Lineaire formule A = 0.8t + 34
Er bestaat dan een lineair verband tussen A en t, de grafiek is een rechte lijn.
Je weet ook dat het snijpunt met de y-as (0,34) zal zijn.
A is 0.8, ga je 1 naar rechts ga je 0.8 omhoog.
0.8 is het richtingscoëfficiënt, de rcl laat zien hoe stijl de lijn loopt.
Y = ax + b, hiervan is a de richtingscoëfficiënt (1 naar rechts en a omhoog) , en b is het snijpunt met de y-as (0,b)
Een lineaire formule bij een tekst opstellen:
P = 25t + 12, P is de prijs in euro’s, rc = de prijs per week, plus een vast bedrag (12 euro voorrijkosten bijvoorbeeld)
Als je een gegeven punt weet van een lijn (18,25), en de rc is ook bekend (rcl= 3) dan kun je de formule op gaan stellen;
rcl = 3,
dus y = 3x + b , door (18,25) vul dan x = 18 en y = 25 in.
25 = 3 * 18 + b
25 = 54 + b
25 – 54 = b
-29 = b, dus b = -29
l: y = 3x – 29
Richtingscoëfficiënt berekenen:
rcl = verschil van de y-coördinaten .
bijbehorende verschil van de x-coördinaten
Δy = ya - yb , Δx = xa - xb
Bij R= aq + b hoort a = ΔR / Δq
Formule van een lijn opstellen:
y = ax + b bereken a, a = Δy / Δx, zet a in de formule en pak 2 punten uit de grafiek en reken na.
Lineaire vergelijkingen algebraïsch oplossen:
- Werk haakjes weg.
- Termen met x naar het linker lid.
- Rest naar rechts.
- Herleid beide delen.
- Deel door het getal voor de x.
Lineaire ongelijkheden: allebei de formules invullen in de grafiek, optie intersect, welke is voordeliger?
Tijden omrekenen: t = 8.35, 8 uur en 0.35*60 = 8 uur en 21 minuten
Interpoleren: berekenen wat tussen de waarden ligt die je al hebt.
Extrapoleren: berekenen wat buiten de waarden ligt die je al hebt.
Lineair interpoleren:
Δx |
5 |
2 |
Δy |
3 |
Δy |
Δy = 2 x 3 / 5 = 1.2
(16,23) en (21,28)
Δt |
5 |
1 |
ΔN |
-6 |
ΔN |
ΔN = 1x – 6 / 5 = 1,2
Dus N = 28 – 1,2 = 26,8
Horizontale en verticale lijnen:
- y = 5 , (0,5), alle punten op deze lijn hebben het y coördinaat 5.
- X = 6, (6,0), alle punten op deze lijk hebben het x coördinaat 6.
Variabele vrijmaken:
y is vrijgemaakt en uitgedrukt in x
3x + 2y = 45
2y = -3x + 45
Y = -1.5x + 22.5
ax + by = c
Hoofdstuk 4 : statistiek
Absolute frequentie – geteld hoe vaak het voorkomt
Relatieve frequentie – in procenten (de frequentie)
Soorten diagrammen:
- Staafdiagram
- Cirkel / sectordiagram
- Histogram
- Frequentie polygoon
- Frequentietabel
- Frequentieverdeling
- Steel-blad diagram
- Dubbel steel-blad diagram
- Cumulatieve frequentie en relatieve cumulatieve frequentie
Klassenindeling:
bv. 40 -< 50, 50 -<60, 60 -< 70, 70 -< 80 etc.
klassengrenzen: 40 -< 50, 40 doet wel nee maar 50 niet, alles daar tussen doet ook mee.
Klassenbereik: is in dit geval 10.
- Bij een cumulatieve frequentie polygoon zet je de punten uit boven de rechter grenzen vvan de klassen.
- De hoogte van het eindpunt is de totale frequentie
Misleiding bij grafische weergave, let op:
1. Is er een duidelijk opschrift?
2. Voldoende info bij de assen?
3. Begint de verticale as bij 0? Is er een scheurlijn gebruikt?
Centrummaten:
Gemiddelde: som van getallen gedeeld door het aantal getallen.
Mediaan: het middelste getal van alle waarnemingsgetallen (op grootte gerangschikt) bij een even aantal getallen, is de mediaan het gemiddelde van de middelste twee getallen.
Modus: het getal wat het meest voorkomt.
Op de GR, als je de centrummaten wilt uitrekenen van klassenindelingen, optie stat, voer in de lijst (L1) de gemiddeldes van de klassen in -> 40 -<50 wordt dan 45, 50 -< 60 wordt 55, in lijst L2 de frequentie en dan kun je makkelijk uitrekenen wat de centrummaten zijn.
Stat ->calc -> L1 en L2 -> antwoorden.
Boxplot:
Bij 1-var stats op je GR kun je gelijk Q1, de mediaan en Q3 aflezen.
Spreidingsmaat:
Spreidingsbreedte = grootste – kleinste waarnemingsgetal
Kwartielafstand = Q3 – Q1
Standaardafwijking:
Hoe ver elk waarnemingsgetal van het gemiddelde (x) afligt.
De deviatie (d)- afwijking van x
Door het gemiddelde te nemen van de kwadraten en daarvan de wortel te trekken krijg je de standaard afwijking σ (sigma) op je rekenmachine σx
σ= √gemiddelde van (x-x)2
= emiddelde σ = standaardafwijking σx = standaardafwijking op je gr
n = totale waarnemingen minX = kleinste waarnemingsgetal
maxX = grootste waarnemingsgetal Q1,Q3 = eerste en derde kwartiel
med = mediaan (tweede kwartiel)
Steekproeven:
Populatie – mensen die mee kunnen doen aan het onderzoek.
Een steekproef moet representatief zijn!!! Juiste afspiegeling van de gehele populatie. Voldoende groot, aselect -> elk element heeft dezelfde kans om voor te komen.
Gelote steekproef:
Elk element heeft dezelfde kans om in de steekproef te komen.
Toevals getallen = 80 huishoudens waar je 10 huishoudens er uit wil plukken.
GR: optie RandInt (math-prb menu), RandInt (1,80), als je op enter drukt krijg je 1 nummer, 10 keer op enter zijn de 10 huishoudens die je uit de 80 kiest.
Gelaagde steekproef:
Uit elke categorie evenveel mensen. Aantal mensen uit de categorie gedeeld door het x aantal mensen dat je nodig hebt. bv 245/1087 x 30 ≈ 6,76 = 7 mensen uit die categorie.
Systematische steekproef:
Genereer één toeval getal. Gelijke stappen omhoog en omlaag. bv lengte steekproef is 12, populatie is 455, toevalsgetal is 308, stapgrootte is dan 455/12 ≈ 37,9 = 38, dus vanaf 308 met stappen van 38 omhoog en omlaag.
Hoofdstuk 6: Kansrekening
Kansen moet je afronden op 3 decimalen. Kansen op een gebeurtenis -> kans definitie van La Place =
P = gunstige uitkomsten / aantal mogelijke uitkomsten
Samengestelde kans experimenten – rooster maken, bij 3 of meer moet je het systematisch noteren omdat een rooster dan te groot wordt.
3 dobbelstenen:
Mogelijke uitkomsten, 6x6x6 = 216, ‘som is minstens 17’ gunstig is 5 6 6, 6 5 6, 6 6 5 , 6 6 6 = 4
Dus P (som is minstens 17) = 4/216 ≈ 0,019
Empirische kansen:
Gebruik maken van relatieve frequenties en dat zijn frequentie/aantal worpen.
Onveranderlijk (kop of munt, blijft hetzelfde)
Theoretische kans:
Precies te berekenen zonder een experiment uit te voeren.
Simuleren = nabootsen.
Kruistabellen
Kans : Dertiger = 34/96 ≈ 0.354 = 23/96 ≈ 0.240 Dertiger vóór = 11/34 ≈ 0.324<- Beperkte groep
<- totale frequentie
Bij kansen berekenen uit een beperkte groep, delen door het totaal van die groep, vaak herkenbaar in de vraag door ‘die’.
Kansboom:
Onafhankelijk= vermenigvuldigen (2 schijven draaien bv)
Afhankelijk mag je niet vermenigvuldigen.
Somregel: P(som is 4 of som is 6) = P(som is 4) + P(som is 6)
Ze sluiten elkaar uit!
P(G1 of G2)= P(G1) + P(G2)
Herhaal duitvoeren van een experiment,
P(geen enkele keer banaan) = P(B B B) = 4/5 + 4/5 + 4/5 = (4/5)3 = 0,512
P(één keer citroen) = P(c c c) + P(c c c) + P(ccc) = P(c c c) x 3 = 3 x 2/5 x 2/5 x 2/5
P(één keer citroen) = 3 x (2/5)3
P(één keer citroen) = 0.192
Kansen berekenen:
P(twee keer wit) = () x (1/4)2 x (3/4)2 ≈ 0.211
Hoofdstuk 7: allerlei formules
(recht) evenredig: y = ax
Omgekeerd evenredig: y =
Machtformule: y = axn
Asymptoot = een lijn waarmee op den duur de grafiek vrijwel mee samenvalt.
y = ax + b is een verhoging of een verlaging van y = ax
y = b als horizontale asymptoot
de lijn x = 0 als verticale asymptoot
R = at + b, R = b is de horizontale asymptoot en t = 0 is de verticale asymptoot.
y = axn:
n = even a > 0 a < 0
n = oneven a > 0 a < 0
De grafiek van y = axnmet a > 0 is,
- Bij n > 1 toenemend stijgend
- 0 <n <1 afnemend stijgend
- n < 0 afnemend dalend
P en Q evenredig, P = aQ , a is de evenredigheidsconstante, y = evenredig met Xn, y =axn
Evenredigheid in tabellen aantonen:
y is evenredig met x3 volgt i y = ax3, ofwel y/x3 = a
bereken bij elk onderzoeksresultaat het quotiënt y/x3, weinig verschil, dan klopt x3
Hoofdstuk 8: de normale verdeling
68% procent van de waarnemingen ligt minder dan σ van het gemiddelde(µ) af.
95% procent van alle waarneminen ligt minder dan 2σ van het gemiddelde af.
Hoe hogerσ hoe breder de normale verdeling.
Oppervlakte onder normaalkrommen:
Opp = normalcdf ( l, r, µ, σ)
L = linkergrens r = rechtergrens σ = standaardafwijking µ = gemiddelde
Wanneer je een grens niet weet:
één rechtergrens moet je invoeren 1099, géén linkergrens -1099
Oppervlakten afronden op 3 decimalen.
Rond a af op één decimaal meer dan σ. (als σ = 8, a = 0,7 bijvoorbeeld)
Op de GR onder Distr (2nd + Vars)
NORMALE VERDELING:
- schets een normaalkromme
- verwerk hier alle gegevens in (µ , σ , l , r , opp)
- kleur het gebied dat bij de vraag hoort
- bereken de ontbrekende getallen of ontbrekende getal
- beantwoord de gestelde vraag
10,6% is een kans van 0,106
REACTIES
1 seconde geleden