Johann Strauss
Junior
Inhoud
Inleiding
Stamboom
Johann Strauss Senior
Het leven van Johann Strauss Junior
Strijd
Johanns vrouwen
De eeuw van Johann Strauss Junior
De wals
Het Wiener Philharmoniker en Strauss
1873: Het eerste treffen
1899: Vaarwel aan de Koning van de Wals
1921: Het Johann Strauss monument
1929: Het begin van de Johann Strauss-traditie
1939: Het eerste Nieuwjaarsconcert
1955: 25 jaar met Willy Boskovsky
1980: de jaarlijkse wisseling
Inleiding
Aangezien ik met ckv2 nog nooit iets met muziek had gedaan, leek het mij leuk om juist een muzikale familie te kiezen zoals de familie Strauss. Ik heb ook met ckv3 al meerdere keren schilders uitgekozen en nu voor het laatste blok wilde ik dus iets anders doen. Ook kende ik de Radetzky-Marsch natuurlijk al, van de vele nieuwjaarsconcerten op televisie en van de klassieke radiozender die mijn vader vaak genoeg aan heeft staan. De Radetzky-Marsch vond ik altijd het mooiste van het hele nieuwjaarsconcert en dit is ook een beetje de reden dat ik de Strauss-familie heb uitgekozen.
Stamboom
Deze familie bestaat uit vader Johann Baptist Strauss Sr. en de drie zonen Johann Strauss Jr., Jozeph Strauss en Eduard Strauss. Het handigst is misschien, om eerst uit te maken wie precies tot deze familie behoorden en wie niet, aangezien er nog een aantal andere componisten zijn met dezelfde achternaam. Het is vaak verwarrend om alleen de naam Strauss te noemen, omdat men dan niet weet welke Strauss bedoeld wordt en niet weet welk werk bij welke Strauss hoort. Wanneer men over Johann Strauss spreekt zonder enige toevoeging bedoeld men Johann Strauss Junior. Hij is de grootste van de Weense componisten, zijn jongere broers Jozeph en Eduard konden nooit zijn niveau bereiken. Daarom gaat mijn scriptie over deze Johann Strauss. Eduard Strauss heeft een zoon die ook weer Johann heet. Hij wordt met de toevoeging III omschreven, om hem van zijn opa en oom te kunnen onderscheiden. De bekende componisten Richard Strauss en Oscar Strauss behoren niet tot deze familie.
Johann Strauss Senior
Het verhaal van Johann Strauss Jr. begint bij zijn vader. Johann Strauss Sr. werd in 1804 geboren en kreeg als een kleine jongen al zijn eerste viool. Muzikanten genoten in die tijd echter weinig aanzien en daarom moest hij boekbinder worden. Johann Sr. liep weg bij zijn leermeester en vond onderdak bij een kennis van de familie. Daar werd hem het vioolspelen bijgebracht en hij was nadien niet meer te stoppen. Hij componeerde onder meer de beroemde Radetzky-Marsch en werd stil aan beroemd.
Er zwermden vele vrouwen om hem heen, maar hij moest trouwen toen Anna Streim, de dochter van een cafébaas, zwanger van hem was. Op 25 oktober 1825 werd Johann Jr. geboren en na hem volgden nog vijf kinderen. Er werd een grote druk op het gezin gelegd door de stijgende populariteit van Johann Sr. De kinderen zagen hun vader nauwelijks en dat had niet alleen te maken met musiceren. In 1835 kreeg hij nog een zoon bij Emilie Trampusch, een jonge modeontwerpster. De sterke Anna was de spil en het rustpunt in het 'officiële' gezin, dat echter langzamerhand uiteen viel: in 1843 maakte een scheiding een eind aan het huwelijk.
Johann Sr. begon zijn muzikale carrière bij het orkest van Ignaz Michaël Palmer. Toen hij 15 was mocht hij meespelen in het orkest van, de in Wenen in die tijd zeer populaire, Josef Lanner. Deze had zoveel succes, dat hij omwille van zijn vele optredens zich verplicht zag zijn orkest in tweeën te splitsen. Johann kreeg de opdracht het tweede orkest te dirigeren.
De sterke karakters van beide mannen botsten al snel en Johann vertrok, om een eigen dansorkest op te richten. Vanaf 1833 trad hij hiermee ook in het buitenland op. In 1835 werd hij "Hofballmusikdirektor".
Zijn beroemdste werk is ongetwijfeld de "Radetzky-Marsch", die hij schreef ter ere van de oude generaal Josef Radetzky, die in Italië grote militaire successen boekte. Daar deze generaal een republikein was, ontstond er zulke deining, dat Johann Strauss zelfs een tijdlang Wenen ontvlucht is. Wat ook een zeer belangrijk werk is, is de Opus 6, ‘Wiener Lantern Walzer’, omdat hij daarin voor het eerst de walsvorm zoals Carl Maria von Weber hem in zijn ‘Aufforderung zum Tanz’ reeds in 1819 geschetst had.
Het leven van Johann Strauss Junior
Johann Strauss Junior was geboren op 25 oktober in het jaar 1825, de eerste van vijf kinderen. Veel grote componisten ondervonden tegenstand van hun ouders, als ze voor een muzikale carrière kozen, maar geen zo veel als Johann Jr. Zijn vader vond dat één musicus in de familie wel genoeg was en deed alles om er voor te zorgen dat zijn zoon niet in zijn voetstappen zou treden. Ironisch genoeg behaalden alle drie, Johann, Eduard en Jozeph succes als musicus en componist. Moeder Anna, die Johanns talenten herkende, liet hem stiekem lessen nemen bij de eerste violist van zijn vader en kocht voor Johann zijn eerste viool. Johann studeerde stiekem muziek en op 6 jarige leeftijd deed hij zijn eerste poging om een wals te schrijven. Tijdens de lessen oefende Johann voor de spiegel de elegante houding, die zo kenmerkend voor hem zou worden.
Vanaf het jaar 1841 was Johann Jr. een student op de Polytechnische school, maar hij was niet echt geïnteresseerd in boekhouding en werd 2 jaar nadat hij op de school begonnen was geschorst. Niemand kon hem helpen met leren, ook zijn privé-leraar niet, hij spijbelde en besteedde al zijn tijd aan muziek studeren. Hij nam nog steeds vioollessen van zijn moeder en op een gegeven moment kreeg hij toestemming van de politie om met een orkest van ongeveer 12 tot 15 mensen te spelen op openbare plaatsen.
Op 15 oktober 1844, toen 19 jaar, trad hij op met zijn eerste orkest van 15 man, dat hij zelf had samengesteld. Het concert vond plaats in Casino Dommayer, dit was uitgerekend de plek waar zijn vader tot dusver dé ster was. Johann Jr. had een vuur en passie in zich die zelfs zijn vader niet bij elkaar kon rapen en diegenen in het publiek wisten dat ze getuige waren van de start van een spectaculaire carrière. Het publiek vroeg om 19 encores en voor de laatste speelde Johann een van zijn vaders walzen.
Johann Jr. hield zijn hele leven vol dat zijn vader altijd zijn inspiratie was en een onovertrefbaar ideaal. Kort na zijn debuut werden zijn eerste composities door Mechetti uitgegeven.
Strijd
Nu begon een muzikale concurrentiestrijd tussen vader en zoon. In 1845 werd Johann Jr. de leider van het tweede civiele regiment, zijn vader was sinds 1834 al de leider van het eerste regiment. Toen het tijd was voor de militaire parades, stonden de twee concurrenten samen aan de zelfde kant wat een apart gezicht was voor velen. Vijf jaar regeerden de twee Johanns de Weense danswereld zij aan zij. Toen zijn vader stierf door roodvonk in september 1849, nam Johann zijn vaders orkest over, maar de muzikanten lieten het niet toe vanwege onenigheden in het verleden tussen vader en zoon. Van 1852 tot 1865 was hij de leider van de carnavalbals, voorgesteld door de rechten- en technologiestudenten.
Johann speelde met een volle agenda in de zomer:
Maandags in de “Dommayer”
Dinsdags en vrijdags in de “Volksgarten”
Woensdags in “Grosser Zeisig”
Donderdag in “Valentins Bierhalle”
Zaterdags in “Englanders Restauration”
Zondags in Casino Unger in Hernals.
Na het carnaval van 1853 werd hij heel erg ziek en was niet in staat om, het eerst komende half jaar, op te treden. Johanns broer Jozeph nam zijn baan over. In de zomer van 1853 was hij er weer boven op gekomen en in 1854 kon hij weer verder met componeren.
Johanns vrouwen
Johann werd aanbeden door vele vrouwen, zij noemden hem liefkozend Schani, maar hij trouwde niet tot hij achter in de 30 was. Op 27 augustus 1862 trouwde hij de zangeres Henriette “Jetty” Treffz at the Stephansdom. Ze leefden in een huis in Hietzing nabij het Schlosspark Schonbrunn. Johann was ontzettend verliefd op haar voor de eerste 10 jaar van hun huwelijk en zeer toegewijd, alhoewel hij voor de laatste vijf jaar niet trouw meer was aan haar. Binnen korte tijd lag Wenen aan zijn voeten. In 1854 speelde hij op het bruiloftsbal van Keizerin Sissi en gaf concerten in het buitenland. Hij betrok daarbij zijn jongere broer Josef en de knappe Eduard. De familie Strauss werd toonaangevend in het Weense muziek: het orkest groeide uit tot een florerend familiebedrijf. Ze bespeelden elke zaal, en op hoogtijdagen, zoals carnaval, werd het orkest in drieën gedeeld. Zo kon de familie Strauss dagelijks zo'n zes feesten bedienen.
Jetty werd zijn zakenmanager, maakte afspraken voor zijn concerttours, theatercontracten en alle geassocieerde correspondenties. Ze is in feite gecrediteerd met het gidsen van Johann naar het maken van operettes. Johann had met zijn walsen de wereld veroverd, maar Jetty begon haar man los te werken van het vermoeiende bestaan als dirigent en violist van tuin- en zaalconcerten. Operettes, dat was de toekomst, ook financieel. In hun zomervilla vlak bij Schönbrunn, waar ook keizerin Sissi in de zomermaanden verbleef, schreef Johann Strauss binnen zes weken ‘Die Fledermaus’. Jetty kreeg gelijk: de première op paaszondag 1874 was een daverend succes en tot op heden is dit de meest gespeelde operette ter wereld. Ook 'hits' als ‘Der Zigeunerbaron’ en ‘Eine Nacht in Venedig’ kregen een vaste plaats op zijn repertoire. Zelfs keizer Franz Josef, die Strauss in het begin van zijn carrière als lichtzinnig, onzedelijk en verkwistend bestempelde, was aanwezig bij de première van ‘Fürstin Ninetta’. Voor Johann was 1870 een droevig jaar: binnen korte tijd stierven zijn moeder, een tante en zijn broer Josef. Johann bezocht geen enkele begrafenis, maar nam wel de voogdij van zijn nichtje op zich, de twaalfjarige Karoline. Zijn schoonzus gaf hij de inkomsten van de laatste concerten, in ruil kreeg Johann de muzikale erfenis van Josef. Eduard was daar niet blij mee, en snel werd er geroddeld dat Johann de ideeën van zijn broer had gestolen. Johann componeerde vlijtig verder en schreef vlotte werken als de ‘Tritsch-Tratsch-polka’ en ‘An der schönen blauen Donau’, de beroemdste wals ter wereld. In de negentiende eeuw was dit in Oostenrijk het meest gespeelde stuk en werd het een soort nationale hymne.
Jetty stierf plotseling door een hartaanval op 8 april 1878. Haar dood was vreselijk voor Johann Strauss. Hij werd compleet hulpeloos en was zelfs niet in staat om naar de begrafenis van zijn vrouw te komen. Johann was niet in staat om het leven alleen aan te kunnen en zeven weken na Jetty’s dood, op de leeftijd van 52, trouwde hij de actrice en zangeres Angelika ‘Lili’ Diettrich, 30 jaar jonger dan hij. Lili had snel in de gaten dat ze een man had getrouwd die voor zijn werk leefde en ze was niet in staat dat te begrijpen. Lili liet hem erg lijden door ontrouw te zijn en hem te vernederen voor heel Wenen. In 1882 verliet Lili hem voor een directeur.
Gebroken door verdriet om zijn stukgelopen tweede huwelijk, wendde Johann zich tot de jonge en aantrekkelijke Adele Deutsch voor vertroosting. Zij betoverde de 56 jaar oude componist plotsklaps.
De Rooms-katholieke kerk kon echter Johanns scheiding van Lili niet accep-teren, als je met iemand trouwt betekent dat immers ‘tot de dood u scheidt’. Toch trok Adele met haar dochtertje bij hem in en ze begint zelfverzekerd de leegte te vullen die door Johanns eerste vrouw, Jetty, was achtergelaten. Ze waren uiteindelijk officieel getrouwd in 1887.
Wenen was een tolerante stad en nam net zo min aanstoot aan dit 'wilde huwelijk', als destijds aan de levensstijl van Jetty voor ze met Strauss trouwde. Ter gelegenheid van zijn veertigste jubileum werd Johann zelfs ereburger van de stad. Bij Adele voelde Strauss zich thuis, al was ze nog jonger dan Lily. Maar zij was wel in staat om haar man bij te staan in zijn muzikale leven, en zorgde ervoor dat hun huis een verzamelplaats voor kunstenaars en diplomaten werd. Strauss speelde graag kaart (vooral tarot) en biljart met zijn vrienden en herontdekte een oude hobby: tekenen. Het geld stroomde vanzelf binnen en Strauss werd steeds rijker.
De climax van zijn carrière kwam met de viering van zijn 50-jarig jubileum. Berichten en bloemenkransen stroomden in van over de hele wereld. Strauss was diep geraakt door al de eer die hij kreeg. In een ontroerende toespraak gaf hij aandacht aan de genialiteit van zijn vader en noemde toen de bron van zijn kunst: “.. Mijn geliefde stad Wenen, in wiens aarde mijn hele kracht wortelt, in wiens lucht de melodieën dreven die mijn hart dronk en mijn hand neer schreef.”
Twaalf dagen voor zijn dood dirigeerde Johann in de Weense Staatsopera ‘Die Fledermaus’, maar kwam niet verder dan de ouverture. Terwijl hij het ballet ‘Aschenbroedel’ aan het schrijven was, werd hij ziek. Hij had een ademhalings-kwaal, kreeg longontsteking en overleed op 3 juni 1899, in de armen van zijn vrouw Adele. Hij werd 73 jaar.
Na zijn overlijden ontfermde Adele zich vol overgave over de artistieke en materiële erfenis van haar man. Dankzij haar werd ‘Wiener Blut’ voltooid en ging, deze operette in première. Eenendertig jaar later werd Adele naast haar ‘walskoning’ begraven op het Zentralfriedhof, in hetzelfde eregraf waar Johanns vader en zijn drie broers hun laatste rustplaats vonden.
De eeuw van Johann Strauss Junior
In de 19e eeuw was het in Europa vrij rustig, er werden geen oorlogen uitgevochten. Het was een eeuw van verschillende kunststromingen als de Romantiek en het Realisme, die invloed hadden op de schilderkunst, muziek, opera en theater en dans. Heel europa was verdeeld in keizerrijken en een aantal republieken, zoals Oostenrijk-Hongarije onder keizer Franz-Josef en keizerin Sissi, Duitsland onder keizer Wilhelm II. Nederland was in 1795 uitgeroepen tot de Bataafse Republiek door de opstandige patriotten. Napoleon, die Nederland later weer veroverde, verloor het vertrouwen in de Nationale Vergadering, de Nederlandse volksvertegenwoordiging, en maakte zijn broer Lodewijk Napoleon Bonaparte koning over Nederland. Een aantal andere opstanden van de patriotten zorgden er voor dat belangrijke politieke veranderingen doorgevoerd werden en door de val van Napoleon kon de eigenlijke koning van Nederland terugkeren, Willem I. Hij accepteerde de politieke hervormingen van de patriotten en zo was Nederland een vroege vorm van een moderne democratie met een koning.
Johann Strauss leefde in de kenmerkende tijd van de Romantiek (vanaf 1820 tot 1910). De Romantische denkers zetten zich af tegen het verlichtingsdenken, de gedachte dat al je geluk maakbaar is en alles rationeel te verklaren is verfoeiden zij. Ze hadden genoeg van het academisch Classicisme, waarin men alsmaar de oude klassieken probeerde te imiteren. Als reactie kwam de Romantiek op, zij maakte nationalistische gevoelens los, waarin de kunstenaar zijn eigen land, zijn eigen taal en geschiedenis en de traditionele normen en waarden van zijn land of opvoeding of religie werden verheerlijkt. De kunstenaar was dus geen imitator meer van de klassieke kunsten, maar werd zelf een schepper en een genie. Dit had als gevolg dat ze vluchtten in hun onderwerpen, als de toekomst, het exotisme, de natuur of een romantisch verlangen naar een onmogelijke liefde of een nieuw vaderland.
In vergelijking met andere kunstenaars uit de 19e eeuw is Strauss niet echt een vertegenwoordiger van deze stroom te noemen. Hij vermaakte mensen met zijn dansmuziek en er waren ook enkele kunstenaars en hoog geplaatste edelen die zijn muziek niet konden waarderen. Zijn walsen wist hij door geacheveerde melodiek en ritmiek tot concertstuk te verheffen, wat een grootse bijdrage is aan de klassieke-(dans)muziek.
Enkele tijdgenoten zijn Ludwig von Beethoven, Robert Schuman en Johannes Brahms. De laatste was zeer sceptisch over alle andere kunstenaars en gedroeg zich excentriek. Brahms was zogezegd een echte Romantische denker, wat ook in zijn werk te horen is. Hij was een absolute tegenpool van Johann Strauss Jr. Waar Strauss tot in de puntjes verzorgt en netjes gekleed was, ging Brahms altijd in vodden rond en was grof en beledigend tegen iedereen. Strauss was goed georganiseerd en een ondernemend man, die wist hoe je van muziek rijk kon worden. Hij componeerde aan de lopende band operettes, walzen, polka’s en galops. De aanstekelijke vrolijkheid van deze stukken inspireerde Brahms om zelf ook zijn geluk in dit populaire genre te beproeven. Met zijn eerste bundel walzen voor vier handen hoopte hij de gewaardeerde collega concurrentie te kunnen aandoen. Op bescheiden schaal is hem dat ook wel gelukt, maar op het natuurtalent van Johann Strauss is Johannes Brahms altijd jaloers gebleven. Op de waaier van een stiefdochter van Strauss noteerde Brahms eens bij wijze van avance de openingsmaten van ‘An der schöne blaue Donau’ met daaronder getekend: “Helaas niet van Johannes Brahms.” Met plezier zocht Brahms de ongecompliceerde gezelligheid op van de feesten in de (buiten)huizen in Baden en in Bad Ischl, waar de familie Strauss zomers verbleef. Ook ging hij graag bij hen in Wenen even langs om een spelletje tarot te spelen. Toen Strauss een wals ‘met eerbied en bewondering’ aan zijn vriend opdroeg, was de korzelige vrijgezel geheel vertederd. De relatie kon niet meer stuk. De laatste maal dat Brahms in het openbaar is gezien bezocht hij, gewoontegetrouw, de première van weer een nieuwe Strauss operette. Te verzwakt om ‘Die Göttin der Vernuft’ geheel uit te zien, verliet hij voortijdig de zaal. Drie weken later, 3 april 1897, trof zijn hospita hem dood aan in zijn bed.
Een naam die we niet mogen vergeten te noemen als navolger van Johann Strauss is André Rieu. Hij is al 25 jaar een beroepsviolist en zijn vader liet hem reeds vanaf zijn vijfde viool spelen. Hij sloot zijn studie af aan de muziekacademie in Brussel met de ‘Premier Prix’. Daar ontwikkelde hij een voorliefde voor salonmuziek en vooral voor de wals en hij richtte het Maastrichts Salonorkest op. Zijn succes groeide snel en in 1987 breidde hij zijn ensemble uit tot het Johann-Straussorkest. Zijn doorbraak kwam in 1994 met ‘de Tweede Wals’ uit de Jazz-suite van Dmitri Sjostakovitsj, die een onverwachte (hit) succes werd. Sindsdien toert hij door de hele wereld en geeft de walsmuziek van Johann Strauss een nieuwe impuls.
De wals
De wals als dansvorm is ontstaan omstreeks de 12e en 13e eeuw. Hij werd door de rijken in de grote balzalen op de paleizen gedanst als er feest was. De Weense wals is oorspronkelijk van Duitse afkomst en werd in het begin “Duitse” genoemd. Voorlopers van de wals waren de Zuid-Duitse parendansen, met name de Ländler; ca. 1780 werd het woord wals voor het eerst gebruikt. De eerste echte Weense walsmelodie dateert dan ook uit 1770, namelijk ‘Ach du lieber Augustin’, wat in Nederland ook bekend staat als het bekende sinterklaasliedje ‘Daar wordt aan de deur geklopt’. Het woord wals komt van het Duitse woord “walzen” wat wil zeggen rondwentelen of draaien. Een danspaar wentelt en draait met een redelijke snelheid om elkaar heen en elkaar vasthoudend als waren ze in een omhelzing. De wals was geen dans die zonder slag of stoot door iedereen werd geaccepteerd. Door de zeer gesloten houding van het danspaar werd het door ‘fatsoenlijke mensen’ als aanstootgevend gezien. Men vond het een verval van de goede zeden en slecht voor de gezondheid. Zelfs een krant als ‘The Times’ liet zich in 1816 zeer negatief uit over een hofbal dat in Londen plaatsvond en waar gewalst werd.Na opvoering van V.M. y Solars opera Una cosa rara (1786) werd de wals geschikt bevonden om aan het Weense hof te worden gedanst en hij verbreidde zich daarna over Europa, waarbij J. Lanner en vader en zoon Strauss een belangrijke rol speelden. Zij componeerden gebruikswalsen van grote artisticiteit en verbonden walsen tot cyclussen (‘Walzer-Ketten’), ingeleid door een ‘Introduction’ en besloten door een ‘coda’ die thematisch op de, qua thematiek onafhankelijke, walsen van de cyclus aansluit. De eerste wals met inleiding en coda is von Webers ‘Aufforderung zum Tanz’ (1819; voor piano), tevens de eerste in snel tempo. Naast Weber beïnvloedde Schubert met zijn romantisch georiënteerde walsen de ontwikkeling van het genre. Het voorbeeld van beiden volgend, schreven o.a. Chopin, Schumann, Brahms en Liszt walsen voor piano. In de 19de eeuw kwam de wals ook voor het eerst voor in opera's (Wagner, R. Strauss), operettes (Suppé, Millöcker, Léhar) en symfonische werken (Berlioz, Tsjaikovski). Beroemd is Ravels orkestwerk La valse (1922). De gezongen wals deed eveneens in de 19de eeuw zijn intrede in Singspiel, operette en opera (Humperdinck, R. Strauss) en werd bij Brahms (Liebesliederwalzer, 1869 en 1874) tot concertwals.
Het Wiener Philharmoniker en Strauss
Door de wereldwijde populariteit van het Nieuwjaarsconcert, rijst het vermoeden dat de ontvankelijkheid van het orkest voor de muziek van Johann Strauss terug gaat tot de ‘koning van de wals’ zelf. De historische fei-ten vertellen echter een ander verhaal. Ondanks het feit dat vele toekomstige Filhar-monische leden hun carrières in het or-kest van Strauss begonnen, negeerde "het Filharmonisch Concert Vereniging", zoals het in die tijd genoemd werd, het meest charmerende ‘Weense’ muziek dat ooit geschreven werd. De muzikanten wilden waarschijnlijk de sociale vooruitgang die ze ervaarden, door leden van het filharmonisch orkest te worden, niet in gevaar brengen door zich te laten associeren met dans en muziek voor vermaak. Het moet wel opgemerkt worden, dat de Strauss-dynastie veel respect genoot van tijdgenoten, zoals Richard Wagner en dus Johannes Brahms. De filharmonische muzikanten hadden wel enkele ontmoetingen met Strauss en vele gelegenheden om het belang van deze muziek en de charismatische persoonlijkheid van zijn schepper op te merken, die iedereen uit Europa verrukte.
1873: Het eerste treffen
De allereerste ontmoeting tussen Johann Strauss en de muzikanten van het Weens Filharmonisch orkest was een première in meerdere betekenissen van het woord. Strauss had de wals ‘Wiener blut’, op. 34 gecomponeerd voor de Wenen Opera Bal, die in de hoofdhal van het Musikverein werd gehouden op 22 april 1873 en hij leidde persoonlijk de eerste opvoering van het orkest met deze gebeurtenis, zoals hij gewoon was met zijn viool in de hand. Volgens een eigentijds bericht voerde “… het Opera Orkest van het hof zijn plichten op zo’n ernstige toegewijde manier uit, dat het zeer aan het succes van Strauss bijdroeg…” Het werk werd encored en de samenwerking tussen de “ernstige” Filharmonische muzikanten en de ‘Koning van de Wals’ werd een echte sensatie: “… op dit moment, werd het hoogtepunt van de avond bereikt…” Hun volgende ontmoeting nam plaats op 4 november 1873, toen Strauss en het Filharmonisch Orkest optraden voor de Wenen Wereldtentoonstelling. Ze speelden werken van Strauss Sr. en Josef Lanner en ook “Der schönen blauen Donau”op. 314. Deze gebeurtenis werd spoedig vervolgd door een nogal ongewone serie van concerten, de zogenaamde “Soiree”, in het koninklijke Weense Operagebouw, waar Strauss voor de eerste keer “Herinneringen aan Oud en Nieuw Wenen” dirigeerde. Dit is een potpourri gebaseerd op thema’s uit eigen werk en ook uit die van zijn vader. Het manuscript is sindsdien verloren, maar het stuk zou “…Wenen zoals het vroeger danste en zoals het vanavond van plan is te dansen…” moeten beschrijven. Het concert was zo’n succes dat dit programma op een derde soiree op 23 februari 1878 herhaalt moest worden. Het werd toen opnieuw gedirigeerd door Johann Strauss zelf.
1899: Vaarwel aan de Koning van de Wals
Hoewel er geen verdere concerten waren na het hier boven vermelde concert, bleef de relatie tussen het orkest en de componist hartelijk. Op 14 oktober 1894 nam het orkest deel aan een concert voor de viering van Strauss’ vijftigste dirigentenverjaardag. Op deze viering betuigde hij zijn waardering voor het orkest met een herdenkingsmedaille die door een telegram begeleidt werd waarin stond: “… Ik heb de warmste waardering voor de grote artiesten van het beroemde filharmonisch orkest, niet alleen voor uw meesterlijk spelen, maar ook voor de vriendelijke uitdrukking van uw gevoelens, die aan mij geweldige vreugde gegeven hebben… Johann Strauss”. De volgende ontmoeting tussen Strauss en het orkest zou tragische gevolgen hebben. Op 22 mei 1899, dirigeerde hij ‘Die Fledermaus’ voor de eerste en enige keer aan het koninklijke Weense Operagebouw. Al dirigerend liep Strauss een verkoudheid op die zich tot een longontsteking ontwikkelde. De longontsteking werd fataal op 3 juni 1899.
1921: Het Johann Strauss monument
Zelfs na de dood van de componist werden de muzikanten van het filharmonisch orkest geen grote voorstanders van de muziek van Strauss. Er was één concert in 1902, dat het orkest “Frühlingsstimmen” op. 410, “Wein, Weib und Gesang” op. 333 en balletmuziek uit “Ritter Pazman” van Strauss speelde, onder Josef Hellmesberger Jr., maar dit bleef een enkele gelegenheid. In 1921 echter, begonnen dingen te veranderen. Voor de gelegenheid van de onthulling van het Johann Strauss herdenkingsstandbeeld in het Stadspark van Wenen, dirigeerde Arthur Nikisch “Künstlerleben” op. 316, “An der schönen blauen Donau” en “Wein, Weib und Gesang”. Door de bijzondere interpretatie van deze dirigent maakte de muziek een blijvende indruk op het orkest. Uiteindelijk werd op de viering van Strauss zijn 100e verjaardag (25 oktober 1925) een belangrijk precedent gezet. Als deel van het reguliere programma van de intekeningsconcerten van het orkest op 17 en 18 oktober 1925, dirigeerde Felix von Weingartner “An der schönen blauen Donau”, een werk dat tot die tijd alleen nog als encore op de buitenlandse reizen werd gespeeld. Op 25 oktober 1925 werd een programma gespeeld door het Weens Filharmonisch orkest, die volledig uit de werken van Strauss bestond, ook geleid door Felix von Weingartner.
1929: Het begin van de Johann Strauss-traditie
Op 11 augustus 1929 bracht Clemens Krauss, de dirigent die tot op de dag van vandaag de grootste verdediger was van Strauss zijn muziek, de Strauss-traditie van het Weens Filharmonisch orkest op gang, toen hij een concert bedacht die uitsluitend uit werken van Johann Strauss Jr. bestond. Door het geweldige succes van dit concert leidde Krauss hetzelfde programma door tot 1933, inclusief muziek van de andere leden van de Strauss dynastie. Zo liep hij vooruit op het formaat van het latere nieuwjaarsconcert.
1939: Het eerste Nieuwjaarsconcert
De opvatting dat het nieuwjaarsconcert waarschijnlijk het meest populaire concert van de wereld is, lijkt paradoxaal gezien de donkere periode van de geschiedenis, het begin van de tweede wereldoorlog, waarin het concert werd georganiseerd. Het was echter in deze tijd dat de leden van het orkest, met het uitzicht van een autonoom orkest, een precedent durfden te stellen met zowel politieke als muzikale betekenis. Door een concert te geven, uitsluitend samengesteld uit werken van Johann Strauss, onderstreepte het orkest subtiel de Oostenrijkste nationaliteit in een tijd dat het land was verdwenen van de wereldkaart door de annexering door Nazi-Duitsland. Dit gebeuren, met de simpele titel “Speciaal Concert”, was gedirigeerd door Clemens Krauss op 30 december 1939, wat nog een ander paradox aan de Oostenrijkse culturele geschiedenis toevoegde; namelijk het feit dat het Nieuwjaarsconcert eigenlijk begon op oudejaarsavond in plaats van op nieuwjaarsdag.
Het eerste echte Nieuwjaarsconcert vond plaats op 1 januari 1941, ook onder de baton van Clemens Krauss, die deze Johann Strauss Concerten leidde tot het einde van de oorlog. Zelfs op de ergste tijden, januari 1945, ging het orkest door met deze Oostenrijkse traditie en het concert werd op 2 januari nog eens herhaald ook. De titel Nieuwjaarsconcert was voor het eerst officieel gebruikt in 1946. Er kwam een verandering in de artistieke koers in 1946/’47 toen Josef Krips dirigeerde in plaats van Krauss. Nadat de bondgenoten het tweejarige dirigeerverbod op Krauss ophieven, keerde hij echter terug. Hij dirigeerde nog zeven Nieuwjaarsconcerten en twee Oudejaarsavondconcerten (deze zijn voor het eerst toegevoegd op 31 december 1952) voor zijn dood in 1954. In een totaal van dertien producties vormde Krauss de concerten tot een specifiek en typisch Weens evenement. Hij was niet in staat getuige te zijn van de doorbraak die de concerten meemaakten door de introductie van televisie-uitzendingen, maar zijn goed gedocumenteerde interpretaties van de werken van de Strauss dynastie blijven tot vandaag de standaard waarmee zijn opvolgers worden afgemeten.
1955: 25 jaar met Willy Boskovsky
Het onverwachte overlijden van Clemens Krauss zorgde voor een groot dilemma voor het orkest, ze moesten een opvolger zoeken. Na veel wikken en wegen beslisten de leden om concertmeester Willy Boskovsky de artistieke koers van de Nieuwjaarsconcerten toe te vertrouwen. Deze niet onomstreden keuze, resulteerde één van enkele fortuinlijke beslissingen te zijn in de geschiedenis van het orkest. Boskovsky dirigeerde dit concert 25 keer, van 1955 tot 1979, en liet zo’n unieke afdruk van zijn charmante persoonlijkheid op het orkest achter, dat toen hij afstand van zijn positie moest doen vanwege gezondheids-problemen, dat het een einde van een Oostenrijks era inluidde die niet in nostalgische dagdromen gevangengenomen werd, maar juist meer toepasbaar was in de muziek van de Strauss dynastie. Geen ander heeft dit meer mogelijk gemaakt dan Boskovsky, als hij, zoals Johann Strauss zelf, zijn viool aan zijn kin zette en samen met zijn orkestleden, de moderne wereld rondom hem een ontsnapping bood naar een lieflijk verleden door de magie van een muzikaal moment. Het concert voor de Oostenrijkse strijdkrachten werd elk jaar georganiseerd op 30 december, maar ook belangrijk was dat de live televisie-uitzendingen begonnen, die het Nieuwjaarsconcert van een lokale gebeurtenis tot een wereldwijd symbool maakte van de essentie van de Weense muzikale cultuur.
1980: de jaarlijkse wisseling
Toen Boskovsky gedwongen was afstand te doen voor het concert van 1980, koos het orkest Lorin Maazel, als dirigent. Hij was een internationaal vooraanstaand dirigent en dirigeerde de concerten tot 1 januari 1986. In dat jaar beslisten de muzikanten om de dirigenten elk jaar te wisselen. Deze wisseling begon met Herbert von Karajan onvergetelijke concert in 1987 en is sindsdien opgevolgd door Claudio Abbado (1988, 1991), Carlos Kleiber (1989, 1992), Zubin Mehta (1990, 1995, 1998), Riccardo Muti (1993, 1997, 2000, 2004) Lorin Maazel (1994, 1996, 1999, 2005), Seiji Ozawa (2002) en Nikolaus Harnoncourt (2001, 2003). Al deze artiesten behoren tot de selecte cirkel van Filharmonische concert leiders. Het Nieuwjaars-concert van 2006 is voor het eerst gedirigeerd door Mariss Jansons.
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
zever, GEZEVER!
8 jaar geleden
Antwoorden