Voorkennis
Grafieken van exponentiële functies (fx=b ∙ gx) snijden de y-as in het punt (0,b). Bij g > 0 is de grafiek stijgend, en bij 0 < g < 1 dalend ( bij b > 0). Het domein van deze functies is R, en het bereik is <0,→>.
De regels bij exponenten en machten zijn: gp ∙ gq= gp+q, gpgq= gp-q en gpq= gp ∙ q.
§1-1 Logaritmen
In de vergelijking gx=a, is x de logaritme van a voor het grondtal g: x= logg(a). Een logaritme kun je zeggen als: “Tot welke macht moet je g doen, totdat je a als uitkomst krijgt. Het getal binnen de haakjes (a) moet altijd groter dan 0 zijn, want log(negatiefof 0) kan niet. Ook geldt altijd logg(1)=0.
§1-2 Logaritmen berekenen
De “normale” log, is de 10-log, net zoals op de rekenmachine: als er geen grondtal vermeldt staat, wordt er de 10-log bedoelt. Op de rekenmachine kun je de logg(a) berekenen met: log10(a)log10(g).
§1-3 Grafieken van logaritmische functies
- De grafieken fx= gx en kx= logg(x) zijn elkaars spiegelbeeld in de lijn y=x.
- Het domein van een logaritmische functie is altijd <0,→>, en het bereik R.
- De horizontale asymptoot van de basisfunctie is x=0
- Het snijpunt met de xas is het punt (1,0), want logg(1)=0.
- Het grondtal g is altijd positief, en nooit gelijk aan 1.
- Er geldt ook: voor 0 <g <1 is de grafiek dalend en voor g >1 is de grafiek stijgend.
§1-4 Rekenregels voor logaritmen
logg(a)+ logg(b)= logg(a ∙b) logg(a)- loggb= logg(ab) p ∙ logg(a)= logg(ap)
glogg(a)=a logg(a)= logb(a)logb(g)
§1-5 Formules herleiden
Een logaritmische formule kun je herleiden tot een exponentiële formule, en omgekeerd geldt hetzelfde. Daarvoor gebruik je de basisregel: gb=a, waaruit volgt: b= logg(a), en omgekeerd:
logg(a)=b, waaruit volgt: a= gb.
§1-6 Vergelijkingen en ongelijkheden
Je kunt met de regenregels voor de logaritmen een logaritmische vergelijking oplossen, en natuurlijk met de basisregel: voor logg(x)=c is de exacte oplossing x= gc.
Bij een ongelijkheid met een logaritme moet je het volgende stappenplan volgen:
1. Bereken het domein van de logaritme. (getal tussen haakjes > 0)
2. Eerst van de ongelijkheid een vergelijking maken, en die oplossen
3. Schets maken (m.b.v. rekenmachine), en de oplossingen + het domein aangeven.
4. Op basis van de schets en de oplossing(en) het antwoord geven, NIET HET DOMEIN VERGETEN!!
REACTIES
1 seconde geleden