Ecologische voetafdruk

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • Klas onbekend | 1823 woorden
  • 23 april 2007
  • 55 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
55 keer beoordeeld

Vraag 3: ecologische voetafdruk Ecologische voetafdruk Eén methode om de impact van de mens te vergelijken met de draagkracht van de aarde, is deze van de ecologische voetafdruk. Deze methode werd ontwikkeld door twee Canadese onderzoekers van de universiteit van British Columbia, William Rees en Mathis Wackernagel. Zij zochten naar een originele manier om sociale rechtvaardigheid en respect voor het milieu te meten. Dit resulteerde in de 'Ecological Footprint'. Aangezien het systeem rekening houdt met sociale en ecologische aandachtspunten is het eveneens toepasselijk te spreken van de 'Mondiale Voetafdruk' spreken . Dit impliceert de totale land- en wateroppervlakte die vereist is om te voorzien in de consumptie van voedsel, energie en andere producten, de opname en neutralisatie van de geproduceerde afvalstromen en emissies, en de ruimte voor de infrastructuur. Aangezien mensen producten consumeren die afkomstig zijn van alle uithoeken van de planeet, kan men de ecologische voetafdruk berekenen als de som van deze verschillende vereiste oppervlakken, waar ter wereld deze zich ook mogen bevinden. Zes klassen van menselijke activiteiten zijn rechtstreeks afhankelijk van land- en/of wateroppervlakte: 1) het kweken van gewassen voor voedsel, veevoeder, vezels, olie en rubber
2) het grazen van dieren voor voedsel, dierenvel, wol en melk

3) het oogsten van woud voor hout, vezels en brandstof
4) visvangst in oceanen en zoetwater
5) het voorzien van infrastructuur voor behuizing, transport, industriële productie en elektriciteit
6) het verbranden van fossiele energiebronnen. Voor elk van deze categorieën worden de reële menselijke inbeslagname en de bestaande biocapaciteit berekend. Teneinde een zinvolle vergelijking mogelijk te maken tussen de ecologische voetafdruk van de mens en de potentiële biocapaciteit van verschillende landen, worden verschillende equivalentiefactoren geïntroduceerd. Niet alle land- en zeeoppervlakken zijn immers even ‘bioproductief’. De equivalentiefactoren laten toe om met een algemene, gestandaardiseerde eenheid te werken: de globale hectare, gh. De globale hectare impliceert een hectare van gemiddelde productiviteit. Ecologische duurzaamheid impliceert dat de mensheid haar beslag op het milieu binnen de door de globale milieugebruiksruimte afgebakende grens houdt: Indien dit niet het geval is dan wordt men geconfronteerd met een zogenaamde ecologische overshoot. Een overshoot betekent dus dat het milieubeslag de draagkracht overschrijdt. Sinds lange tijd is er sprake van een overshoot. Dit behelst slechts één aspect van de mondiale sociaalecologische crisis; erger is dat in een situatie van overshoot de mens er niet in slaagt te voorzien in de basisbehoeften van ongeveer de helft van de wereldbevolking. Op enkele uitzonderingen na vertonen de meeste westerse landen een aanzienlijk ecologisch deficit ten opzichte van hun nationaal beschikbare biocapaciteit. Een land kan echter de biocapaciteit van armere landen importeren en zodoende boven haar stand leven. Voor elke invoerder van natuur is er weliswaar een uitvoerder nodig. De gedeeltelijke inbeslagname van de biocapaciteit door het importerende land impliceert dat de draagkracht van het exporterende land afneemt. De nationale ecologische voetafdrukken worden op twee verschillende manieren bestudeert. Beide methoden bieden een complementaire visie op dezelfde werkelijkheid. Bij een eerste methode vergelijkt men de nationale voetafdrukken met de nationaal beschikbare biocapaciteit. Een land rijk aan natuur en biocapaciteit vertoont een ecologisch surplus: de totale voetafdruk is dan kleiner dan de beschikbare biocapaciteit. Een tweede methode bestaat eruit de totale ecologische voetafdruk van een land te vergelijken met het Eerlijke Aarde-Aandeel zonder expliciet rekening te houden met de beschikbare biocapaciteit van het bewuste land. Sommige onderzoekers claimen dat deze lezing de meest relevante is voor de ontwikkeling van mondiale duurzaamheid. Cijfergegevens omtrent de ecologische voetafdruk Aan de aanbodzijde wordt de hedendaagse mondiale oppervlakte aan biocapaciteit geschat op 11,3 miljard hectaren van zones met verschillende biologische productiviteit: akkerland, woud, graasland, visgrond en bebouwd land. Dat betekent dat slechts 25% van de mondiale oppervlakte biologisch productief is. Het overige deel van de aarde bestaat uit woestijnen, ijskappen en de grote delen van de oceanen die slechts in beperkte mate biologisch actief zijn. De vraag is beduidend groter dan het aanbod. Indien de aarde wordt verdeeld onder de huidige wereldbevolking, rekening houdend met de beschikbare natuurlijke reserves, dan heeft elke aardbewoner heden ten dage 1,6 hectare grond ter beschikking om te leven. Dit is het zogenaamde eerlijke aarde-aandeel (EAA, Fair Earthshare): de hoeveelheid biocapaciteit die elke wereldburger toebehoort in de veronderstelling dat iedere mens op deze globe een even groot recht heeft op de natuurlijke rijkdommen. De realiteit is evenwel somber. Hoewel de gemiddelde ecologische voetafdruk per persoon langzaamaan stagneert en zelfs gestaag afneemt, lijkt de geaggregeerde ecologische overshoot langzaamaan toe te nemen. Een mondiale overshoot suggereert dat de menselijke milieu-impact de duurzame regeneratiecapaciteit van de aarde sinds midden jaren 80 overschrijdt. In 1961 bedroeg de totale voetafdruk ongeveer 50% van de beschikbare biocapaciteit; tegen 2001 was de voetafdruk aangedikt tot ongeveer 120%, een overshoot van 20. De totale voetafdruk van de wereldbevolking bedroeg in 2001 ongeveer 13,5 miljard globale hectaren, dit is 2,2 globale hectaren per persoon. Bovendien is de verdeling zeer ongelijk. Voor België zijn de cijfers zelfs dramatisch. Het“Living Planet Report stelt dat het land op de dertiende plaats staat in de wereldranglijst van de ecologische voetafdruk. Deze lijst is een exhaustieve opsomming van landen die niet duurzaam omspringen met natuurlijke hulpbronnen. Zo heeft de man in de Belgische straten een gemiddeld verbruik van 5,6 ha per jaar. Een doorsnee inwoner verbruikt ongeveer vijfmaal zoveel als de nationaal beschikbare biocapaciteit toestaat . Een Europeaan heeft een gemiddelde voetafdruk van 4,8 ha. In 2004 was de gemiddelde voetafdruk van een Belg 4,8 ha. In 2 jaar tijd is dus de druk op het leefmilieu met 17% gestegen. Deze negatieve conclusie is voornamelijk te wijten aan het hoge energieverbruik. Ongeveer de helft van de Belgische ecologische voetafdruk wordt bepaald door het verbranden van fossiele brandstoffen. Kortom, als elke aardbewoner zou leven zoals Belgen, dan zouden slechts drie planeten volstaan teneinde in het onderhoud te voorzien.
Verkleinen van de voetafdruk Wat betreft de Belgische gezinnen zijn voornamelijk transport, voeding, verwarming en andere energieverbruikers de grote boosdoeners. Transport Vele mensen zouden het gebruik van de wagen kunnen beperken. Allereerst is het vanzelfsprekend veel duurzamer gebruik te maken van alternatieven zoals de fiets, het openbaar vervoer of andere. Het vliegtuig biedt zeker geen duurzame oplossing. Wanneer de alternatieve opties niet aan de behoefte voldoen, is het evenwel mogelijk te carpoolen, voornamelijk voor woon-werkverkeer. De chauffeur kan bovendien anticiperen wat betreft de uitstoot van CO2. Wanneer hij remmanoeuvres vermijd, rustig en in een laag toerental rijdt, bespaart hij immers brandstof. Zich met open raam of open dak verplaatsen doet het verbruik toenemen met vijf procent. De motor uitzetten tijdens haltes doet de uitstoot van schadelijke gassen verminderen en beperkt tevens de lawaaihinder. Het gebruik van de airco is aangenaam, doch het heeft een zeer schadelijke uitwerking. De auto in de car wash wassen verbruikt tot 10 maal meer water dan wassen met emmer en spons. Het weggooien van afval op de openbare weg is vanzelfsprekend niet duurzaam. Een goed onderhouden wagen verbruikt en vervuilt eveneens minder. Een te lage bandenspanning doet het verbruik dan weer toenemen. Voeding Regelmatige vleesconsumptie is een recent verschijnsel. Deze 'overconsumptie' is niet alleen schadelijk voor de gezondheid maar verbruikt ook grote hoeveelheden natuurlijke hulpbronnen: om één dierlijk eiwit te produceren, zijn 7 tot 10 plantaardige eiwitten nodig. De voedingswaarde van beide eiwitten is nochtans evenwaardig. Het is veel duurzamer om vlees en vis regelmatig te vervangen door combinaties van granen en peulvruchten die rijk aan plantaardige eiwitten zijn. Sommige voedingswaren leggen noemenswaardige afstanden af alvorens ze zich op de Belgische markt bevinden. Dit transport gaat gepaard met vervuiling en de uitstoot van broeikasgassen. Aardolie bepaald voor 1/3 de prijs van voedingswaren. Het kopen van lokale groenten en fruit met respect voor de seizoenen is ook een duurzame handeling; het beperkt immers de import. De biologische landbouw garandeert een productie zonder chemische meststoffen of behandelingen. De eerlijke handel ziet ook toe op het milieuvriendelijk telen van gewassen en bovendien is de plaatselijke agrariër correct vergoed.
Verwarming Het verwarmen van de woning is verantwoordelijk voor 2/3 van het energieverbruik. Door evenwel afstelsystemen in het verwarmingssysteem, zoals een thermostatsische kraan of programmeerbare thermostaat, te plaatsen is het mogelijk de temperatuur actief te regelen en te besparen. Elke graad temperatuursverhoging doet het verbruik met 6 à 7% toenemen. Het regelmatig laten nakijken van de toestellen is eveneens energiebesparend en verlengt bovendien de levensduur van het toestel. Het plaatsen van reflecterende panelen maakt radiotoren meer rendabel en beperkt het warmteverlies tot 70%. Het bedekken van de toestellen lijdt dan weer tot een verlies van 10% ten opzichte van het oorspronkelijke vermogen. Van alle fossiele brandstoffen is aardgas de minst vervuilende. Het is mogelijk om een verwarmingsinstallatie, boiler op aardgas te instaleren. Deze verwarmt het water niet permanent, wat wel het geval is voor elektrische installaties. Kies de plaats van de verwarmingsinstallatie zorgvuldig, opdat de af te leggen weg van het warme water in de leidingen tot een minimum wordt herleid. Energieverbruik Fossiele energiebronnen zijn gedeeltelijk verantwoordelijk voor de opwarming van het klimaat en ze hebben een negatieve impact op de gezondheid en het milieu. Bovendien zijn deze energiebronnen niet onuitputtelijk. Het uitschakelen van de verlichting is een eenvoudige handeling die het energieverbruik doet afnemen. Spaarlampen en TL-lampen zijn zuiniger in verbruik dan traditionele gloeilampen. Halogeenlampen verbruiken dan weer meer energie. Een niet-gebruikte lader in het stopcontact of een stand-by lampje van een afstandsbediening verbruikt relatief veel nutteloze energie. Verschillende elektrische apparaten zijn onderverdeeld in klasses. De A- klasse is de minst energieverslindende. Deze informatie wordt op het apparaat mede gedeeld door middel van een sticker Kritiek op de ecologische voetafdruk Vanuit milieuwetenschappelijke hoek heeft men een aantal tekortkomingen aangestipt Een eerste bedenking betreft het feit dat natuur wordt beschouwd als een producent van biomassa ten dienste van de mens. Men stelt het westerse materialisme op zich niet in vraag, zolang deze binnen de grenzen van de duurzame ontwikkeling blijft. De egocentrische houding van de mens wordt niet bekritiseerd. Er wordt tevens weinig rekening gehouden met de noodzaak aan biodiversiteit teneinde stabiliteit van het ecosysteem te garanderen. Vervolgens is valt op te merken dat de voetafdruk een aantal negatieve effecten niet in rekening brengt. Het betreft al die factoren die men niet kan relateren aan een benodigde land- of wateroppervlakte. Terwijl de ecologische voetafdruk momenteel exclusief toegespitst is op energiegerelateerde emissies, verwaarloost hij de milieuschadelijke gevolgen van andere emissies, zoals Cfk’s, zwaveldioxide en stikstofoxiden. Daarnaast houdt hij evenmin rekening met onduurzame praktijken zoals het storten van biologisch niet-afbreekbare afvalstoffen, zoals plastics en metalen

Het idee dat de ecologische draagkracht van een ecosysteem exact berekend kan worden, zodat de grenzen van de veilige natuurexploitatie vastgelegd kunnen worden, stemt niet overeen met de werkelijkheid. Ecosystemen zijn te complex en te dynamisch om volledig te vatten. De ecologische voetafdruk slaagt er wel in om de ordegrootte van de huidige overconsumptie aan te geven. Een perfecte duurzaamheidindicator bestaat echter niet. Aangezien de ecologische voetafdruk slechts een beperkt aantal materiaal- en energiestromen in rekening brengt en die bovendien conservatief becijfert, maakt deze indicator een onderschatting van de reële milieu-impact van de menselijke consumptiepatronen. Het is evenwel een praktisch middel om de publieke opinie te mobiliseren en op een verstaanbare manier kennis te geven van het duurzame ontwikkelingsprobleem

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.