Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 369 woorden
  • 4 februari 2009
  • 51 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
51 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
1.1 Stofeigenschappen

Alle materie: scheikundige naam voor alle stoffen, ook zeep, hout, ijzer, zuurstof noemen we een stof.

Een waarneming is een feit een conclusie een gevolg van denken.

Stoffen kan je herkennen aan stofeigenschappen. Stofeigenschappen zijn: kleur, geur, fase, kook- en smeltpunt, brandbaarheid en dichtheid (massa en volume zijn geen stofeigenschappen).
Fase (vast, vloeibaar, gas) is het zelfde als aggregatietoestand.

Dichtheid = massa (kg)

volume (l)
Stofeigenschappen helpen mee stoffen te herkennen

1.2 Zuivere stoffen en mengsels

Zuivere stof: als er maar een stof aanwezig is.
Mengsel: als er meerdere stoffen aanwezig zijn.

Oplossing: als je een stof bij een vloeistof brengt en vloeistof blijft helder.
De vloeistof waarin de stof oplost heet oplosmiddel.
Er zit een maximum aan de hoeveelheid stof die je kunt oplossen. Als je dat maximum hebt bereikt, dan heb je een verzadigde oplossing.

Suspensie: een mengsel van een vaste stof en een vloeistof die troebel is.
Emulsie: een mengsel van twee verschillende vloeistoffen die troebel is.

Destilleren: de werkwijze waarbij een vloeistof afkoelt, verdampt en de damp weer afkoelt tot een vloeistof.
De stof die achter blijft in de destilleerkolf heet het residu.
De vloeistof die je opvangt vanuit de koeler heet het destillaat.

Destilleren berust op het verschil in kookpunt.

1.3 Smeltpunt of smelttraject

Stollen: is de algemene faseovergang van vloeibaar naar vast.
Smelten: is de algemene faseovergang van vast naar vloeibaar.
Een stof smelt en stolt bij dezelfde temperatuur.

Als je een grafiek maakt van de temperatuur van een stollende stof tegen de tijd, krijg je een stolcurve.

Een zuivere stof heeft een smeltpunt en een mengsel een smelttraject.
Een zuivere stof heeft een kookpunt en een mengsel een kooktraject.
De vaste fase heeft de naam s (solid), de vloeibare fase heeft de naam l (liquid) en de gasfase g (gas).

1.4 Chromatografie


Chromatografie: de methode om mengsels van kleurstoffen te scheiden.
De methode zorgt er voor de verschillende kleuren uit de stift van elkaar gescheiden worden.

Het papier absorbeert de kleurstof. De loopvloeistof: de vloeistof die omhoog wordt gezogen door het papier.
De strook filtreerpapier waarop na het drogen de verschillende kleuren zichtbaar zijn, heet het chromatogram.

Stationaire fase: de fase waarbij de inkt stilstaat op het papier.
Mobiele fase: de fase waarbij de inkt beweegt op het papier.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.