Het gekozen kunstwerk;
Le moulin de la Galette, van Pierre Auguste Renoir.
Inleiding:
Voor deze kunstanalyse werd ik vrij gelaten in het uitzoeken van het tweetal kunstuitingen. Met de enige begrenzing dat de twee werken wel op twee verschillende gebieden lagen.
Dit was een mooie reden om twee kunstwerken waar ik bewondering voor heb nader te bestuderen. Verreweg de mooiste schilderstijl/-stroom vind ik nog altijd het impressionisme. Deze stroming kent vele grote schilders met een bewonderenswaardig oeuvre. Het was dan ook moeilijk om één werk van één bepaalde schilder uit te zoeken die ik het liefste wilde analyseren. Uiteindelijk viel mijn oog op Le moulin de la Galette van Renoir. Ik werd erg aangetrokken tot de vrolijke onbezorgde menigte. Dit leek mij een geschikt werk om mee verder te gaan.
Voor de analyse van de tweede kunstuiting koos ik uiteindelijk voor een ruimtelijk werk uit dezelde kunststroming.
Algemene gegevens:
“Le moulin de la Galette” (1876), geschilderd door Pierre Auguste Renoir (1841-1919). Het schilderij heeft een afmeting van 131 x 175 cm. De olieverf is nat-in-nat op het doek aangebracht. Het is momenteel in het bezit van het Musée d’Orsay te Parijs. Het doek werd een jaar na de voltooiing, in 1877, op de impressionisten-tentoonstelling getoond.
De kunstenaar:
De Franse schilder, tekenaar, pastellist, lithograaf, etser en beeldhouwer Pierre Auguste Renoir werd in 1841 geboren in Limoges. Hij begon op 13-jarige leeftijd met het beschilderen van waaiers en porselein. In 1861 ging hij op het atelier van Ch. Gleyre werken en ontmoette daar o.a. F. Bazille, Cl. Monet en A. Sisley. Tegelijkertijd bestudeerde hij de oude meesters in het Louvre. Samen met enkele impressionisten ging hij buiten in het bos van Fontainebleau schilderen (1866), waar hij met Diaz in contact kwam. Zijn werk uit die tijd werd ook door Delacroix en meer nog door Courbet beïnvloed. In 1866 en 1867 werden zijn luchthartige en natuurlijke portretten voor de Salon afgewezen. Renoir legde met Monet in Bougival de grondslagen van het Impressionisme. In ongeveer 1868 ontstonden de eerste schilderijen van zijn hand, die men impressionistisch zou kunnen noemen, maar pas in de tweede helft der jaren zeventig schilderde hij in de techniek, die deze beweging kenmerkt.
In de tien jaren na de oorlog van 1870 schiep hij een aantal werken, waarin hij het trillen van het licht over de dingen trachtte weer te geven. Meer dan de meeste andere impressionisten boeide hem de mens, en hij schilderde buiten veel portret en composities met figuren. Zijn werk toont weinig innerlijk leven, maar is vol levensblijheid, en steeds weer proeft men er zijn vreugde in het schilderen uit.
In het begin van de jaren 80 stond Renoir op het punt om met de impressionistische stijl en met de impressionisten als groep te breken. De snelle werkwijze van het Impressionisme sprak hem nu helemaal niet meer aan; de plein-air-stijl legde de nadruk op lichteffecten ten koste van de compositie – waar immers geen tijd voor was – en bracht alles terug tot een veelkleurige nevel waarin geen enkel voorwerp meer enige vorm of gewicht had. Op zoek naar een nieuwe richting maakte hij, in de herfst van 1881, een reis naar Italië. Hij was vol bewondering voor Rafaël en ging zich onder invloed van diens werk meer op het tekenen toeleggen. De omtrekken werden weer duidelijker en om de lijnen en vormen beter te kunnen bestuderen, zonder door het licht te worden gehinderd, ging hij weer binnen werken. Van ongeveer 1883 tot ’85 schilderde hij, ook beïnvloed door Ingres, Italiaanse fresco's en schilderingen te Pompeij, met bijzondere belangstelling voor de tekening en grote, vrij gladde oppervlakken. Zijn kleurencombinaties zijn dan koeler. Zijn schilderijen worden op meerdere impressionistische tentoonstellingen getoond. Maar Renoirs manière aigre sloeg veel minder aan dan het soort portretten dat hij sinds het begin van de jaren 80 had geschilderd. Hij wilde niet meer van zijn “klassieke stijl, vol van licht en plezier” afwijken. Maar in praktijk bleek echter dat deze strakke werkwijze helemaal niet bij hem paste. Tegen het eind van de jaren 80 trachtte hij een synthese te vinden tussen zijn impressionistische en zijn “zure” stijl.
Ongeveer in 1890 trouwde hij met Aline en keerde weer terug tot warmere kleuren en een bredere schilderwijze. Vooral na 1900 schilderde hij veel naaktfiguren, waarbij het licht over de huid hem steeds weer boeide. Na 1903 ontstonden de beeldhouwwerken die onder zijn toezicht door de Italiaan Guino werden gemodelleerd. Ook in zijn schilderijen uit die tijd is te zien, dat hij voortdurend met vormen en volumen bezig was.
In 1912 trof hem een verlamming door reuma, zodat bij het schilderen zijn penselen aan zijn polsen moesten worden vastgebonden.
Een geliefd thema uit zijn latere tijd is de baadster. Helaas storen in deze werken een onaangenaam roze en nalatigheid in de tekening. Zodoende vertoont zijn werk, dat ook landschappen en stillevens omvat, een neergaande lijn. Bovendien heeft hij te veel geschilderd: het aantal van zijn werken wordt op ca. 6000 geschat. Onder zijn vroege schilderijen bevindt zich een aantal coloristische (= kleurschakeringen) meesterwerken, waardoor zijn roem verzekerd blijft.
Pierre Auguste Renoir werd in 1919 benoemd tot Commandeur van het Légion d’honneur en een van zijn werken wordt in het Louvre gehangen. In dat zelfde jaar stierf hij te Cagnes, bij Nice.
Stijl, Stroming en Tijd:
Renoir was een schilder van het Impressionisme. Van alle stromingen in de kunst heeft deze stroming waarschijnlijk wel de meest bekende, geliefde en toegankelijke schilderijen voortgebracht. Maar toch was het begin van het impressionisme bepaald niet voorspoedig. Uitgangspunten waren de verworvenheden van de realisten, m.n. Courbet en de School van Barbizon en van Manet. De impressionisten schilderden de wereld – de wereld direct om hen heen, de moderne wereld – zoals zij deze zagen, dat wil zeggen realistisch, naturalistisch en zelfs illusionistisch. Hun leer van realisme spoorde hen aan om direct naar het onderwerp te schilderen – en als dit zich in de open lucht bevond, dan schilderden zij buiten. Deze concentratie op het zichtbare openbaarde hun een optische wereld, die bestond uit ontelbare kleurfragmenten, waarin niet noodzakelijkerwijze afzonderlijke, driedimensionale vormen voorkwamen. Bij hun analyse van de zichtbare wereld volgden de impressionisten verschillende methoden. De benadering die zich bezig hield met de voorwerpen die deel uitmaken van de zichtbare wereld stonden centraal in het latere werk van Renoir.
De beweging was tussen 1859 en 1864 ontstaan uit een kleine groep Parijse kunststudenten: Pissarro, Monet, Sisley, Bazille en Renoir. Vanaf 1866 werden ze gesteund door Manet, een iets oudere schilders die sympathiek stond tegenover hun ideeën en wel wordt gezien als de wegbereider en baanbreker voor het impressionisme. De groep impressionisten kreeg meer autonomie (minder afhankelijk van opdrachtgevers). Verder hadden zij als gemeenschappelijke vijand de orthodoxie van de academische Salonschilders.
Ze waren politiek links “geëngageerd”; hun onderwerpen hadden betrekking op alles wat aangenaam is, zoals mensen die zich vermaken, lieflijke landschappen, alles in levendige kleuren geschilderd. Formeel was de beweging pas in 1874 ontstaan, toen het werk van de impressionisten in zijn geheel was verworpen door de Salon en zij daarop een naamloze beweging van schilders, beeldhouwers en grafisch kunstenaars oprichtten. Een journalist gaf de schilders de naam impressionisten naar aanleiding van de titel impression van een van de schilderijen tijdens een zelf georganiseerde tentoonstelling. Deze term werd spoedig overgenomen door hun tegenstanders en de schilders zelf.
De impressionisten “schilderen met licht”. Ze leggen vluchtige momenten vast waarop atmosfeer, licht en kleur veranderlijk zijn. Soms werd fotografie toegepast om het vluchtige moment vast te kunnen leggen. Verder werden ze waren beïnvloed door het natuurkundig onderzoek van Newton en door zur farbenlehre van Goethe. Het nadeel van de impressionistische stijl is wel dat er een verlies van ruimte optreedt. De omtreklijnen, diepte en massa zijn vaak niet zichtbaar.
Ten tijde van de laatste impressionistische tentoonstelling te Parijs in 1886 was er van de oorspronkelijke samenhang tussen de groep impressionisten weinig meer overgebleven. Voor nieuwe, schokkende kunstuitingen zorgden nu jongere schilders als Seurat. De oorspronkelijke groep, door Pissarro nu de “romantische impressionisten” genoemd, hield zich bezig met persoonlijke stijlproblemen, terwijl de onderlinge relaties verworden waren tot zoals Van Gogh het noemde “heilloze kibbelarijen”. Ook Renoir was teleurgesteld in het impressionisme en in 1884 had hij reeds voor deelname aan de tentoonstelling van de impressionisten bedankt.
Na de Eerste Wereldoorlog, ten tijde van de dood van Renoir en Monet, was het impressionisme welhaast vergeten door de toen actieve schilders. Maar in hun vroege, ondernemende jaren hadden de impressionisten het gezichtsveld van de kunst zeer aanzienlijk uitgebreid. Zij hadden een wereld onthuld, stralend van licht en kleur en zij hadden de beginselen van het realisme verder doorgevoerd, zodat nu elk willekeurig onderwerp aanvaardbaar geworden was in de kunst.
Analyse:
De pre-iconografie;
Vooraan in het midden, zit een vrouw in een lichte jurk op een bankje en achter haar buigt een andere vrouw zich lichtelijk voorover. Deze is veel donkerder gekleed. Zij kijken beide richting een man die rechts van het midden vooraan op een stoel zit met z’n rug naar de toeschouwer en z’n gezicht naar de twee vrouwen gericht. Geheel rechts-vooraan zitten nog twee mannen aan hetzelfde tafeltje als de eerste man. Hun gezichten zijn voor de toeschouwer wel zichtbaar en zij kijken naar het hiervoor beschreven drietal. Rechtsachter dit groepje staat een stel mensen, voornamelijk met de rug naar de toeschouwer toe gekeerd. Een vrouw uit dit stel staat tegen de boom geleund die middenachter het voorste groepje staat. Zo ziet de toeschouwer haar profiel. Geheel linksvooraan is nog een gedeelte van een bankje en een meisjesgezicht zichtbaar dat door de rand van het schilderij wordt afgesneden. (Opmerkelijk is de gele vlek tussen de twee bankjes, die ik niet goed kan thuisbrengen) Hiermee is de voorgrond beschreven.
Hierachter, links van de boom is een dansende menigte te zien. Één dansend paar uit deze menigte (linksmidden) staat bijzonder op de voorgrond ten opzichte van de rest. Zij staan dan ook in een lichtvlek en zij is ook gekleed in een lichte jurk. Achter dit paar staan aan beide zijden en in het midden van het schilderij nog drie andere dansende paren. Daarachter is de rest van de menigte afgebeeld, maar veel minder duidelijk.
Een stuk achter de boom vooraan staat nog een boom en in zowel de linker en rechter bovenhoek is ook groen zichtbaar. Helemaal op de achtergrond zijn de trekken van een gebouw zichtbaar waarin de suggestie van een orkest zich heeft gevestigd.
Tenslotte hangt er linksboven het dansende paar vooraan en het paar rechts daarvan een soort kroonluchter met witte bollen. Rechts daarvan hangt er nog een van maar een stuk kleiner. En geheel aan de linkerkant van het schilderij staat ook nog een soort straatlantaarn met dezelfde soort witte bollen als de kroonluchters.
De groep mensen op de voorgrond ligt voornamelijk in de schaduw met hier en daar kleine lichtvlekjes. De dansende menigte ligt veel meer in de zon.
De techniek en beeldend proces;
Het werk is in de open lucht geschilderd (plein-air) en werd volgens de wetten van het impressionisme in een poging voltooid worden. Dit vereiste een nieuwe technische werkwijze; de “natuur” of het “motief” verandert van de ene op de andere minuut als er bijvoorbeeld een wolk langs de zon drijft. Renoir, die probeerde een karakteristiek beeld vast te leggen, had dan geen tijd zijn kleuren te mengen en tegen elkaar af te wegen, laat staan in lagen op een geprepareerde bruine grond te leggen, zoals de oude meesters hadden gedaan. Hij moest ze direct in rasse streken op zijn doek brengen met minder zorg voor het detail dan het totale effect. Hij had dus geen tijd om te wachten tot de vorige verflaag droog was en moest daarom nat-in-nat schilderen.
Zo heeft dit werk van Renoir, zelfs vergeleken bij Manets schilderij van Monet in zijn bootje, iets van een onvoltooide schets. Slechts de koppen van sommige figuren op de voorgrond worden met zekere uitvoerigheid behandeld. Maar zelfs die zijn aangezet op de meest onconventionele, gedurfde manier. De ogen en het voorhoofd van de zittende dame zijn beschaduwd terwijl de zonnestraal maar even over haar mond en kin glijdt. Haar keurige kledij is met losse streken van de kwast getoetst, uitbundiger nog dan Frans Hals heeft gedaan. Maar het zijn wel de figuren die onze aandacht trekken.
Verderop worden de vormen steeds meer in zonlicht en atmosfeer opgelost. Het lijkt alsof Renoir de figuurtjes met een paar kleurvlekjes tevoorschijn kan toveren. Volgens mij is er achter in het schilderij een orkest gevestigd, maar dit bestaat enkel uit een groep vlekjes. De enige aanleiding voor mij om dit te denken was dat het net lijkt over er iemand op een dwarsfluit aan het spelen is. Meer aanleiding heb ik niet. Toch ben ik bijna zeker dat het een orkest voor moet stellen.
Wanneer je het detail (afb.2) bekijkt zie je duidelijk wat de grondslag is voor de techniek van Renoir, die bestaat uit vloeiende strepen die zelfs op dit kleine stukje van het doek het hele kleurenspectrum weergeven, ofwel de regenboog. De penseelstreken zijn zeer vrij opgebracht zonder acht te slaan op de contourtekening die eerder is gemaakt.
De beeldaspecten;
In het zonlicht en de open lucht komt niet die donkere schaduw voor die bijvoorbeeld Leonardo gebruikte voor zijn modelé. Daarom was deze traditie voor Renoir en zijn mede-impressionisten uitgesloten. Hij moest zoals ook in dit werk de contouren opzettelijk verdoezelen. Maar dit is geen probleem, wetende dat het menselijk oog heel makkelijk één beeld kan opbouwen van verschillende onderdelen. Maar dan moet men er wel rekening mee houden dat het werk op enige afstand bekeken behoort te worden. Dit was waarschijnlijk dan ook het grote probleem met het publiek in de tijd van Renoir. Het contrast tussen licht en donker wordt hier ook verkregen door de afwisseling van lichte en donkere vlakken die op afstand de plasticiteit als effect hebben.
Het licht heeft hier ook een bijzondere functie. Het benadrukt bepaalde delen van de voorstelling, zoals bijvoorbeeld het dansende paar en het gezicht van de zittende vrouw vooraan. De lichtvlekjes op de mensen die in de schaduw zitten worden veroorzaakt door het zonlicht dat tussen de bladeren van de bomen door komt. Het zorgt voor een speels effect en het neemt het ‘donkere’ van de schaduw een beetje weg.
Renoir heeft na mijn mening een hele sterke compositie op poten gezet, wetende dat hij geen tijd had om ellenlange voorstudies te doen. Het groepje midden op de voorgrond staat (de twee vrouwen en de man) vormen een de aloude driehoeks-compositie (afb.3). Van onderaan het bankje, via de rug en het hoofd van de buigende vrouw naar boven en weer langs het hoofd en de rug van de zittende man vooraan naar beneden. Er lopen volgens mij ook twee hele duidelijke lijnen van onderaan het bankje, via het hoofd van de zittende vrouw naar de strohoed van de man bij de boom en van daar via de vrouw in blauw en de twee metgezellen weer naar beneden. Hierdoor heeft het schilderij een sterke basis. Het stukje van een meisje op een bankje dat linksonderaan nog in beeld komt is ook heel belangrijk. Zonder dit stukje zou er daar een lege plek vallen waardoor de compositie in elkaar zou vallen. De dansende menigte vormt uiteindelijk zelf ook weer een soort driehoek die in het geheel past.
Het groepje mensen vooraan, met name het groepje van drie personen midden op de voorstelling heeft de functie van een coulisse. Zij suggereren hierdoor ruimte in het schilderij. Het feit dat het dansgezelschap zich voornamelijk in het licht bevindt en de mensen op de voorgrond zich meer in de schaduw hullen versterkt het coulisse-effect. Ook doordat de mensfiguren steeds kleiner en minder gedetailleerd worden naar mate ze verder achterin de voorstelling komen te staan wordt er een gevoel van ruimte gecreëerd. Dit heeft Renoir goed voor elkaar gekregen zonder mooie overgangen van licht naar schaduw.
De kleuren in het schilderij zijn niet uitbundig maar komen fris op mij over. De voorstelling bevat veel zwart en grijs/blauw-tinten. Maar door de pastel-tinten van de jurken en strohoeden krijg ik toch een zomers gevoel bij het zien ervan. Het geeft een vrolijke en in zekere zin ook een amoureuze sfeer.
De functie;
Bij het accepteren van het impressionisme door de bourgeoisie speelde Renoir een doorslaggevende rol. Werken als “Le Moulin de la Galette”, met een feestelijk en anekdotisch thema, zouden er voor zorgen dat het publiek uit die tijd zich tenslotte toch gewonnen gaf voor een beweging die aan de horizon van het Parijse expositieleven was verschenen als heel onconformistisch en revolutionair.
Renoir had eveneens oog voor het gedrag van een vrolijke menigte en is ook betoverd door feestelijke schoonheid. Maar zijn voornaamste belangstelling ligt elders. Hij wilde de bonte mengeling van heldere kleuren oproepen en tegelijk het effect van het zonlicht op de warrelende menigte bestuderen.
Inhoud van het Werk:
Renoir, die erg hield van omgevingen waar veel mensen kwamen, schilderde dit doek naar het leven. Le Moulin de la Galette, onder een dicht bladerdek dat het licht filtreert, biedt plaats aan typische vertegenwoordigers van de middenklasse die zich vermaken op een zondagmiddag. Deze plek was een bekend terras op Montmarte, niet ver van Renoirs atelier in de Rue Cortot te Parijs. Het grootste deel van de mensen die hier zijn afgebeeld zijn in werkelijkheid vrienden van de schilder. De meisjes waren gewone klanten die toevallig langskwamen terwijl Renoir zat te schilderen. Het paar dat links op de voorgrond aan het dansen is, zijn de Spaanse schilder Pedro Vidal de Solares y Cárdenas en het model Margot.
Nadat Renoir zich had ontworsteld aan de invloed van Monet werd hij opnieuw bewust van de traditionele waarden. Maar de traditie is hier wel aan de moderne tijd aangepast, wat ook Renoirs bedoeling was. In plaats van de aristocratie laat hij ons gewone parijzenaars zien die de bloemetjes buiten zetten.
Eigen mening:
Als eerste wil ik kwijt dat ik de het analyseren van kunstwerk heel leuk vond om te doen. Maar het kostte, zoals al was gewaarschuwd, heel veel tijd. Toch was het mooi om een bijzonder kunstwerk eens wat nader te kunnen bekijken.
Over “Le Moulin de la Galette”;
Ik heb het altijd vreemd dat dit prachtige werk zo’n storm van verontwaardiging losmaakte en zo weinig serieus genomen werd toen het aan het publiek getoond werd. Wat destijds als zorgeloze slordigheid werd gezien is in mijn ogen het resultaat van grote artistieke wijsheid. Als Renoir het werk heel gedetailleerd had neergezet was het volgens mij lang niet zo levendig en aantrekkelijk geworden. Ik vind het juist heel kunstig hoe op grotere afstand de kleurvlekjes samensmelten tot een geheel, hoe er voor ons door suggestie een reëel beeld ontstaat. Daarom vind ik dit een van de mooiste schilderijen die ik ken.
Literatuur opgave:
- Le Moulin de la Galette;
1. Eeuwige Schoonheid, E.H. Gombrich, Gaade Uitgevers/Unieboeken b.v., Houten (1997)
2. De Geschiedenis van het Impressionisme, Septuaginta, Alpen aan den Rijn (1980)
3. Die Größe Enzyclopädie der Malerei, P. Wiench, Smeets Offset B.V., Weert (1975)
4. Kunst van de 20e eeuw II, Ruhrberg e.a., Taschen (1998/99)
5. Oosthoek Encyclopedie van Schilder & Beeldhouwkunst, J.L. Griep e.a., Oosthoek, Utrecht (1981)
6. Schilderkunst van A tot Z, Koninklijke Smeets Offenset B.V., Weert (1987)
7. Winklerprins van de Kunst, Elsevier Nederland B.V., Amsterdam/Brussel
REACTIES
1 seconde geleden