Stembanden

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • 5e klas vwo | 2748 woorden
  • 30 maart 2002
  • 91 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
91 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Laryngectomie

Bij een laryngectomie wordt het gehele strottenhoofd tezamen met de stembanden weggenomen.
Zo’n operatie wordt uitgevoerd als er een kwaadaardig gezwel op de stembanden of in de directe omgeving daarvan zit.
Als men denkt dat er uitzaaiingen van het gezwel in de klieren van de hals zitten, zullen deze klieren ook verwijderd worden.
Hiervoor is al gemeld wat de functies zijn van het strottenhoofd. Hieruit blijkt ook dat het strottenhoofd heel erg belangrijk is voor de vorming van onze stem en de scheiding van adem- en voedselweg.
Het weghalen van het strottenhoofd heeft dus ingrijpende gevolgen.
Tijdens de operatie wordt de luchtpijp in een kunstmatige opening (stoma) in de hals vastgehecht. Na de operatie ademt de patiënt dan door deze opening in de hals; de tracheo-stoma.
Het spreken met de normale stem is na verwijdering van het strottenhoofd onmogelijk. Na de wondgenezing moet de patiënt opnieuw leren spreken. Een logopedist moet hierbij helpen.
Er is laatst een nieuwe manier gevonden om op stem te komen na de laryngectomie.
Het zogenaamde spraakknoopje of stem- (spraak)prothese.
Er is al jarenlang gezocht naar een systeem waarbij de lucht vanuit de longen en de luchtpijp rechtstreeks in de slokdarm kan komen en de slokdarmmond te laten trillen. Hiervoor moet een verbinding tussen de luchtpijp en de slokdarm gemaakt worden. Op zich geen moeilijke taak en door de stoma af te sluiten gaat de lucht via de verbinding in de slokdarm. Het moeilijkste punt is alleen dat voedsel of drank via deze weg in de luchtpijp kan komen, wat natuurlijk niet de bedoeling is. Het doel was dan ook een systeem te vinden, waarbij de lucht wel in de slokdarm kan komen, maar geen voedsel of drank.
Na jarenlang onderzoek en proberen heeft men nu een prothese gevonden, die werkt als een soort ventiel (denk aan de fietsband) en redelijk gemakkelijk kan geplaatst worden: het spraakknoopje of de spraakprothese.
Dit is dus geen apparaatje dat geluid maakt, alleen een systeem waardoor de lucht vanuit de longen en de luchtpijp via een verbinding rechtstreeks in de slokdarm kan gebracht worden, vanuit die plaats de slokdarmmond doet trillen en zo op een gemakkelijker manier de slokdarmspraak mogelijk maakt. Zo kunnen de mensen vrij vlug na de operatie, mits wat oefening, vlot spreken.
De plaatsing van het knoopje kan in de meeste gevallen tijdens de operatie gebeuren. Ook wanneer de operatie al gebeurd is, kan er nog altijd een prothese geplaatst worden. Dit kan bijvoorbeeld nuttig zijn, wanneer de klassieke slokdarmspraak niet lukt, doordat er onvoldoende lucht in de slokdarm kan gebracht worden. Het is natuurlijk wel belangrijk dat de slokdarmmond soepel is.
Zo’n apparaatje blijft natuurlijk niet eeuwig functioneren en moet daarom af en toe vervangen worden. Dit kan gelukkig gebeuren door een KNO-arts die ervaring heeft op dit gebied. Je merkt dat het apparaatje aan vervanging toe is, als het spreken meer moeite gaat kosten en de stem minder luid gaat klinken, of wanneer er soms voedsel in de luchtpijp terecht komt (door lekkage). De gemiddelde levensduur van de prothese is momenteel 6 à 8 maanden. Dit verschilt van persoon tot persoon en is o.a. afhankelijk van het onderhoud. Dit onderhoud gebeurt liefst een paar keer per dag door met een borsteltje de prothese te reinigen.

Het spraakknoopje heeft zijn voordelen. De patiënt komt namelijk sneller tot een verstaanbare spraak na de operatie. De spraak klinkt luider en vloeiender. De luidheid kan gemakkelijker gevarieerd worden en er is een grotere verstaanbaarheid. Er zijn echter ook nadelen. De patiënt heeft voortdurend één hand nodig, wat nadelig kan zijn als je gelijktijdig andere handelingen (telefoon, eten, ...) uitvoert. Er is nog altijd wat gevaar voor lekkage. Er kan natuurlijk zoals bij elke prothese afstoting plaatsvinden. Soms moet de prothese te vlug vervangen worden.
Daarom wordt bij plaatsing van dergelijke prothese zowel de klassieke slokdarmspraak als deze via het spraakknoopje aangeleerd.
Het is dus geen wondermiddel, maar een stap in de goede richting.
Hoe zit alles in elkaar?

Het strottenhoofd is het eerste gedeelte van de luchtpijp. Door de luchtpijp stroomt de ingeademde lucht naar de longen. Achter het strottenhoofd zit de slokdarm. Het strottenhoofd heeft een stevig kraakbenig skelet. Bij mannen is de voorkat van het strottenhoofd (adamsappel) vaak duidelijk zichtbaar. Bij de ingang van het strottenhoofd zit het zogenaamde strottenklepje. Dit klepje gaat dicht als je slikt en zorgt er dus voor dat het voedsel niet in de luchtpijp komt. Aan de binnenkant van het strottenhoofd bevinden zich de stembanden.

Het stemgeluid krijg je doordat de stemplooien oftewel de stembanden in het midden tegen elkaar gebracht worden door de spieren van de bekerkraakbeentjes. De glottis (stemspleet) wordt hierdoor periodiek geopend. Als de linker en rechter stemplooi tegen elkaar worden gebracht blokkeren ze de luchtstroom uit de longen.
Deze spanningstoestand kan heel erg kleine verschillen geven, hierdoor ontstaat, wisselend voor elke toonhoogte, een evenwicht tussen de luchtdruk onder de stemplooien en de stemplooien zelf.
Elke stembanden hebben weer verschillende eigenschappen: Dikke, volle stemplooien kunnen bijvoorbeeld niet zo snel trillen als dunne stemplooien. Zijn de stemplooien door spieren strak gespannen, dan heb je een heel ander trillingspatroon, wat weer zorgt voor een ander stemgeluid. Ook de slijmvlieslaag is van belang. Met een soepele slijmvlieslaag heb je een snelle, abrupte sluiting van de stemspleet, wat van invloed is op de stemkwaliteit.
De verschillen in eigenschappen en ademdruk leiden er toe dat de stemspleet afwisselend open en dicht gaat. In iedere trillingscyclus is een fase waarin de glottis volledig gesloten is en een fase van open- en dichtgaan. De duur van de gesloten fase eb de snelheid van dichtgaan is van groot belang voor de klank van de stem. Bij een zachte stem blijft de glottis in een cyclus langer open en dicht, terwijl bij een luide stem de glottis ongeveer de helft van de tijd gesloten is.
Het is wel van belang dat de larynx (strottenhoofd) en in het bijzonder de stemplooien zelf helemaal goed moeten zijn. Dit houdt in dat de stemplooien zo uitgegroeid moeten zijn dat de bewegingen van beide stemplooien symmetrisch verlopen en de glottis zonder overmatige inspanning voldoende lang gesloten moet zijn. Onregelmatigheden, verdikkingen of weefseltekorten, hoe minimaal ze ook lijken kunnen grote invloed hebben. Voor een goede stem is een perfecte glottissluiting over de volle lengte erg belangrijk.
Zingen

Ook om te zingen gebruik je je stembanden. Veel zangpedagogen denken nog steeds dat ook de borstholte nog bij de geluidsbron en klankkast hoort, omdat je de borstholte zo goed voelt tijdens het zingen, maar dit is niet het geval.
We zullen kijken wat er precies gebeurt als we zingen.
Voordat we kunnen gaan zingen moet er wat ademdruk opgebouwd worden. Hiervoor sluiten we de luchtweg af met onze stembanden en hebben we verschillende mogelijkheden om de longen met spieren onder druk te zetten. Hier spelen buikspieren, middenrif en tussenribspieren een rol. Het is niet zo dat het middenrif stevig vastgezet moet worden. Het middenrif is tijdens het zingen juist buitengewoon flexibel, het danst op en neer op elke toon die gezongen wordt en elke keer dat je het middenrif vastzet zou dat de zangprestatie verslechteren. Dit komt omdat er voor elke toon een speciale balans moet zijn tussen de ademdruk van de longen en de spanning waarmee de stembanden naar elkaar toe gehouden worden. Het middenrif danst met de muziek mee.

Bij zang worden dus de stembanden gesloten en de longen leveren juist genoeg druk om ze open te duwen. De lucht stroomt uit en dat verlaagt de druk een klein beetje waardoor de stembanden weer sluiten. De druk neemt weer toe, de stembanden gaan weer uiteen, enzovoort. Steeds verlaten kleine stootjes lucht de stembanden en vormen het geluid. De frequentie, de toonhoogte van het geluid hangt af van het aantal keer dat de stembanden open en dicht gaan per seconde. Dit hangt weer af van met welke kracht de stembanden door de stemspieren tegen elkaar worden gedrukt en van de longdruk. De frequentie is bij een diepe basstem 60 Hz tot 1500 Hz bij de hoogste tonen van een sopraan. Dit is de hoogste frequentie die ons lichaam kan voortbrengen. De luchtstootjes die de stembanden verlaten brengen de lucht in het spraakkanaal in trilling. Ook de vorm van de luchtstootjes heeft effect op het geluid. Een abrupte sluiting van de stembanden leidt tot een luider geluid. Een overdreven grote spanning van de stembandspieren en de ademspieren leidt tot een geknepen geluid omdat de stembanden dan nauwelijks openen.
De bouw van het strottenhoofd bepaald wat de mogelijkheden zijn van een stem met betrekking tot de stemsoort bas, bariton, tenor, alt, mezzosopraan of sopraan.
Het gebruik van registers is bij zingen erg belangrijk, bij spreken veel minder. Onder registers verstaan we de verschillende instelmogelijkheden van de larynx (het strottenhoofd) en de stemplooien. Je hebt het zware en lichte register of het modale register en het falsetregister. Bij het modale register (borststem) zijn de stemplooien slap, dik en relatief kort. Bij het falsetregister daarentegen zijn de stemplooien strak gespannen, dun en uitgerekt. Beide registers kunnen dus niet samen voorkomen. De registerkeuze bepaalt feitelijk hoe de klankkleur of het timbre van de stem is; schel, luid, sterk of week.
Het instellen van de juist klankkleur als je zingt is soms heel moeilijk, niet alles is voor iedereen mogelijk.
Tenor Duprez ontdekte ongeveer een eeuw geleden dat hij hogere toonhoogten kon halen en het modale register met een techniek die ‘gedekt zingen’ werd genoemd. Tegenwoordig spreken we van het zingen met een lage positie van het strottenhoofd. Het strottenhoofd zit flexibel op de luchtpijp en kan enkele centimeters op en neer bewegen. Bij geeuwen, en bij het zingen van een glijtoon door een ongeoefende mannelijke zanger kan je dit zien aan de adamsappel.
Het lijkt erop dat geoefende zangers de positie van het strottenhoofd minder variëren en zelfs lager kunnen plaatsen als ze dat willen.
Fonetografie

Er zijn tegenwoordig goede methoden op de stembanden te zien trillen (met videostroboscopie) en om de mogelijkheden van een stem in kaart te brengen. We noemen dat laatste de fonetografietechniek. Deze techniek is in Nederland door Pabon erg bekend geworden. Een zanger staat hierbij te zingen terwijl het geluid direct door een computer wordt geanalyseerd. Toonhoogte, luidheid en andere akoestische kenmerken worden direct bepaald en via een beeldscherm teruggemeld aan de zanger die precies kan zien wat hij of zij doet. Het beeldscherm beeldt gegevens af met horizontaal de toonhoogte en verticaal de luidheid. Een zanger heeft natuurlijk een beperkt bereik van zowel toonhoogte als luidheid en wordt vertaald in een beperkt gebied waarin gezongen kan worden. Vorm en plaats van het gebied vertellen iets over de stem. Een bas zal een andere positie innemen dan een tenor of een sopraan. Een algemene vorm van een fonetogram is die van een schuin ei: naarmate er op hogere toonhoogte wordt gezongen zal de luidheid toenemen. Daarnaast kan ook nog de regelmatigheid van de stembandtrilling worden weergegeven: hoe zwarter hoe regelmatiger. We zien dat het stemgebied halverwege schuin doorsneden wordt door een licht gebied: de stem is daar onregelmatiger dan elders. Dit illustreert een registerovergang tussen het zware en het lichte register. Het maakt ook duidelijk dat de registerovergang niet op een vaste toonhoogte plaatsvindt, als er luider wordt gezongen vindt de overgang bij een hogere toonhoogte plaats. Ook de onderzijde van het fonetogram is lichter: heel zachte tonen zijn moeilijk stabiel te zingen.

Resonanties

Net zoals de meeste muziekinstrumenten heeft de stem een geluidsbron en een klankkast. De geluidsbron zijn de stembanden die worden aangedreven door de ademdruk van de longen. De klankkast is de keelmondholte met soms de neusholte daarbij.
We hebben tot nu toe eigenlijk alleen nog maar gesproken over de stembanden, maar met de keelmondholte kan je het geluid nog op verschillende manieren beïnvloeden. Met de stembanden wordt namelijk niet alleen een grondtoon gevormd die de toonhoogte bepaalt maar tevens een hele reeks van boventonen. Hoe krachtiger de stembanden sluiten, hoe krachtiger deze reeks van boventonen. Door articulatie kunnen we de kracht van elke boventoon en daarmee het timbre beïnvloeden. Wat dat betreft is de menselijke stem heel bijzonder en onderscheidt ze zich van andere muziekinstrumenten; we hebben een resonantieruimte (klankkast) die eindeloos veel vormen kan aannemen. De rol van de neusholte daarbij is meestal beperkt (alhoewel sommige pedagogen daar anders over denken). Dat valt eenvoudig zelf te onderzoeken door de neus tijdens het zingen van een klinker dicht te knijpen. De huig sluit de neusholte af als er geen verschil te horen is.
De relatie tussen articulatie en het effect op het zanggeluid is complex. Ruwweg kent de keel-mondholte een vijftal resonanties die ieder in staat zijn om boventonen krachtig door te geven. De wijze van articulatie bepaalt waar deze vijf resonantiefrequenties liggen. Bij elke wijze van articuleren liggen ze op een andere plaats. Articuleren we een 'aa' dan zijn er andere boventonen krachtig dan wanneer we een 'ie' articuleren. Als we onze mond openen en sluiten, zoals tussen 'aa' en 'oe' dan verschuift een resonantie tussen 900 en 200 Hz, als we onze tong van achter naar voren verplaatsen, zoals tussen 'oe' en 'ie' dan verschuift een resonantie tussen 800 en 2200 Hz.
Het aardige is dat de frequentiegebieden van de vijf resonanties gedeeltelijk overlappen. Dat biedt de mogelijkheid om zodanig te articuleren dat resonanties kunnen gaan samenwerken. De klassieke westerse zang maakt gebruik van een samenwerking tussen de drie resonanties met de hoogste frequenties: door een juiste vorm en volume van de keelholte te vinden (sommigen claimen door een lage strottehoofdpositie) wordt een gecombineerde zeer krachtige resonantie tussen 2000 en 3000 Hz bereikt.

Stemstoornissen

Als er afwijkingen aan de stembanden zijn, beïnvloedt dit trilling van de stembanden en dus het geluid dat gemaakt wordt. Meestal is dit schorheid of heesheid.
Ik zal een aantal stemstoornissen bespreken:

q Ontsteking: Dit is meest voorkomende aandoening. Iedereen is wel eens hees bij een verkoudheid. Vaak worden de infecties veroorzaakt door virussen en genezen vanzelf. Ook als het een bacteriële infectie is, is dit vaak het geval. Als de infecties chronisch of ernstig zijn kan het voorschrijven van medicijnen noodzakelijk zijn. Ook kunnen er onderzoeken komen naar de infectiebron, bijvoorbeeld in de neusbijholten.

q Verlamming: Er is sprake van een verlamming als de stembanden niet goed naar elkaar kunnen komen. Ook hier klinkt de stem hees. Soms geneest stembandverlamming, dit is afhankelijk van de oorzaak. Eerst moet dus de oorzaak gevonden worden. Als de verlamming niet herstelt, kan de stem vaak verbeterd worden door oefeningen (logopedische therapie). Als ook dit niet helpt moet er een operatie uitgevoerd worden.

q Goedaardige zwellingen: De stem is vaak te verbeteren door de zwelling te verwijderen. Deze ingreep vindt meestal onder narcose plaats. Er zijn ook goedaardige zwellingen, zoals stembandknobbels, die ontstaan bij onjuist stemgebruik.

q Kanker: Dit is een vrij zeldzame aandoening die vooral voorkomt bij wat oudere, rokende mannen en kan in een vroeg stadium meestal goed worden genezen. Als het echt een vroeg stadium is heeft de behandeling weinig gevolgen voor de stem. Dus hoe eerder de diagnose, hoe beter. Al bij de minste twijfel wordt er een stukje weefsel van de stemband onder de microscoop onderzocht.

q Géén afwijkingen aan de stembanden: Het is ook mogelijk dat er bij een patiënt met stemproblemen geen afwijkingen worden gevonden. Dan klinkt de stem slecht door het niet goed gebruiken van de stembanden. De enige oplossing is dan een logopedische therapie.

Bij kinderen:

q Klankvorming: Als een kind bepaalde vormen niet goed kan vormen moet het naar de KNO-arts voor onderzoek. Vaak blijkt dan dat het kind en grote neusamandel heeft, waardoor het kind ‘door de neus’ (gesloten nasaal) praat. De KNO-arts kan dan beslissen de neusamandel te verwijderen. Het kan ook zijn dat het verhemelte aan de korte kant is. Ook dan praat het kind door de neus (open nasaal, ‘neuslek’)

q Stotteren: Lang niet alle kinderen die stotteren als ze klein zijn, blijven dit doen. Kleine kinderen hebben vaak veel te vertellen, maar zijn nog niet zo geoefend in praten dus gaan ze stotteren. Het is wel zo dat als stotteren in de familie voorkomt, de kans groter is dat kinderen blijven stotteren. Als de ouders merken dat het kind zelf door heeft dat het niet goed uit zijn woorden komt, wanneer het kind dingen gaat vermijden te zeggen, of wanneer het lichamelijk reageert tijdens het stotteren bijvoorbeeld door te transpireren, is het verstandig iemand in te schakelen. Waarschijnlijk verwijst de KNO-arts het kind door naar een logopedist of een stottertherapeut.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.