avant-gardisten de status van cultfiguur.
Duchamp bleef liever eenzaam op een kamertje dan zich te verkopen en met alle winden mee te waaien. Hij bracht zijn dagen door met zijn passie schaken, wachtend tot hem een nieuw valabel artistiek idee inviel. Zijn privé-leven getuigde van totale onthechting. Hij had huis noch vervoermiddel en in zijn betere dagen beschikte hij over maximum twee kamertjes.
Duchamp choqueerde dikwijls, hoewel dit nooit zijn bedoeling was. Hij wilde enkel de kunst voor zichzelf vernietigen, om niet in conformisme en herhaling vast te roesten. Kunst was voor hem een spel, net zoals het leven dat was.
(Tomkins 1979: 16)
C. Zijn stijl en oeuvre
Niets wees er aanvankelijk op dat Marcel Duchamp het aanzien van de kunst van de twintigste eeuw grondig overhoop zou halen. Hij begon zijn schilderscarrière als één van de vele meelopers en aapte in het begin alle stijlen na, hoewel hij zich bij geen enkele richting volledig aansloot.
In 1902 maakt Marcel Duchamp werk dat getuigt van een zekere impressionistische invloed.
Impressionisten willen zo getrouw mogelijk het spel van het licht op de dingen, de indruk (=impressie) en de sfeer weergeven. Duchamp had toen vooral belangstelling voor Monet.
Duchamps “Landschap bij Blainville” vertoont dan ook vele gelijkenissen met Monets werk. Bij beide kunstenaars is bijvoorbeeld de vorm ondergeschikt aan de kleur.
Ca 1904 was Duchamp leerling aan de académie Julian te Parijs. Hij schilderde portretten en landschappen, maar deze keer onder invloed van Cézanne. Cézanne was aanvankelijk een impressionist, maar later distantieerde hij zich hiervan en hield hij zich zuiver aan de traditie: hij schilderde wat blijft, niet het toevallige, voorbijflitsende ogenblik. Hij was er vooral op uit om de vorm weer te geven. “De schaakspelers” van Duchamp is hier een treffend voorbeeld van.
Eind 1906 kende Duchamp dan weer invloed van de Fauvisten: zijn kleuren worden sterker. Dit blijft zo tot ± 1910. Duchamp schilderde vooral portretten. De Fauvisten bedienden zich vooral van de kleur als uitdrukkingsmiddel. Ze werkten met oerkleuren, zuiver en schitterend, zonder ze te mengen. “De kleuren zijn bestemd om de zinnen een schok te geven”, zei Matisse, één van de belangrijkste Fauvisten. De tekening had uitsluitend tot doel de kleuren naast elkaar te plaatsen, compositie speelde een bijkomstige rol. De fauvisten zijn ieder hun eigen weg gegaan. Slechts één ding hadden ze gemeen: hun reactie tegen het impressionisme.
(Debersaques [ea] 1985: 93)
Eind 1910-1911 begint Duchamp te werken met gebroken vlakken en gedempte kleuren van het kubisme. Hij was namelijk lid van een groep kubisten, de Puteaux-groep, genoemd naar de Parijse voorstad waar de leden regelmatig vergaderden. Het kubisme betekende een ware revolutie voor de Europese kunst. Veel drastischer dan enige voorafgaande kunstbeweging zette het kubisme alle traditionele, esthetische opvattingen overboord en eiste een gehele nieuwe manier van kijken. De kubistische schilder verwierp de conventionele schoonheid, de imitatie van de natuur en de illusie van de ruimtewerking van het perspectief. Welbewust brak hij de vormen der dingen in stukken om in alle vrijheid zijn eigen visie van de innerlijke realiteit te kunnen schilderen of om een beroemde uitspraak van, Picasso aan te halen: “Niet wat je ziet, maar wat je weet dat er is.” Werken van Duchamp die duidelijk kubistische invloeden vertonen, zijn “Magdeleine en Yvonne in stukken”, “Portret” of “Dulcinée” en “Trieste jongeman in een trein”. Dit laatste werk was samen met “De koffiemolen” de voorloper van een later werk dat veel te revolutionair bleek voor Duchamps medekubisten.
Ongeveer tegelijkertijd met het kubisme (1909) kwam de beweging van de futuristen opzetten. Hun doel was het juk van versleten tradities af te werpen. “Steek de musea in brand! Verwoest de bibliotheken!” schreeuwden de futuristische sprekers. De opwindende schreeuw om modernisme weerklonk overal ter wereld. De futuristische schilders probeerden op hun doek “de dynamische sensatie” van het leven zelf weer te geven, en daarmee bedoelden zij het moderne “leven van staal en trots, van koorts en snelheid”. Het futurisme dat soms de eerste anti-kunst beweging wordt genoemd, kwam ook in opstand tegen de tirannie van de regeltjes van de goede smaak en van de harmonie. Vanaf 1910 raakten de kubisten en futuristen verwikkeld in een rivaliteit. De kubisten beweerden terecht dat de futuristen sommige van hun beeldende ideeën en technische methodes hadden overgenomen. De futuristen verweten de kubisten dat ze aan het verleden zaten vastgeketend en dat ze een academiekunst schiepen.
In deze vijandige sfeer creëerde Duchamp zijn beroemde werk: “Nu descendant un escalier no.1” (1911) en een jaar later “Nu descendant un escalier no.2”. Het naakt wordt hier getoond als een soort gemechaniseerde abstractie in neergaande beweging. Daarbij is de titel op het doek zelf geschilderd zodat zowel visueel als in de geest de woorden als een onderdeel van een compositie konden functioneren. Duchamp zelf over het werk: “De oorsprong is het naakt zelf. Een naakt maken verschillend van het klassiek naakt, liggend of staand, en het in beweging brengen. De beweging van de vorm binnen een gegeven tijd doet ons noodzakelijkerwijze binnengaan in de geometrie en de wiskunde, het is hetzelfde als men een machine bouwt.” Hier betreedt Duchamp de wereld van mechanische beeldvormen.
Het schilderij was echter zo revolutionair dat het zijn medekubisten oversteeg. Een aantal prominente kubisten namen namelijk aanstoot aan het feit dat zijn werk naar het futurisme rook. Bovendien scheen het onderwerp de draak te steken met de kubistische theorieën. Naakt was immers geen geschikt onderwerp voor een kubist, die zijn onderwerpen beperkt tot alledaagse en eenvoudige voorwerpen. Toch moet er gezegd worden dat zijn werk helemaal niet op het futurisme gebaseerd was. Hij had namelijk nog nooit een futuristisch werk gezien of een manifest gelezen.
Duchamp werd echter wel subtiel uit de Puteaux-groep gezet. Dit betekende een keerpunt in zijn leven: hij zou zich nooit meer engageren in zulke groepen. Toen het schilderij een paar jaar later op de “Armory Show” in New York getoond werd, gedroegen, de Amerikaanse critici zich al even vijandig. Zij kraakten het stuk af als: een verzameling zadeltassen, leer, blik en een kapotte viool. Een krant in Chicago raadde zijn lezers aan cocaïne te snuiven, als ze het werk wilden begrijpen. Maar hier bleef het niet bij. Ook de futuristen vonden het werk slecht want ook zij keurden het naakt af. Uiteindelijk kreeg Duchamp nog extra weerstand van zijn broers die hem aanraadden het werk weg te nemen of de titel te overschilderen. Hij koos voor het eerste…(Tomkins 1979: 10-15)
In 1912 ontstaat ook een reeks werken waarin de mens op een mechanische manier wordt voorgesteld. Hiervoor worden de kubistische kleuren aangewend en gecombineerd met figuren in beweging. Duchamp zelf zei beïnvloed geweest te zijn door de fotografie van Marey, die eind 19e eeuw reeksen foto’s maakte waarin hij de beweging van mens en dier analyseerde in verschillende sequensen. Zo schilderde Duchamp zijn “Koning en koningin omgeven door snelle naakten”, “Overgang van maagd naar bruid” en “Bruid”. Toch zijn deze schilderijen niet werkelijk kubistisch. Duchamp heeft hier namelijk een persoonlijke nieuwe vorm van schilderen gecreëerd. Verder kunnen we nog opmerken dat de titels van de werken duidelijk een gang doorheen verschillende stadia van erotiek suggereren: naakt, snelle naakten, maagd en bruid. Dit laatste schilderij was trouwens het hoogtepunt en einde van Duchamps carrière als schilder. Enkel met “Tu m” heeft hij zich nog eens achter zijn schildersezel gewaagd. Aan de titel kan men echter duidelijk merken dat hij het schilderen beu was: “Tu m’ = Tu m’ennuis”, wat “Je verveelt me” betekent.
In “Chocolademolen” (1913-1914) breekt Duchamp met het kubisme en tevens met de schilderkunst. Dit werk is opgevat als koele, haast technische tekening, die gelijkenissen toont met de reclame. (Hughes 1981: 312)
Vanaf 1915 is Marcel Duchamp begonnen met readymades. Hij haalde “klaargemaakte” voorwerpen uit hun context van het “nuttige” en plaatste ze, spottend, in de context van de kunst, waardoor het gebruiksvoorwerp zijn oorspronkelijke functie verliest en dus nutteloos wordt. De nieuwe functie die hij aan deze voorwerpen geeft is die van het denkobject, iets dat door zijn ongewone aanwezigheid vragen doet rijzen. Met deze voorwerpen stelt hij de vraag naar het wezen van de kunst: is het louter een ambachtelijke aangelegenheid? Of zou het een middel kunnen zijn tot de verruiming van het denken, van de visie over dingen en de wereld?
De bedoeling van Duchamp was blijkbaar om te suggereren dat elk ding dat de mens of zijn machines maken kunst was, en dat de kunstenaar alleen maar iemand was die de dingen signeerde. Hij introduceerde hier dus het concept, het denken over kunst als kunst.
Voorbeelden van readymades zijn “Fietswiel” (1913), “Flessenrek” (1914). In 1934 gaf André Breton (de leider van de surrealisten) voor eens en altijd de volgende definitie voor de readymade: “Fabrieksproducten die door middel van de kunstenaar tot de waardigheid van kunstvoorwerpen worden verheven.” (Debersaques [ea] 1985: 85)
Sommige ready-mades bevatten kiemen van vernieuwing op plastisch vlak: bijvoorbeeld “Travellers Folding Item” (opvouwbaar artikel voor reizigers), een hoes van een schrijfmachine, 1916. In een interview van 1953 zei Duchamp:
“Ik dacht dat het een goed idee zou zijn soepelheid te introduceren in de readymades. Anders gezegd, in plaats van hardheid (porselein, ijzer) waarom niet iets flexibels gebruiken, als nieuwe vorm, een veranderende vorm, daarom is die schrijfmachine-hoes ontstaan”. (Tomkins 1979: 38)
Bijna 50 jaar later zullen beeldhouwers verder gaan op dat idee door gebruik te maken van soepele materialen. Bijvoorbeeld Claes Oldenburg, in de Amerikaanse popart, wanneer hij ‘soft’ objects maakt: reuze lavabo’s, hamburgers, schrijfmachines, enz. in plastiek of stof met kapok gevuld.
Terwijl Duchamp met zijn readymades rustig bezig was de westerse kunst te ondermijnen, ging Europa zijn ondergang tegemoet: “den Grooten Oorlog” begon. Vele kunstenaars werden soldaat, Marcel werd echter afgekeurd wegens een te zwak hart. In Parijs kreeg hij het dan ook wel hard te verduren door beledigingen van vaderlandslievende burgers. Deze ervaringen maakten hem voor lange tijd verbitterd. Later sprak hij dan ook zelden over deze periode. Toen in 1915 de Amerikaanse schilder Pach hem vroeg om met hem naar Amerika te trekken, aarzelde hij niet. Daar aangekomen bleek dat hij een vedette was: de Amerikanen waren zijn
“Naakt, een trap afdalend” nog niet vergeten. Zijn eerste Amerikaanse readymade was: “In advance of a broken arm” (sneeuwschop, 1915).
Naast zuivere readymades zijn er “geholpen” readymades, waarbij Duchamp bestaande objecten samenvoegde tot een nieuw geheel. Bijvoorbeeld “A bruit secret” (1916): een kluwen garen geperst tussen twee metalen plaatjes met een gedeeltelijke opschrift. Duchamp verklaarde: “Op de koperen platen heb ik drie korte zinnen geschreven, waarin bepaalde letters ontbr*ken, zoals in een neonopschrift, wanneer een letter niet brandt en het woord onleesbaar wordt.” (Hughes 1981: p 316)
De meest extreme readymade van Duchamp was ongetwijfeld “Fontein” uit 1917. De “Society of Independant Artists” in New York (waarvan Duchamp medeoprichter was) organiseerde een tentoonstelling waaraan iedereen kon deelnemen zonder beperkingen of selecties, mits betaling van 6 $. Duchamp, die zich de vraag stelde naar de artistieke vrijheid, stuurde zijn werk op: een urinoir, 90° gekanteld, getekend “R.Mutt”. Het werk wordt echter geweigerd. Duchamp reageerde als volgt:
“Of de heer Mutt de fontein nu met zijn eigen handen heeft gemaakt of niet, is van geen belang. Hij koos dit uit. Hij nam een doodgewoon gebruiksvoorwerp, stelde het zo op dat zijn nuttige functie schuilging achter een nieuwe titel en een nieuw gezichtspunt […] hij schiep een nieuwe gedachte voor dat voorwerp.”
De morele bezwaren van de commissie achtte hij weinig waard:
“Het is een stuk sanitair dat je elke dag in de etalages kan zien liggen. Bovendien, de enige kunstwerken die Amerika ons heeft gegeven, zijn haar sanitair en haar bruggen. Mijn “Fontein” vertrok van de idee een oefening te maken op de smaakkwestie. Weinig mensen vinden een urinoir prachtig. Het gevaar schuilt in het artistiek genot. Maar men kan de mensen om het even wat doen slikken; dat is hetgeen gebeurd is.”
Het pseudoniem “R.Mutt” (van Mott Works: sanitair firma waar hij het object kocht) versterkt nog de idee van Duchamp dat de maker van het werk niet belangrijk is. (Tomkins 1979: 39)
“De bruid door haar vrijgezellen ontbloot, zelfs” of “Het grote glas” (1915 - 1923) kan het belangrijkste werk uit Duchamps oeuvre genoemd worden. Het is gemaakt uit olieverf, lak, loden draad en stof op twee glasplaten, elk weer tussen twee glasplaten gemonteerd met aluminium, hout en een stalen frame.
Hij heeft dit werk eenmaal moeten herstellen, omdat het glas helemaal versplinterd was na een tentoonstelling in New York. Hij was verrassend genoeg helemaal niet uit de haak door deze schade. Voor hem was immers de idee achter een kunstwerk een stuk belangrijker dan de visuele verwerkelijking zelf.
De literaire en visuele ideeën zijn in dit werk even belangrijk. Bij dit kunstwerk hoort dan ook nog een verzameling van 93 documenten die in absurde en poëtische taal de functie van elk deeltje van dit kunstwerk probeert te beschrijven. Deze “handleiding” werd gepubliceerd onder de titel “Boîte verte”. Om “Het grote glas” te begrijpen mag je het niet alleen in zijn geheel beschouwen, maar ook zijn afzonderlijke delen. De indruk van het geheel is indrukwekkend, maar ook de verschillende delen afzonderlijk zijn het bekijken meer dan waard. .
“De bruid door haar vrijgezellen ontbloot, zelfs” wordt ook wel een liefdesmachine genoemd, maar in feite is het meer een lijdensmachine. Het bovenste en onderste deel zijn van elkaar gescheiden door een horizon die het “bruidsgewaad” genoemd wordt. De bruid hangt ergens aan, misschien aan een touw, in een kooi of aan een kruis. De vrijgezellen blijven beneden en kunnen alleen maar heftig, wanhopig masturberen.
De vrijgezellen zijn niet meer dan uniformen, een soort marionetten. Volgens Duchamps aantekeningen proberen ze hun begeerte te laten blijken aan de bruid door het chocolade maalapparaat zodanig in werking te stellen dat het een denkbeeldig melkachtig spul uitbraakt dat er uitziet als sperma. Dit spuit naar boven door de ringen, maar het kan niet door de ringen in de glashelft van de bruid omdat een voorbehoedende staaf de panelen scheidt. De bruid is dus veroordeeld tot eindeloos geplaag, terwijl de vrijgezellen het lot van de eeuwige masturbatie torsen.
In zekere zin is “Het grote glas” een blik in de hel, een bij uitstek modernistische hel van herhaling en eenzaamheid. Maar als men bedenkt hoe verpletterend de taboes waren die in de jeugd van Duchamp rustten op zelfbevrediging, dan kan men dit werk ook bezien als een onafhankelijkheidsverklaring.
In de wereld van de kunst heeft men lange tijd dit onvoltooide meesterwerk genegeerd. Gelukkig groeit geleidelijk het besef dat het een van de belangrijkste (althans volgens de door ons geraadpleegde bronnen) kunstwerken van deze eeuw is. Kunstcritici hebben tussen de glasplaten allerlei verschillende interpretaties weten te ontdekken, maar ondanks de verwoede pogingen blijft het even raadselachtig als de glimlach van de Mona Lisa. In de gehele kunstgeschiedenis heeft dit werk geen gelijke en hebben kunstcritici dus ook geen maatstaven waarnaar ze zich kunnen richten. Dit maakt het werk dan ook alleen maar mysterieuzer en dus ook fascinerender. (Tomkins 1979: 82-93)
“De waterval en Het lichtgas”. Dit is Duchamps laatste werk. Het ontstond in New York, in een tijdsbestek van 20 jaar (1946-1966). Aan dit werk stelde Duchamp twee eisen: de verborgen erotiek van “Het grote glas” diende in expliciete seksualiteit veranderd te worden, en de toeschouwer moest op een agressievere wijze uitgedaagd worden om zijn passieve rol op te geven en zich daadwerkelijk bewust te worden van de aanslag op zijn gevoelens.
Als men in een houten deur door de twee kijkgaten ziet, dan ontdekt men een naakte vrouw op haar rug van wie de identiteit verhuld wordt door haar lang blond haar dat haar gezicht bedekt. Ze is blijkbaar op een overwoekerde open plek van het bos achtergelaten, ze lijkt wel dood, maar ze speelt het klaar om met haar enige zichtbare hand een brandende gaslamp omhoog te houden. Haar benen zijn gespreid. Ze vertoont duidelijke vrouwelijke lichaamskenmerken maar komt aseksueel over. Ze lijkt misbruikt te zijn, zonder dat er blauwe plekken voorkomen. Op de achtergrond probeert een waterrijk landschap een afgelegen en verlaten stukje aarde op te roepen dat qua sfeer doet denken aan het landschap op de achtergrond van de Mona Lisa. Duchamp had op dat moment Leonardo da Vinci’s beroemde schilderij pas kort in ere hersteld door de Mona Lisa te “scheren”. Hij had haar voordien immers, in zijn werk “Rasée”, een snor gegeven. Zo een schaamteloze weergave van de werkelijkheid was tot dan toe nog niet in Duchamps werk voorgekomen. (Moure 1988: 17)
Duchamp heeft zich nooit echt bij een stroming aangesloten. Toch wordt hij geassocieerd met het Dadaïsme en het surrealisme.
D. Het Dadaïsme
Het dadaïsme is ontstaan in 1915 met op de achtergrond de gruwel van de loopgraven die in Verdun haar triest hoogtepunt bereikte. Tussen 1915 en 1922 verscheen deze beweging achtereenvolgens te Zürich, New York, Parijs en later te Berlijn. Tijdens WO I kwamen kunstenaars, schrijvers, schilders, beeldhouwers ongeveer tezelfdertijd in verscheidene landen tot dezelfde overtuiging: alle mooie idealen maken vooruitgang, maar brengen vernieling voort. De kunstenaars hebben als opdracht de leugen, het masker af te rukken en dus zullen ze zich eerst richten tegen hun eigen vak, de kunst.
Opvallend aan het dadaïsme is dat het geen stijl is, maar een geesteshouding. De bedoeling van dada was door de verrassing, ja zelfs door het schandaal dat zij verwekte, gewelddadig een breuk met het verleden tot stand te brengen. De esthetische traditie moest opgeruimd worden om de weg te banen voor de ongeremde creatieve vrijheid van de kunstenaar. Het was dus een heftige aanval op de gestelde waarde.
De dadaïsten beschouwden de kunstenaar als het product en als traditionele steunpilaar van de burgerlijke maatschappij. Zij minachtten alles wat gewoonlijk als kunst werd beschouwd. Ze wilden het hele universum op de troon van de kunst plaatsen, of kortom, zij beschouwden alles wat ontstaat of door de mens gemaakt wordt, als kunst.
Dada gaf op een concrete wijze vorm aan één van de karakteristieke problemen van de hedendaagse kunst: de werkelijke relatie tussen kunst en leven. De dadaïsten weigerden om zich enkel esthetisch tegenover het leven op te stellen. Het leven is heel wat interessanter. Ze keerden hun rug naar Kunst met de grote K, omdat ze kunst terug wilden brengen naar zijn juiste maat: kunst is niet verheven, maar hoort geïntroduceerd te worden in het dagelijkse leven en het dagelijkse leven in de kunst. Dada ging terug naar de basis van de kunst en daardoor werd de weg vrijgemaakt voor frisse en vitale experimenten. Vernietigen is namelijk ook scheppen. In deze context moet je de readymades, zoals “Rasée” (Mona Lisa met snor) van Duchamp bekijken en proberen te begrijpen.
De beweging uitte zich in twee opzichten, enerzijds die van een nihilistische en felle aanval op de kunst en anderzijds die van speelsheid, maskers en zotternij. Tot de belangrijkste dadaïsten behoren Duchamp, Arp, Ernst, Schwitters en Picabia. Toch heeft Duchamp zich tamelijk afzijdig van deze beweging gehouden. Hij zou wel de enige zijn die de logische consequenties van het dadaïsme tot het uiterste zou doorvoeren.
Hoewel de beweging na zes jaar doodbloedde, werkten haar ideeën en vernieuwingen toch door (o.a. in het surrealisme en de popart) en waarschijnlijk zal dada in toekomst zeker ook nog haar invloed hebben. (Debersaques [ea] 1985: 85)
E. Het Surrealisme
Surrealisme is een kunststroming in de 20ste eeuw, officieel begonnen met het ‘surrealistisch manifest’ van André Breton (1924), die Freud, de grondlegger van de droomanalyse had bestudeerd. Breton ging na wat de consequenties van Freuds denkbeelden waren voor de kunst. De aanhangers zagen in de droom, de hallucinatie, het onderbewuste, bronnen voor een nieuwe creatieve verbeeldingskracht. Zij trachtten het grillige en fantastische weer een plaats in de kunst te geven. Enkele van hun grondthema’s zijn de onderdrukte begeerten en de primaire driften.
De verhouding van Duchamp tot het surrealisme is nog onduidelijker dan zijn verhouding tot Dada. Geen van zijn schilderijen kan men ook maar vagelijk surrealistisch beschouwen. In zijn scheppingen was nooit iets dat men als onderbewust of “automatisch” kon aanduiden. Toch werd zijn beeldenstorm tegen de kunst en het leven door alle surrealisten geweldig bewonderd. De surrealisten zeiden vaak dat het leven geleefd moest worden, niet geschilderd. Duchamp was bij het volgen van dit principe verder gegaan dan iemand anders. In die periode (1930-1940) hield hij zich namelijk meer bezig met schaken dan met kunst en scheen zo wat waarschijnlijk een briljante kunstcarrière had kunnen worden, abrupt af te breken.
Salvador Dali is de markantste vertegenwoordiger van het surrealisme, hoewel hij later brak later met deze kunststroming. Ook de Belgische kunstenaars Delvaux en Magritte waren of zijn nog steeds internationaal bekende surrealisten. (Tomkins 1979: 106)
F. Kunst of anti-kunst
Duchamp was een echte beeldenstormer. Niets was voor hem heilig en zeker niet het “verslavende genotsmiddel” kunst. Er was echter een positieve kracht aanwezig achter zijn anti-kunst houding. Hij had heel zijn leven een warme liefde voor de kunst. Hij zag dat de kunst was verstard, omdat men haar als het ware op een voetstuk of in een heilig huisje had geplaatst. Door beide neer te halen, heeft hij de kunstenaar een grote dienst bewezen, omdat hij nieuwe wegen kon inslaan. Toch konden sommige romantische kunstenaars er niet aan weerstaan om ook deze nieuwe wegen in starre formuletjes te gieten. Sommige kubisten en futuristen zijn hier een goed voorbeeld van. Duchamp echter is met zijn humor en zijn scepsis het levend bewijs van het tegendeel geweest. En dat maakt hem zo waardevol.
Met dezelfde zorgvuldigheid sprong hij met zijn eigen oeuvre om, dat hij als samenhangend geheel koesterde. Vanaf de jaren dertig ontwierp hij daartoe eigenhandig en precieus zijn bekende “Boîte en valise”, zo’ n driehonderd in totaal. Dat waren wonderlijk in elkaar gestoken koffertjes, draagbaar museumpjes eigenlijk die je steeds verder kon openklappen. Ze bevatten telkens een zestigtal reproducties van zijn werk meestal gecentreerd rond “The large Glass” en kleine objecten, zoals een miniatuuruitvoering van de “Fountain”. (Britt 1994: 315)
G. Zijn invloed
Duchamps invloed op de gehele moderne schilderkunst is ontzettend groot.
Zijn houding als kunstenaar heeft grote invloed uitgeoefend op kunstenaars als Cage, Hamilton, Johns, Morris, Rauschenbergen, enz en op verschillende stromingen en verschijnselen als conceptual art, environments, happenings, kinetische kunst, nouveau réalisme, op art en popart. Het belangrijkste aan Duchamp is dat hij kunstenaars heeft laten inzien dat ze de altijddurende mogelijkheid bezitten om in alle vrijheid hun idealen te verwezenlijken. Als hij weigert de eisen van de geldmachten in te willigen, dan kan de kunstenaar die vrijheid bewaren en een echte, waardevolle bijdrage leveren tot de kunst.
Toch wil Duchamp geen navolgers. Hij bagatelliseert zijn eigen prestaties, omdat, volgens hem, niets ooit definitief is in de kunst”.
Later wanneer Duchamp inderdaad erkend wordt als één van de grootste vernieuwers uit de 20ste eeuw, verklaart hij het volgende :
“Al dat gedoe over de grote invloed die ik heb gehad, is erg overdreven, maar het klein beetje dat waarde heeft is waarschijnlijk te danken aan mijn Cartesiaanse geest. Ik weigerde ook maar iets op gezag aan te nemen. En daar ik aan alles twijfelde, moest ik in mijn werk iets uitvinden dat nog niet eerder had bestaan.”
“Kunst is een verslavend genotsmiddel. Dat is de enige betekenis die zij heeft voor de kunstenaar, de verzamelaar en voor ieder die er iets mee te maken heeft. De mensen spreken er met een grote, religieuze eerbied over, maar ik zie de noodzaak van die eerbied niet in. Als verdovend middel is het misschien voor veel mensen erg nuttig, erg kalmerend, maar als Godsdienst haalt het zelfs niet bij God." (Naumann 1999: 305)
H. Persoonlijke mening
Philippe Selhorst:
In de vele bronnen die we geraadpleegd hebben, komt Duchamp naar voren als een belangrijke, zoniet de belangrijkste kunstenaar van deze eeuw. Hij wordt de onmisbare schakel genoemd in de verdere evolutie van de moderne kunst. Toch had ik nog nooit van hem gehoord (op één les esthetica na). En dat terwijl namen van sommige mindere goden, als een Mondriaan, een Magritte, of een Warhol mij wel bekend in de oren klinken. Ik wist dus niet echt waaraan we begonnen, maar hoopte op het beste.
Na zijn leven, oeuvre en stijl bestudeerd te hebben, kan ik me alleen maar afvragen: waarom is Mondriaan meer bekend (ik heb dat gevoel toch) dan Duchamp? Hij was toch minstens een even groot kunstenaar. Ik bewonder hem enorm omdat hij gedurfd heeft om tegen de massa in te gaan, om te doen wat hij wou en om geen meeloper te zijn. Zijn humor, zijn zin voor hekelen en het bij de neus nemen van potentiële kopers, vind ik het beste aan Duchamp. Esthetisch vind ik hem wat minder, hoewel “Nu descendant un escalier no.1” en “Rasée” mij op dat vlak wel kunnen bekoren. Zijn “Boîte en valise” vond ik ook zeer leuk. Ik vind het namelijk een briljant idee van hem om een groot deel van zijn oeuvre in een openvouwbare doos te bundelen. Mocht ik eraan kunnen geraken en het geld hebben, dan zou ik me er beslist één aanschaffen. (dit meen ik echt) Zijn readymades leken mij minder geslaagd. Ik sta sowieso al wat onwennig t.o.v. readymades, vandaar dat ik het moeilijk had om “Fietswiel” en vooral “Flessenrek” als kunst te accepteren, laat staan mooi te vinden. Later begreep ik echter dat achter die werken een zekere filosofie zit, die ik bovendien zeer interessant vind. Plots wist ik dan ook meer waardering op te brengen voor deze werken.
Voor “Fountain” geldt zowat hetzelfde. Op zich is het werk niet mooi maar als je het verhaal kent van de expositie waaraan iedereen zogezegd mocht meedoen, weet je dat het niet bedoeld is om mooi te zijn. Duchamp wilde er iets mee zeggen en dat is belangrijk. Ik begrijp echter nog steeds niet hoe hij er in geslaagd is om een gesigneerd urinoir in 1917 als kunst te laten accepteren. Maar juist dit vind ik zo leuk aan het werk. Met zijn urinoir ging hij eens lekker tegen de goede smaak van de massa en de galerijhouders in. Zijn andere readymades hebben dit extreme karakter niet. Daarom vind ik Fountain, in tegenstelling tot de nadere readymades, toch enorm goed.
Om te besluiten kan ik dus zeggen dat ik Marcel Duchamp een zeer veelzijdig, eigenzinnig en origineel iemand vond, die zeker de moeite waard geweest is om dieper op in te gaan.
Toon Van Ingelghem
Voor ik aan dit werk begon, kende ik maar één werk van Marcel Duchamp: Fontein. Een werk dat ik uit de les esthetica kende als een urinoir op een sokkel. Mijn eerste indrukken van Marcel Duchamp waren dan ook niet al te positief. Ik dacht dat hij een kunstenaar was die door zijn naambekendheid en populariteit alles als kunst verkocht kreeg en daar goed zijn boterham mee verdiende. Maar niets bleek minder waar.
Marcel Duchamp zou voor vele kunstenaars juist een voorbeeld moeten zijn. Na zijn avontuur met de puteaux-groep althans. Want ervoor presteerde hij naar mijn bescheiden mening maar middelmatig. “Landschap bij Blainville” bijvoorbeeld, roept bij mij geen gevoelens op. Het is eigenlijk gewoon een onschuldig landschapje, dat mij niet kan bekoren. Hetzelfde geldt voor Duchamps schilderijen die een kubistische invloed vertonen. Voor mij zijn het zomaar schilderijen, die verder niets betekenen. “Nu descendant un escalier”, daarentegen zou ik zonder twijfelen in mijn living hangen. Esthetisch gezien vind ik het al zeer mooi, maar het is vooral de geschiedenis achter het werk dat ik zeer boeiend vind: de negatieve reactie van de kubisten en de futuristen, de slechte kritiek die Duchamp van de recensenten te horen kreeg en de onafhankelijke houding van Duchamp die liever het werk wegnam dan de naam te overschilderen. Als ik deze feiten niet zou kennen, dan zou ik het werk veel minder goed vinden. Zijn readymades kan ik echter moeilijker begrijpen. Ze zijn wel grappig maar daar blijft het dan ook bij. Bovendien vind ik ze esthetisch ook niet al te best. Voor “Fountain” en “Large Glass” kan ik daarentegen wel bewondering voor opbrengen. Niet dat ik ze mooi vind (ik vind het trouwens aartslelijk), maar de idee erachter vind ik wel leuk. En juist van die ideeën kunnen heel wat andere moderne kunstenaars veel leren. Het is dan ook spijtig dat Duchamp in het begin zo weinig gewaard werd. Gelukkig is dit rechtgesteld.
III. Besluit
In zijn vroegste periode werd Marcel Duchamp beïnvloed door allerlei stijlen. Maar baanbrekende of revolutionaire kunst heeft hij toen niet gemaakt. Na zijn werk “Naakt trap afdalend”, waardoor hij afstand neemt van elke groepering, verandert dat.
Hij begon kunst te maken die een dosis humor bezat; een hekeling is op de maatschappij en de traditionele waarden van de kunst. Hij dreef de spot met de kunstcritici en de kunstkopers. Voor Duchamp was de visuele verwerkelijking van zijn ideeën nooit zo belangrijk als de ideeën zelf. Kunst maken was een handeling, die zich voornamelijk in de geest afspeelde. Hierdoor heeft hij een nieuwe weg geopend. En dat is nu juist datgene wat Marcel Duchamp interessant maakt.
Zoals bij elke stijlperiode in de kunst, komt er een reactie, die op haar beurt een nieuwe stijl ontwikkelt. Zo is Marcel Duchamp een onmisbare schakel geweest in de evolutie van de kunst in de 20° eeuw. Een reactie is altijd een voedingsbodem voor de volgende generatie.
Zo is hij een belangrijk figuur geweest en een groot voorbeeld voor verschillende kunststrekkingen (minimal art, conceptual art, popart,...). Zelfs nog tot op vandaag kent hij veel navolging.
IV. Bibliografie
BRITT, D.: Moderne kunst, van impressionisme tot postmodernisme. Alphen aan de Rijn: Atrium 1994, 416p.-
DEBERSAQUES, S., BROECK, L. VAN DEN, HAESEBROUCK, M. VAN, WOUTERS, J.: Een kijk op kunst. Antwerpen: Standaard educatieve Uitgeverij 1985, 128p.-
HUGHES, R.: De schok van het nieuwe. Utrecht: L. J. Veen B.V 1981, 424p.-
TOMKINS, C.: De wereld van Marcel Duchamp. Time-Life International 1979 (druk 4), 190p.-
MOURE, GLORIA: Marcel Duchamp. Londen: Thames and Hudson Ltd 1988, 128p.-
NAUMANN, F: Marcel Duchamp of de kunst om (niet) in herhaling te vallen. Mercatorfonds 1999, 313p -
REACTIES
1 seconde geleden