Wiskunde Hoofdstuk 10.1 t/m 10.6
Hoofdstuk 10.1 : herleiden
• Neem de gelijksoortige termen samen:
6X + 2Y – 4X – 3Y = Neem de termen X samen
Neem de termen Y samen
6X + 2Y – 4X – 3Y = 2X - Y
De min (-) voor de 4X geeft aan dat je 4X moet aftrekken, dus als je de termen in de andere volgorde zet moet de min (-) mee. De tussenstap mag je weglaten.
• Volgorde bij herleiden:
1. Vermenigvuldigen
2. Gelijksoortige termen optellen
Hoofdstuk 10.2 : haakjes wegwerken
• Spreekt voor zich, als je een som oplost doe dan:
1. Berekenen wat tussen haakjes staat
2. Machtsverheffen
3. x en : van links naar rechts
4. + en – van links naar rechts.
Hoofdstuk 10.3 : machten
• Een macht: een product van gelijke factoren
• Machtsverheffen: het berekenen van machten
• Als je een som oplost doe dan:
1. Berekenen wat tussen haakjes staat
2. Machtsverheffen
3. x en : van links naar rechts
4. + en – van links naar rechts.
• Als je een even getal aan min (-) tekens heb, dan is het antwoord altijd positief.
• Heb je een oneven getal aan min (-) tekens, dan is de uitkomst altijd negatief.
Hoofdstuk 10.4 : machten en de rekenmachine
• Je berekent machten op de rekenmachine door het dakje (^) te gebruiken.
• 36 bereken je als 3^6 =
• -56 bereken je als (-) 5^6 =
Hoofdstuk 10. 5: machten en letters
• Bij het product van machten met hetzelfde grondtal moet je de exponenten optellen, het grondtal blijft gelijk.
Hoofdstuk 10. 6 : machten van machten
• Bij een macht van een product neem je elke factor tot die macht.
• Bij een macht van een macht moet je de exponenten vermenigvuldigen.
REACTIES
1 seconde geleden