Won samenvatting H1 en H2

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2291 woorden
  • 13 oktober 2022
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 6
3 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Maak kans op 50 euro Bol.com tegoed 💜

Scholieren.com wil weten hoe school écht is voor jou. Vul de vragenlijst in (7 - 10 min) en laat weten wat er beter kan. Wij luisteren — en je maakt kans op 50 euro 💶

Doe mee
Won sammenvatting
Inleiding:
1.1

Origin stories= in origin stories worden antwoorden gegeven op allerlei vragen over hoe we zijn ontstaan etc.

-> boek Big History in andere woorden 

1.2

Er zijn acht drempels over die origin stories 

-> de drempels nemen steeds toe in complexiteit

1.3

De maker van het boek is David Christian:

  • als je iets wil vertellen over de geschiedenis van iets, bijvoorbeeld Rusland, moet je eigenlijk ook iets zeggen over de geschiedenis van de mensheid als geheel
  • -> dus ook het ontstaan van de mens en de wereld etc.

Waarom won?

  • manieren om verbanden te leren tussen verschillende disciplines die met de uni toemaken hebben.

Verwondering, draagt bij aan Big History 

Aantekeningen

Wanneer is een bron betrouwbaar?:

  • transparantie, volledigheid en onafhankelijkheid
  • Meerdere argumenten
  • Verschillende bronnen
  • Instituut
Dubbelblind onderzoek:

De onderzoeker en de onderzochten weten beide niet wie de placebo heeft. 

->placebo: psychologisch onderzoek, je denk dat er iets gebeurd dus gebeurd het 

  • vb placebo= een groep mensen krijgt een pil waardoor je sterker wordt, en de andere groep krijgt een placebo. Dus een pil die er precies op lijkt. Beide groepen ( de experiment groep, placebo, en controle groep, echte pil) weten niet wie welke heeft. Aan het einde zijn beide groepen even veel sterker geworden.
  • Doel: Of een echt middel wel echt werkt of dat het psychisch is.
  • Conclusie: het medicijn werkt niet echt, een echte pil heeft geen meerwaarde
2.3
  • wetenschap is aannemelijk.
  • Vier claim testers centraal:
  • Empirisch bewijs: iets moet onderbouwd zijn met objectief bewijs. vb wij weten dat de aarde rond is, omdat er foto’s er van zijn vastgelegd.
  • Logica: gwn logisch nadenken
  • Autoriteit: kennis verkregen door mensen met veel kennis bijvoorbeeld deskundigen. vb nieuwe soorten ontstaan door natuurlijke selectie, volgens Darwin.
  • Intuïtie: kennis verkregen door naar je gevoel te luisteren.
Aantekeningen
Betrouwbaar onderzoek:
  • onafhankelijk
  • Transparant
  • Verschillende bronnen
  • Objectiviteit
  • Volledigheid

3.1 

Wanneer wordt iets complexer:

  • Verschillende ingrediënten: complexe dingen bestaan vaak uit veel verschillende dingen (ingrediënten)
  • Precieze opeenvolging: bij complexere dingen zijn de deeltjes preciezer georganiseerd
  • Emergence eigenschappen: wanneer iets in een specifieke volgorde moet anders zou het niet ‘werken’.

De goldilocks voorwaarden: alles moet precies goed zijn als iets nieuws kan ontstaan. 

->vb: een auto is een hoop onderdelen, maar het kan iets dat het ervoor niet kon doordat alles precies goed is. 

3.2 

Entropie: het wordt steeds minder geordend. -> afnemen complexiteit. Neemt altijd toe. Rommel heeft hogere entropie. De mate van ongeordendheid. 

Aantekeningen:

Empirische cyclus:

  • hoe voer je een onderzoek uit
  • Falsifieerbaar: moet kunnen weerlegd worden, moet fout kunnen zijn.
Hoofdstuk 1
1.1
  • Door het denkwerk van onze voorouders maakten wij sprongetjes vooruit en konden we steeds scherper naar ons universum kijken.
  • Wetenschappelijk denken begint met het stellen van de vraag naar het waarom of hoe
  • In de tijd van de Grieken was er nog niet echt wetenschappelijk denken. De eerste die iets van een Theorie had was Aristoteles (384-322). Aristoteles werd door zijn onderzoeken als de grondlegger van de westerse wetenschap gezien. Hij gebruikte veel deductie

Deductie:

conclusies trekken uit een algemene aanname, door logische redenering. 

Algemeen -> conclusie/ waarneming

Vb

Alle roofdieren hebben scherpe tanden

Wolven zijn roofdieren

—————————————————————

Alle wolven hebben scherpe tanden

Vanuit een algemene theorie naar specifieke conclusies. 

  • Aristoteles formuleerde het geocentrische model waarin de aarde werd als het centrum van de kosmos gezien.
  • Pas in de 16e eeuw gingen mensen radicaal anders naar onze wereld en universum kijken, door ontdekkingen van bv Newton.
  • Ook werd inductie belangrijker dan deductie.

Inductie:

op een algemene regel komen op grond van verschillende waarnemingen

Waarneming -> algemeens (conclusie)

Vb

Wolf 1 heeft scherpe tanden

Wolf 2 heeft scherpe tanden

……. Wolf 100 heeft scherpe tanden

————————————————————

Wolven hebben scherpe tanden

Vanuit een specifieke waarneming trek je conclusies. 

  • Tomas Kuhn (1922-1996) spreekt van een paradigma-verschuiving: opeens kijk je door een geheel andere bril naar de wereld.
  • Paradigma: een (wetenschappelijk) denkkader dat bepaalt welke theorieën, modellen en meetinstrumenten we voor waar aannemen.
  • Kuhn stelt dat alle paradigma’s aan elkaar gelijk staan omdat je denkkader bij zo’n verschuiving zo erg verandert dat de wereld er onvergelijkbaar (incommensurabel) anders uit ziet. En omdat de dingen onvergelijkbaar anders zijn, is het ene paradigma ook niet beter dan het andere.
  • kennis is dus voor hem voorlopig: het kan best zo zijn dat wat wij nu denken over een tijdje heel anders wordt gezien.
  • licht reist altijd met de lichtsnelheid. Als een ster 10.000 lichtjaar ver weg ziet staan, zie je dus de ster zoals deze er 10.000 jaar geleden uitzag. Hoe verder we kunnen kijken, hoe verder we dus ook in het verleden kijken. Als de zon nu weg zou gaan dan zouden we nog 8 minuten zon hebben, omdat de het licht/zon 8 minuten moet reizen.
  • niemand weet precies hoeveel sterren er in onze melkweg zijn. Maar geschat tussen de 100 en 400 miljard.
  • Albert Einstein: hij toonde aan dat niets sneller dan licht kan reizen, en dat ruimte en tijd niet absoluut zijn, maar relatief aan degene die observeert en dat gene geobserveerd wordt. Hij veranderde de kijk naar het universum radicaal.
1.2

Big Bang Theory: uit een oneindige compact punt, zo compact dat het geen dimensies heeft, ontstaat alles wat er nu is. Dit heet Singulariteit.

  • vaak denken mensen dat de Big Bang theory een verklaring geeft voor het ontstaan van alles, maar dat is niet zo: deze theorie geeft een beschrijving van wat er precies gebeurde na de oerknal. Alles binnen deze theorie is gebaseerd op toetsbare observaties en berekeningen.
  • er zijn meerdere mysteries: wat gebeurde er na de oerknal?, bestaan er andere universums.
  • De snaartheorie (string theory): de string theory kan het bestaan van meerdere universums veronderstellen. Zegt dat alles uiteindelijk bestaan uit kleine snaartjes die met hun vibratie alles bepalen: welke fysieke kenmerken er zijn, welke elementaire deeltjes bestaan etc. De mogelijkheden waarop de snaartjes kunnen trillen worden bepaald door de dimensies die er zijn. Elk universum heeft weer dimensies met een andere vorm en wij leven toevallig in het universum waarin de dimensies dusdanig van vorm zijn dat sterrenstelsel, planeten en ook leven konden ontstaan.
  • wetenschappers houden zich niet echt bezig met wat er voor de Big Bang gebeurde omdat die vraag niet te beantwoorden is met toetsbare observaties en berekeningen.
  • Falsificatie: wetenschappelijke theorieën moeten zo worden geformuleerd dat ze met één observatie zouden kunnen worden weerlegd. Je moet dus niet op zoek naar verificatie (bevestiging, aantonen dat een bepaalde hypothese of stelling juist is. Synoniem voor confirmatie, hoewel alleen het met enkele observaties bevestigen is. Het verificatiecentrum is de eis dat je met alle observaties een bepaalde uitspraak aantoont.)
  • Het gaat dus om riskante voorspellingen te doen die makkelijk te weerleggen lijken.
  • Karl popper is hier de bedenker van. Het experiment van popper was op een theorie van Einstein; hij had een gewaagde theorie die makkelijk weerlegd had kunnen worden, maar dat gebeurde niet, daardoor werd de theorie van Einstein steeds aannemelijker. Popper spreekt dan van corroboratie: het steeds aannemelijker worden van een theorie omdat deze kritische toetsen doorstaat.
  • Poppers criterium voor wat wel en wat niet wetenschappelijk is wordt demarcatiecriterium
  • het falsificatiecriterium van popper is een krachtig middel om echte wetenschap van onzin te onderscheiden
1.3
  • de quantum theory: (door Niels Bohr) gaat over het allerkleinste, de microscopische wereld van atomen en elektronen. Kwantummechanica; er bestaan geen waarnemingsonafhankelijke werkelijkheid. Waar een deeltje is en wat het doet, is afhankelijk van onze observaties.
  • De kwantummechanica laat zien dat de natuur zich op het allerkleinste niveau opmerkelijk anders gedraagt
  • Dit wordt vergelijkt met een ‘proef: Schrödinger’s cat: je stopt een kat in een doos, samen met een onstabiel atoom. De kans dat dit atoom binnen een uur radioactief vervalt is precies 50%, en als dit gebeurd zal de kat door het mechanisme, bijvoorbeeld een buisje met gif dat dan opengaat, gedood worden. Dan kom je na een uur terug en dan zeg je: ‘de kat is nu dood, of levend’. Maar de kat is niet of dood, of levend, maar dood en levend tegelijk. Pas als jij de doos open doet, is hij het ene of het andere. Dat komt omdat het atoom in een superpositie van zijn mogelijke toestanden verkeert en pas bij de observatie ( de doos open maken) een bepaalde toestand aanneemt. Jij kunt dus de kat doden met jouw observatie.
  • Einstein vond de kwantum mechanica zo bizar, dat hij er zelf niet aan wou. ‘God dobbelt niet’, stelde hij.
  • De kwantummechanica stelt zo dat de positie van een deeltje alleen in termen van waarschijnlijkheid is te voorspellen. Dit betekent dat we alleen statische uitspraken kunnen doen en niet meer weten waar een deeltje over een seconde, een minuut, of een jaar is. Dat heeft consequenties voor het klassieke natuurwetmatig determinisme, dat stelt dat als je de positie, richting en snelheid van alle deeltjes zou kunnen vaststellen, je de toekomst zou kunnen voorspellen. Het natuurwetmatig determinisme stelt dat alles wat er bestaan uit materie en beschreven kan worden met natuurwetten die wij kennen. Er bestaat dus geen ziel of bovennatuurlijke kracht die niet waar te nemen is. Iedere gebeurtenis volgt noodzakelijk uit eerdere gebeurtenissen in combinatie met de natuurwetten.
  • De kwantummechanica haalt dit idee van een onmogelijkheid van het bestaan van vrije wil niet onderuit. Het laat zien dat we niet kunnen voorspellen waar deeltjes zich zullen bevinden, maar ook al is het nog niet gedetermineerd wat de uitkomst zal zijn, dit betekent ook niet meteen dat je een vrije keuze hebt: bepaalde kansverdeling.
  • Het handelen is nu dus een kwestie van kans en nog steeds niet een gevolg van jouw keuze.
Hoofdstuk 2
2.1
  • Lichtjaar: de afstand die het licht aflegt.
  • sterren waren de eerste complexe en stabiele eenheden in het universum. Sterren bestaan uit materie en materie uit deeltjes.
  • De theorie van Einstein verklaart hoe deeltjes zich vormenden na de Big Bang. (Theorie van relativiteit). Hij toonde aan dat materie en energie uitwisselbaar zijn: materie kan worden omgezet in energie en andersom.
  • Eerst de hittte die de oerknal veroorzaakte zorgde ervoor dat zich middels nucleosynthese enkele elementen konden vormen. Deze elementen waren belangrijk voor het later oplichten van de sterren.
  • tijdens de eerste 200 miljoen jaar na de oerknal waren er nog geen sterren. Deze ‘saaie’ periode wordt de Dark Ages genoemd. Het universum koelde af en in de donkere ruimte waren voornamelijk waterstof- en heliumatomen.

Hoe konden sterren ontstaan:

  • er waren hele kleine verschillen in temperatuur in het universum. Er waren stukjes die iets warmer waren en die ook iets meer materie hadden, en in deze stukjes was de zwaartekracht iets groter dan elders. Deze stukjes kwamen onder invloed van de zwaartekracht bij elkaar en daardoor nam de zwaartekracht nog meer toe.
  • Naar mate er meer waren nam de zwaartekracht toe. Uiteindelijk ontstonden er wolken met atomen. In het centrum van zo’n wolk zitten de atomen zo dicht op elkaar dat ze steeds harder tegen elkaar aan botsen, het wordt dus steeds warmer. Uiteindelijk wordt het zo heet dat de protonen samen smelten.Daarbij komt enorm veel energie vrij die omdat een deel van de materie omgezet wordt in pure energie. Zo ontstaat in het centrum van zo’n wolk een ster. 
  • ster: bolvormig hemellichaam dat uit gasvormige materie bestaat, waarbij druk en temperatuur zo hoog zijn dat kernfusie kan optreden.
  • (stephen Hawking) in delen van het universum waar de dichtheid iets hoger lag, zou de expansie door de zwaartekracht iets afnemen.
  • De meest voorkomende sterren in ons universum zijn volgens het diagram van Herzsprung en Russell de sterren binnen de hoofdreeks. Ze hebben een gemiddelde doorsnede en een normale lichtsterkte. In de hoofdreeks staan alle sterren die hun energie ontlenen aan de fusie van waterstof en helium, bv de zon.
  • Er zijn de lichtzwakke rode dwergen, dit zijn kleine sterren die langzaam uitdoven.
  • Dan zijn er de witte dwergen: hele kleine hete sterren.
  • de levensloop van een ster is afhankelijk van zijn grootte.
  • Sterren zoals de zon veranderen aan het einde van hun levensloop in een rode reus.
  • rode reuzen: dit zijn sterren die een koele oppervlaktetemperatuur hebben, maar heel sterk licht geven. Als ze volledig opgebrand zijn, blijft er een nevel over met daarin een witte dwerg.
  • Grote sterren gaan dood met een ‘knal’ oftewel een supernova. Deze explosie is zo heet dat er een nevel ontstaat met daarin alle elementen die wij kennen.
  • Neutronensterren ontstaan als de kern van een exploderende ster ineenstort onder invloed van de zwaartekracht.
  • Zwart gat: super geconcentreerde massa -> grote aantrekkingskracht, zwart gat slokt alles op.

2.2

  • de eerste sterren produceerde uiteindelijk veel van de chemische elementen die wij vandaag de dag aantreffen.

Een ster verandert uiteindelijk in een rode reus en vervolgens in een nevelwolk. Hoe werkt dit?:

  • de zwaartekracht van een ster zorgt ervoor dat hij wordt samengeperst. Dit levert hitte op, waardoor de waterstof atomen samensmelten en helium wordt gevormd. Hierbij komt energie vrij, waardoor een ster oplicht. Wanneer de waterstof op raakt verdwijnt de druk en krijgt de zwaartekracht de overhand en stort de kern in.
  • De rode reus verbrandt ongeveer een miljoen jaar helium en dan is het op.
  • Sterren die wat groter zijn dan onze zon gaan nog wat langer door met fusie, waardoor er nog meer elementen worden gevormd. Elementen boven ijzer kunnen in deze sterren niet worden gecreëerd en de fusie stopt. De ster wordt onstabiel en uiteindelijk stort de gehele atmosfeer van de ster in, waardoor de zuurstof en koolstof en andere elementen in een planetaire nevel De ster zelf krimpt tot een witte dwerg.

Waar komen veel van de chemische elementen vandaan?

  • deze elementen vormen zich als een grote ster supernova gaat. Bij een dergelijke explosie wordt zo’n hoge temperatuur gehaald, dat daardoor zwaardere elementen worden gevormd (Goud,koper,tin en zink).
  • met de vorming van sterren kwam er een nieuwe complexiteit, waardoor er weer nieuwe mogelijkheden kwamen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.