Kolonialisme - Dekolonialisatie Nederlands-Indie Kolonialisme is te beschouwen als een streven naar expansie waarbij er in den vreemde overzeese gebieden, koloniën, worden geoccupeerd en economisch onderschikt worden gemaakt aan de moederlanden. De koloniale expansie vond achtereenvolgens plaats door verovering en onderwerping en door economische en politieke beheersing van gebieden. De huidige republiek Indonesië was ruim vijftig jaar geleden, onder de naam Nederlands- Indië, het belangrijkste koloniale bezit van Nederland. De koloniale overheid moest ook als een voogd toezien op de welvaart en de opvoeding tot zelfstandigheid van haar Indonesische kinderen ter hand nemen. Deze opvatting werd bekend onder de naam ‘ethische politiek’. Dit ethische beleid leidde tot een verbetering van de infrastructuur, de gezondheidszorg, het onderwijs voor de inheemse bevolking en tot bestuurlijke hervorming.
De film dat we in de klas hadden gezien ging over “moeder Dao, de schildpadgelijkende”. De film is door Vincent Monnikendam gemaakt. Hij had van al de stukjes film een verhaal gemaakt. Dit heeft hij via video montage gedaan. Het is een kunst van hem om een goed verhaal van te maken. De inhoud van de film gaat over de koloniale Europeaan, koloniale exploitatie en koloniale decor. Bij de koloniale exploitatie was er sprake van winst wingewest en migratiestromen. Bij het koloniale decor kon je de fysische omgeving en de rituelen bekijken. Je ziet in de film drie verschillende rituelen van slachten, dit zijn van kippen, geiten en karbouwen.
In de film kon je duidelijk zien dat er sprake was van een indirect-rule, dus Nederland heeft de macht in Indië. De indirect-rule maakte het mogelijk om uitgestrekte en volrijke gebieden met een minimale inzet aan middelen een menskracht te beheersen. Europeanen waren daar gegaan om geld te verdienen door bomen te kappen. Een voorbeeld hiervan was het ontginnen van een oerbos op Sumatra voor aanleg van een rubberplantage. Op het land werkten de kinderen ook mee om de planten water te geven en om rupsen te zoeken. Er waren vroeger geen machines, dus het moest allemaal met de hand gedaan worden. Men moest ook een stuk land hebben voor de tabaksplantage en voor het bouwen van een tabaksschuur. Het opzetten van palen voor een nieuwe schuur werd door koelie gemaakt. Koelies brachten verbindingsstukken aan in de wand van een nieuwe tabaksschuur. De koelies sorteerden tabaksbladeren in de schuur. Ze haalden samengeperste tabaksbaal onder de pers vandaan.
De Europeanen liepen rond om de koelies te controleren. Er was ook olieontginning en mijnbouw. Er was veel ontploffingen in het wingebied van tinerts. Men kan ook in de film een blikfabriek en een suikerfabriek zien. Een locomotief met wagons rijden aan bij de suikerfabriek. Suikerriet in takken kwamen de fabriek binnen. Suikerriet werd gekookt en gemalen in Java. In die tijd was het modern. Bij het industriecomplex in Balik Papan vond je een opslaghaventerrein. Op open wagens werden de koelies gecontroleerd. Ze werden gedoucht, geschoren en ook gemeten. De koelies zaten apart van de rest van het volk voor quarantaine. Door deze voorbeelden kun je duidelijk zien dat de europanen veel macht in Indië hadden. Ik vind dat je zelf hier sprake had van slavernij zoals het met de negers van Afrika in Amerika gebeurde. Alles draaide om Europa, ze werden de baas over alles, alsof ze recht op hadden. De europanen profiteerden van Indië, ze dachten dat het volk achterlijk was, ze gaven ze spiegeltjes, pijpen enz.
Nederland-Indië was een exploitatiekolonie. Dit zijn gebieden waar betrekkelijk weinig burgers uit de Europese moederlanden zich permanent vestigden. Europeanen verbleven er vooral tijdelijk en oefenen activiteiten uit zoals missionaris, militair, bestuursambtenaar, landbouwkundige, technicus, ondernemer of handelaar. De missionarissen brachten ook beelden mee. Ze leerden de kinderen van het volk om instrumenten te spelen. Er was ook gezondheidszorg voor pokken en lepra. De zusters kleden zich van top tot teen tegen besmetting. Het volk is besmet, want er is geen vaccinatie. Wat voor mij heel opvallend was, was dat alle Europeanen in wit zijn gekleed. Je kunt het volk meteen met de Europeanen onderscheiden. Er is veel armoede in het volk, toch zie je dat de Europeanen heel sjiek eruit zien. Het Europese gezin leek erg gelukkig in de film. Ze kwamen ook daar voor vakantie. Ze werden met een auto naar het hotel gebracht. Je kunt het verschil meteen zien tussen het volk en de Europeaan. Het volk is heel arm, de kinderen beginnen van jong af te roken. Er waren ook westerse winkels voor de Europeanen, bijvoorbeeld Toko Piet. De meeste Europeanen waren Nederlanders en Indische Nederlands. Indische Nederlanders, toen Indo-europeanen genoemd, waren mensen van gemengd Nederlands en Indonesische afkomst, die door de een wet uit 1892 juridisch gelijkgesteld was aan de Europeaan. Tot ongeveer 1900 had een aantal Nederlandse topambtenaren het voor het zeggen in Nederland-Indië.
In de tweede helft van de negentiende eeuw ging de kolonisatie een stap verder. Industrialisering, gepaard aan bevolkingsgroei, maakte in Europa een geregelde toestroom van grondstoffen en voedingsmiddelen nodig en afzetmarkten voor industrieproducten onmisbaar. In de eeuwen daarvoor had men kunnen volstaan met het netwerk van overzeese handelsposten en hier en daar enclaves van plantages en mijnen. De tabak ging naar Nederland (Rotterdam) via Jakarta en dan werd het verder geëxporteerd. In Jakarta werd alles opgeslagen en dan naar Nederland gestuurd. Zo had Nederland verdiend. Rechtstreekse bemoeienis met de productie nam plaats in van handel, waarbij de economie werd afgestemd op de behoeften van het moederland. Een groot aantal van de huidige ontwikkelingslanden kregen aldus een eenzijdige productiestructuur opgelegd door de koloniale mogendheden. Ten eerste werd de voortbrenging van die primaire producten gestimuleerd waaraan het moederland behoefte had. De agrarische productie in de koloniën steunde niet alleen op plantages laag betaalde arbeiders, maar ook op inheemse ‘peasant’ die gedwongen werd een deel van zijn land te reserveren voor de productie van exportgewassen. Bijvoorbeeld het cultuurstelsel dat is een systeem van gedwongen teelt die vanaf 1830 werd onder de Javaanse boeren. Gevolg hiervan was dat er veel verbouw was aan exportgewassen, waardoor de verbouw van voedsel voor eigen consumptie in het gedrang kwam. Dus in het land zelf is er hongersnood, terwijl Europa van de koloniën geniet d.m.v. plantages. Voorbespreking: het aanduiden van de verschillende perioden. In 1926 waren er communistische opstanden op West-Java. In 1927 waren er ook communistische opstanden op West Sumatra. Soekarno had in die jaar de Partai Nasional Indonesia (PNI) opgericht. De PNI wilde door non-coöperatieve en zelfwerkzaamheid de toekomstige onafhankelijkheid van Indonesië bereiken. De jaren dertig waren moeilijke jaren. De grote wereldwijde economische depressie trof ook het grondstoffenrijke Nederland-Indië. Op de wereldmarkt daalden de prijzen scherp. Nadat Nederland in mei 1940 door nazi-Duitsland was bezet, kwam Nederland-Indië vrijwel alleen te staan. Dit was een gevaarlijke situatie, omdat Japan sterk expansionistische aspiraties bezat.
De scriptie gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
A.
A.
heel goed
14 jaar geleden
Antwoorden