Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

H5 en H6

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 280 woorden
  • 2 maart 2009
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
19 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 5, wortels en pi
• De grafiek van een kwadratische formule is een parabool.
• Om een parabool te tekenen, maak je een tabel van 5 à 7 punten.
• De twee parabolen zijn:
   - dalparabool: positief getal voor x2 (kwadraat).
   - bergparabool: negatief getal voor x2 (kwadraat).
• Zowel het hoogste punt van een bergparabool als het laagste punt van een dalparabool heet de top.
• √2 is de zijde van een vierkant waarvan de oppervlakte 2 is.
• Vb: 4√9 betekent 4 x √9. m 4√9=4 x 3=12.

• De wortel uit een negatief getal bestaat niet.
• Het kwadraat van √a : (√a)2 = a.
• (√a)2 = a (ab)2 = a2 + b2.
• Wortels vermenigvuldigen: √a x √b = √ab.
• De som van gelijksoortige wortels kun je herleiden. Vb: 3√2 + 5√2 = 8√2.
• Bij herleiden van wortels mag je niet afronden.
• Bij het herleiden van wortels gebruik je geen rekenmachine. Laat wortels als √38 en 5√6 staan. Maar 3√25 moet je vereenvoudigen, want 3√25=3 x 5=15.
• Optellen en afrekken: wortels moeten gelijk zijn,  tel de getallen op en zet de wortel (verandert niet) er weer achter. Vb: 2√6+4√6=6√6.
• Vermenigvuldigen: alles mag, eerst de getallen x die voor de wortel staan en dan de wortels x.
(√x)2 = x (√5)2 = 5
√24 = √4 x √6 = 2√6
√4=2 √9=3 √16=4 √25=5 enz.
• Omtrek cirkel = ח x diameter.
• Diameter = 2 x straal.
• Oppervlakte cirkel = ח x straal2.
• Omtrek halve cirkel = ח x straal.


Hoofdstuk 6: de stelling van Pythagoras.
• Bij elke rechthoekige driehoek is opp I + opp II = opp III.
• In elke rechthoekige driehoek is
(ene rechthoekzijde)2 + (andere rechthoekzijde)2 = (schuine zijde)2.
• Van een vierkant met oppervlakte a is de zijde √a.
• De schuine zijde is de langste zijde van de driehoek.
• Soms moet je eerst een hulplijn tekenen om een rechthoekige driehoek te krijgen.
• Geldt in een driehoek (ene zijde)2 + (andere zijde)2 = (langste zijde)2 dan is de hoek tegenover de langste zijde een rechte hoek.
• ≠ betekent ‘is niet gelijk aan’.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.