Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Hoofdstuk 3, 4 6 t/m 8

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1780 woorden
  • 11 november 2013
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
30 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Inspiratie nodig voor je profielwerkstuk?

Ben jij op zoek naar een onderwerp voor je profielwerkstuk, maar weet je niet waar te beginnen? Bij de Universiteit Twente vind je volop inspiratie. Van organen op chips tot fast fashion tot het programmeren van een robot – er is altijd wel een onderwerp dat bij jouw interesses past.

Lees meer!

Lineaire formule A = 0.8t + 34

Er bestaat dan een lineair  verband tussen A en t, de grafiek is een rechte lijn.

Je weet ook dat het snijpunt met de y-as (0,34) zal zijn.

A is 0.8, ga je  1 naar rechts ga je 0.8 omhoog.

0.8 is het richtingscoëfficiënt, de rcl laat zien hoe stijl de lijn loopt.

Y = ax + b, hiervan is a de richtingscoëfficiënt (1 naar rechts en a omhoog) , en b is het snijpunt met de y-as (0,b)

Een lineaire formule bij een tekst opstellen:

P = 25t + 12,       P is de prijs in euro’s, rc = de prijs per week, plus een vast bedrag (12 euro voorrijkosten bijvoorbeeld)

Als je een gegeven punt weet van een lijn (18,25), en de rc is ook bekend (rcl= 3) dan kun je de formule op gaan stellen;

rcl = 3,

dus y = 3x + b , door (18,25) vul dan x = 18 en y = 25 in.

25 = 3 * 18 + b

25 = 54 + b

25 – 54 = b

-29 = b, dus b = -29

l: y = 3x – 29

Richtingscoëfficiënt berekenen:

rcl =             verschil van de y-coördinaten              .

        bijbehorende verschil van de x-coördinaten

Δy = ya - yb  ,  Δx = xa - xb

Bij R= aq + b hoort a = ΔR / Δq

Formule van een lijn opstellen:

y = ax + b bereken a, a = Δy / Δx, zet a in de formule en pak 2 punten uit de grafiek en reken na.

Lineaire vergelijkingen algebraïsch oplossen:

  1. Werk haakjes weg.
  2. Termen met x naar het linker lid.
  3. Rest naar rechts.
  4. Herleid beide delen.
  5. Deel door het getal voor de x.

Lineaire ongelijkheden: allebei de formules invullen in de grafiek, optie intersect, welke is voordeliger?

Tijden omrekenen: t = 8.35, 8 uur en 0.35*60 = 8 uur en 21 minuten

Interpoleren: berekenen wat tussen de waarden ligt die je al hebt.

Extrapoleren: berekenen wat buiten de waarden ligt die je al hebt.

Lineair interpoleren:

Δx

5

2

Δy

3

Δy

Δy = 2 x 3 / 5 = 1.2

(16,23) en (21,28)

Δt

5

1

ΔN

-6

ΔN

ΔN = 1x – 6 / 5 = 1,2

Dus N = 28 – 1,2 = 26,8

Horizontale en verticale lijnen:

  • y = 5 , (0,5), alle punten op deze lijn hebben het y coördinaat 5.
  • X = 6, (6,0), alle punten op deze lijk hebben het x coördinaat 6.

Variabele vrijmaken:

y is vrijgemaakt en uitgedrukt in x

3x + 2y = 45

2y = -3x + 45

Y = -1.5x + 22.5

ax + by = c

Hoofdstuk 4 : statistiek

Absolute frequentie – geteld hoe vaak het voorkomt

Relatieve frequentie – in procenten (de frequentie)

Soorten diagrammen:

  • Staafdiagram
  • Cirkel / sectordiagram
  • Histogram
  • Frequentie polygoon
  • Frequentietabel
  • Frequentieverdeling
  • Steel-blad diagram
  • Dubbel steel-blad diagram
  • Cumulatieve frequentie en relatieve cumulatieve frequentie

Klassenindeling:

bv. 40 -< 50, 50 -<60, 60 -< 70, 70 -< 80 etc.

klassengrenzen:  40 -< 50, 40 doet wel nee maar 50 niet, alles daar tussen doet ook mee.

Klassenbereik: is in dit geval 10.

  • Bij een cumulatieve frequentie polygoon zet je de punten uit boven de rechter grenzen vvan de klassen.
  • De hoogte van het eindpunt is de totale frequentie

Misleiding bij grafische weergave, let op:

1. Is er een duidelijk opschrift?

2. Voldoende info bij de assen?

3. Begint de verticale as bij 0? Is er een scheurlijn gebruikt?

Centrummaten:

Gemiddelde: som van getallen gedeeld door het aantal getallen.

Mediaan: het middelste getal van alle waarnemingsgetallen (op grootte gerangschikt) bij een even aantal getallen, is de mediaan het gemiddelde van de middelste twee getallen.

Modus: het getal wat het meest voorkomt.

Op de GR, als je de centrummaten wilt uitrekenen van klassenindelingen, optie stat, voer in de lijst (L1) de gemiddeldes van de klassen in -> 40 -<50 wordt dan 45, 50 -< 60 wordt 55, in lijst L2 de frequentie en dan kun je makkelijk uitrekenen wat de centrummaten zijn.

Stat ->calc -> L1 en L2 -> antwoorden.

Boxplot:

Bij 1-var stats op je GR kun je gelijk Q1, de mediaan en Q3 aflezen.

Spreidingsmaat:

Spreidingsbreedte = grootste – kleinste waarnemingsgetal

Kwartielafstand = Q3 – Q1

Standaardafwijking:

Hoe ver elk waarnemingsgetal van het gemiddelde (x) afligt.

De deviatie (d)- afwijking van x

Door het gemiddelde te nemen van de kwadraten en daarvan de wortel te trekken krijg je de standaard afwijking  σ (sigma) op je rekenmachine  σx

σ= √gemiddelde van (x-x)2

 = emiddelde                                    σ = standaardafwijking              σx = standaardafwijking op je gr

n = totale waarnemingen           minX = kleinste waarnemingsgetal

maxX = grootste waarnemingsgetal                                          Q1,Q3 = eerste en derde kwartiel

med = mediaan (tweede kwartiel)

Steekproeven:

Populatie – mensen die mee kunnen doen aan het onderzoek.

Een steekproef moet representatief zijn!!! Juiste afspiegeling van de gehele populatie. Voldoende groot, aselect -> elk element heeft dezelfde kans om voor te komen.

Gelote steekproef:

Elk element heeft dezelfde kans om in de steekproef te komen.

Toevals getallen = 80 huishoudens waar je 10 huishoudens er uit wil plukken.

GR: optie RandInt (math-prb menu), RandInt (1,80), als je op enter drukt krijg je 1 nummer, 10 keer op enter zijn de 10 huishoudens die je uit de 80 kiest.

Gelaagde steekproef:

Uit elke categorie evenveel mensen. Aantal mensen uit de categorie gedeeld door het x aantal mensen dat je nodig hebt. bv 245/1087 x 30 ≈ 6,76 = 7 mensen uit die categorie.

Systematische steekproef:

Genereer één toeval getal. Gelijke stappen omhoog en omlaag. bv lengte steekproef is 12, populatie is 455, toevalsgetal is 308, stapgrootte is dan 455/12 ≈ 37,9 = 38, dus vanaf 308 met stappen van 38 omhoog en omlaag.

Hoofdstuk 6: Kansrekening

Kansen moet je afronden op 3 decimalen. Kansen op een gebeurtenis -> kans definitie van La Place =

P = gunstige uitkomsten / aantal mogelijke uitkomsten

Samengestelde kans experimenten – rooster maken, bij 3 of meer moet je het systematisch noteren omdat een rooster dan te groot wordt.

3 dobbelstenen:

Mogelijke uitkomsten, 6x6x6  =  216, ‘som is minstens 17’ gunstig is 5 6 6, 6 5 6,  6 6 5 , 6 6 6 = 4

Dus P (som is minstens 17) = 4/216 ≈ 0,019

Empirische kansen:

Gebruik maken van relatieve frequenties en dat zijn frequentie/aantal worpen.

Onveranderlijk (kop of munt, blijft hetzelfde)

Theoretische kans:

Precies te berekenen zonder een experiment uit te voeren.

Simuleren = nabootsen.

Kruistabellen

Kans :    Dertiger = 34/96 ≈ 0.354 = 23/96  ≈ 0.240 Dertiger vóór = 11/34  ≈ 0.324<-  Beperkte groep

<- totale frequentie

Bij kansen berekenen uit een beperkte groep, delen door het totaal van die groep, vaak herkenbaar in de vraag door ‘die’.

Kansboom:

Onafhankelijk= vermenigvuldigen (2 schijven draaien bv)

Afhankelijk mag je niet vermenigvuldigen.

Somregel: P(som is 4 of som is 6) = P(som is 4) + P(som is 6)

Ze sluiten elkaar uit!

P(G1 of G2)= P(G1) + P(G2)

Herhaal duitvoeren van een experiment,

P(geen enkele keer banaan) = P(B B B) = 4/5 + 4/5 + 4/5 = (4/5)3 = 0,512

P(één keer citroen) = P(c c c) + P(c c c) + P(ccc) = P(c c c) x 3 = 3 x 2/5 x 2/5 x 2/5

P(één keer citroen) = 3 x (2/5)3

P(één keer citroen) = 0.192

Kansen berekenen:

P(twee keer wit) = () x (1/4)2 x (3/4)2 ≈ 0.211

Hoofdstuk 7: allerlei formules

(recht) evenredig:          y = ax

Omgekeerd evenredig:               y =

Machtformule:                y = axn

Asymptoot = een lijn waarmee op den duur de grafiek vrijwel mee samenvalt.

y = ax + b is een verhoging of een verlaging van y = ax

                y = b als horizontale asymptoot

                de lijn x = 0 als verticale asymptoot

R = at + b, R = b is de horizontale asymptoot en t = 0 is de verticale asymptoot.

y = axn:

n = even              a > 0                                      a < 0     

n = oneven        a > 0                                      a < 0

De grafiek van y = axnmet a > 0 is,

  • Bij n > 1 toenemend stijgend
  • 0 <n <1 afnemend stijgend
  • n < 0 afnemend dalend

P en Q evenredig, P = aQ , a is de evenredigheidsconstante, y = evenredig met Xn, y =axn

Evenredigheid in tabellen aantonen:

y is evenredig met x3 volgt i y = ax3, ofwel y/x3 = a

bereken bij elk onderzoeksresultaat het quotiënt y/x3, weinig verschil, dan klopt x3

Hoofdstuk 8: de normale verdeling

68% procent van de waarnemingen ligt minder dan σ van het gemiddelde(µ) af.

95% procent van alle waarneminen ligt minder dan 2σ van het gemiddelde af.

Hoe hogerσ hoe breder de normale verdeling.

Oppervlakte onder normaalkrommen:

Opp = normalcdf ( l, r, µ, σ)

            L = linkergrens              r = rechtergrens            σ = standaardafwijking  µ = gemiddelde

Wanneer je een grens niet weet:

één rechtergrens moet je invoeren 1099, géén linkergrens -1099

Oppervlakten afronden op 3 decimalen.

Rond a af op één decimaal meer dan σ. (als σ = 8, a = 0,7 bijvoorbeeld)

Op de GR onder Distr (2nd + Vars)

NORMALE VERDELING:

  1. schets een normaalkromme
  2. verwerk hier alle gegevens in (µ , σ , l , r , opp)
  3. kleur het gebied dat bij de vraag hoort
  4. bereken de ontbrekende getallen of ontbrekende getal
  5. beantwoord de gestelde vraag

10,6% is een kans van 0,106

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.