Inleiding
Nederland is het dichtbevolkte land van Europa. Niet alleen als het gaat om inwoners, maar ook als het gaat om de veestapel. Nederlanders weten de ruimte optimaal te gebruiken, maar deze intensieve werkwijze heeft een keerzijde, zoals het mestoverschot. Nederland heeft jarenlang niet naar het probleem omgekeken, omdat de landbouw zo’n profijtelijke sector is. Maar sinds 1990 voert men een strenger milieubeleid om de nadelige keerzijde van de intensieve land- en tuinbouw ongedaan te maken. Binnen een paar jaar wil men dat de boeren en tuinders deze doelstellingen halen. Ik heb dit onderwerp gekozen, omdat ik op 5 februari in de Volkskrant een artikel over subsidies voor biologische varkens las en waarin men sprak over het mestprobleem, een probleem in het milieu veroorzaakt door menselijk handelen. Dus toen ik voor deze opdracht een onderwerp moest kiezen, dacht ik het eerst aan dit onderwerp.
De hoofdvraag is: -Wat zijn de effecten van het mestoverschot op het milieu in Nederland?
De deelvragen zijn:
-Hoe zijn zowel dierlijke als kunstmest schuldig aan overmatige milieubelasting?
-Welke sector heeft de grootste mestproblematiek en hoe komt dat?
-Welke schadelijke stoffen zitten in kunstmest en wat zijn hun effecten op het milieu?
Achterin het werkstuk zitten nog twee bijlagen die ik aangevraagd heb bij postbus 51 en waaruit ik informatie heb gehaald voor mijn werkstuk.
Hoofdstuk 1 Mestprobleem (algemeen)
§1.1 Ontstaan mestprobleem
Dierlijke mest
De landbouw in Nederland is intensief, er zijn dus veel dieren per hectare. Dit is mogelijk door importeren van veevoer. Zo wordt er vaak meer dierlijke mest geproduceerd als eigenlijk noodzakelijk is voor gewassen. Het gevolg hiervan is overbemesting. De intensieve veehouderij is in het zuiden en oosten veel geconcentreerder dan in het westen en noorden. De boeren in het westen en noorden kunnen hun mest vaak kwijt bij akkerbouwers, omdat daar akkerbouw en tuinbouw daar vaak sterker vertegenwoordigd zijn dan veeteelt. Door aanscherping van normen wordt het steeds moeilijker mest af te zetten en mestverwerking is voor de sommige boeren niet te betalen. Hierdoor wordt vaak mest teveel mest in het milieu gedumpt, maar het milieu kan het niet kwijt doordat de mestkringloop verstoord is door teveel mest.
Kunstmest
Kunstmest is relatief goedkoop en nauwkeurig te doceren. Overmatig gebruik van kunstmest kwam vooral voor in de rundveehouderij, maar tegenwoordig is het probleem het grootst in de bollenteelt. In de akkerbouw is het gebruik minder, omdat een hoge kunstmestgift leidt tot een slechtere kwaliteit van het product.
Het gebruik van kunstmest kan worden teruggedrongen als er efficiënter mee omgegaan wordt. Hierbij is het van belang dat de boer inzicht in de mineralenstroom van het bedrijf heeft. Deze onnodige verliezen wegwerken levert zowel bedrijfseconomisch voordeel en winst voor het milieu. Door betere benutting dierlijk mest en gerichte bemestingsadviezen is het kunstmestgebruik in de loop der jaren met ruim 30% afgenomen.
§1.2 Mestproblematiek per sector
De mestproblematiek wordt door de verschillende veehouderijsectoren veroorzaakt:
-rundveehouderij
-varkenshouderij
-pluimveehouderij
Daarbij dragen ook akker- en tuinbouw een steentje bij.
Rundveehouderij
Het aandeel van het mestoverschot van de rundveehouderij ligt vrij laag ten opzichte van de varkens- en pluimveehouderij. Het betekent nog niet dat de rundveehouderijen milieuverantwoord produceren, maar wel schoner. Dit komt door aanpassing van de kunstmestgift en door beter voermanagement.
Het komt nog steeds voor dat intensieve bedrijven te weinig grond hebben om hun dierlijke mest te gebruiken. Maar dankzij het bestaan van voer- en kunstmestmanagement kunnen zij toch schoner produceren.
Men kan het mestoverschot op een bedrijf ook terugdringen door het overschot te vervoeren naar een bedrijf wat het hard nodig heeft. Ook kan men grond aankopen of het aantal dieren per hectare terug dringen.
Varkenshouderij
Er zijn ongeveer 10000 varkensbedrijven met hoge veebezetting. Dit overschot ontstaat vaak doordat varkenshouders weinig of geen grond hebben waarop de mest gebruikt kan worden. Men kan deze mest distribueren naar een ander bedrijf of de mest brengen naar een mestverwerkingsfabriek. Alleen is dit een dure maatregel, waardoor boeren hun mest liever niet laten verwerken.
Een varkenshouder kan er wel voor zorgen dat er minder mest hoeft worden afgevoerd door fosfaatarm veevoer en watermanagement. Watermanagement is het water uit de mest halen, voordat het vervoerd wordt.
Pluimveehouderij De pluimveehouderij, bestaande uit 2000 bedrijven heeft net als de varkenshouderij veel dieren op een klein stuk grond. Het verschil met varkensmest bij distributie is dat kippenmest wel gewild is, omdat het minder water bevat en dus kwalitatief beter is dan varkensmest.
Akker en tuinbouw
De akkerbouw en tuinbouw omvatten zo’n 38.000 bedrijven, die zuinig met kunstmest omspringen, waardoor deze sector schoon kan produceren. De voorwaarde hiervoor is wel dat men de aangevoerde mest alleen in het groeiseizoen gebruikt. Maar een aantal bedrijven gebruikt deze mest ook buiten het seizoen. Als de stikstof dan niet opgenomen wordt door de gewassen is de kans groot dat deze uitspoelt naar grond- en oppervlaktewater. De akkerbouwers komen onder de druk te staan als het aanbod van mest uit de veehouderij toeneemt, maar tegelijkertijd akkerbouwers door de overheid betaald krijgen als zij minder dierlijke mest gebruiken. Het is dus noodzakelijk om te zorgen dat het probleem van de veehouderij niet naar de akkerbouw verschuift.
Hoofdstuk 2 De uitwerking van schadelijke stoffen uit mest op het milieu
§2.1 De natuur is ziek van het zuur
Het Nederlandse bos wordt met de dag zieker en meer de helft van het bos is niet meer gezond. De oorzaak hiervan is de verzuring-epidemie, die zich nog steeds uitbreidt. De stof die deze verzuring vooral veroorzaakt is ammoniak.
Al jarenlang kwamen er berichten uit het buitenland over levenloze, verzuurde Scandinavische bossen en de aftakeling van het Zwarte woud, maar rond 1990 kwamen in Nederland ook berichten op de voorpagina met foto’s van de toestand van de Nederlandse bossen en heiden.
Veel burgers, wetenschappers en politici zijn verontrust over de rampen die verzuring met zich meebrengt. Daardoor is er in de loop van de tijd een grote geldstroom op gang gebracht en de overheid investeerde miljarden in een onderzoek over waar de stoffen vandaan komen en hoe verzuring in zijn werk gaat.
Nu weet men welke stoffen verzuring veroorzaken, namelijk zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (Nox) en ammoniak (NH2). Deze stoffen worden uitgestoten in de lucht, meegevoerd door de wind en belanden na enige tijd weer op de aarde. Dat kan in droge vorm door gas of kleine stofdeeltjes of in natte vorm, opgelost in regenwater. De eerder genoemde stoffen zijn van zichzelf niet zuur, maar door de bodem kunnen ze worden omgevormd tot zuur, doordat ze een verbinding aangaan met water en/of zuurstof. Zo ontstaat uit zwaveldioxide zwavelzuur, uit stikstofoxide salpeterzuur en uit ammoniak ook salpeterzuur.
De verzurende stoffen kunnen meerdere uitwerkingen hebben als ze neerslaan op de bodem, planten of oppervlaktewater. Men kent nog steeds niet alle details van het verzuringproces.
Zure regen heeft een aantal vervelende effecten. Ten eerste verzuurt de bodem. Elke plant heeft een eigen zuurgraad nodig om te kunnen groeien, dus verandert de zuurgraad, dan verandert de vegetatie ook. Dit betekent vaak dat planten zeldzaam worden of uitsterven. Daarbij gaan metalen die aan bodemdeeltjes zijn gebonden oplossen. De concentratie aluminium in het bodemvocht kan dan toenemen en bij overschrijding van bepaalde concentraties is aluminium giftig voor planten en bomen. Daarbij kan het metaal uitspoelen en zo het grondwater verontreinigen.
In sterk verzuurde grond wordt ammoniak niet meer omgezet in salpeterzuur, maar blijft het als ammonium in het bodemvocht. Ammonium spoelt niet uit, maar hecht zich aan gronddeeltjes en verdringt daarbij onder meer kalium, calcium en magnesium. Er ontstaat dan een tekort van deze voedingstoffen in de bodem waardoor planten gebrekverschijnselen gaan tonen. Ook kunnen zuren de waslaag van de bladeren aantasten, waardoor de bomen en planten meer water verdampen en dus eerder last hebben van droogte.
Vaak betekent zure regen ook bemesting. De 45 kilogram zuivere stikstof die gemiddeld jaarlijks uit de lucht komt vallen, kan de boer deels op de kunstmestgift in mindering brengen. Voor natuurgebieden en bossen is deze extra kunstmestgift wel een probleem.
Stikstofminnende planten kunnen zich gigantisch snel uitbreiden door de ‘royale’ stikstofbemesting. Daarbij verdringen ze de natuurlijke vegetatie. Een goed voorbeeld hiervan is het vergrassen van de heide.
Ook kan neergeslagen stikstof in de vorm van nitraat uitspoelen en bijdragen aan de verontreiniging van grond- en oppervlaktewater.
Hoewel verzuring veel schade heeft opgeleverd in Nederland, kan het ook gaan om een noodlottige combinatie van verzuring met bijvoorbeeld verdroging, vorst, schimmels. Vooral zandgronden zijn gevoelig voor verzuring.
Lange tijd leek het alsof loofbossen beter tegen zuur konden dan naaldbossen, maar sinds 1984 verdubbelde het areaal aangetast loofbos. Van de totale bebossing is meer dan 50% ziek: 32% is licht tot matig ziek en 21% ernstig tot zwaar. Als er niks aan deze verzuring wordt gedaan zal dit snel oplopen tot 80%. In de Peel is de situatie het ergst, daar is 10% van het bos al dood en aangezien de intensieve veehouderij de overhand heeft in het omringende gebied, zal er veel moeten gebeuren, en zo niet dan heeft de Peel geen lang leven meer.
De oorspronkelijke vegetatie van vennen is vrijwel volledig verloren gegaan. De gevoeligere vennen zijn allemaal aangetast en van de minder gevoelige vennen is 60% verzuurd.
Toch is niet alleen de landbouw verantwoordelijk voor de verzuring, de industrie produceert ook zwaveldioxide en het verkeer neemt het grootste deel van de stikstofoxideproduktie voor de rekening. De landbouw is verantwoordelijk voor 85% van de ammoniakuitstoot.
Verzuring kent geen grenzen. Nederland is qua verzuring ook een export-natie bij uitstek. Bijna 80% van de verzurende stoffen komt buiten onze landsgrenzen terecht, maar ook 60% van ‘onze’ verzurende stoffen komt uit het buitenland, vooral uit West-Duitsland 22% en België 12%.
In het zuiden van het land is de grond zuurder dan in het noorden. Als men rekent in tonnen levert stikstofoxide de grootste bijdrage aan zure regen in ons land 47%, gevolgd door zwaveloxide 39% en ammoniak 14%.
Maar niet alle stoffen verzuren even zwaar. Zo werkt 17 gram ammoniak even verzurend als 32 gram zwaveldioxide of 46 gram stikstofoxide. Kijk je naar de bijdrage aan de verzuring dan is dit 28%. En kijk je naar de bijdrage van Nederlandse bronnen aan de verzuring van Nederland, dan is ammoniak goed voor 50%.
Deze cijfers maken duidelijk dat bestrijding van verzuring een internationale zaak is en ten tweede als Nederland iets wil doen aan eigen uitstoot de aanpak van ammoniak-uitstoot veel aandacht verdient.
Toen ‘zure regen voor het eerst in de belangstelling kwam te staan, kreeg vooral zwaveldioxide de aandacht. De uitstoot hiervan daalde sinds 1984 met bijna de helft, omdat elektriciteitscentrales en raffinaderijen steeds schoner gingen produceren.
Pas later keek men naar de twee stikstofverbindingen als bijdrage aan de verzuring.
De scriptie gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden