Samenvatting Chemie Overal 3 havo
Hoofdstuk 1: Stoffen
1.1 Zwart goud
Aardolie
Aardgas, aardolie en steenkool heten ook wel fossiele brandstoffen. Bij verbranding komt veel energie vrij, maar er ontstaan ook schadelijke stoffen zoals koolstofdioxide en zwaveldioxide. Voorlopig zijn we nog afhankelijk van fossiele brandstoffen voor onze energievoorziening, maar we moeten op zoek naar alternatieven.
Aardolie is een mengsel van meer dan 100 000 verschillende stoffen. In een olieraffinaderij wordt aardolie gescheiden in zeven mengsels van een kleiner aantal stoffen. Die mengsels heten aardoliefracties en het proces dat hiervoor wordt gebruikt heet gefractioneerde destillatie.
Aardolie heet ook wel zwart goud, omdat het wordt gebruikt als bron voor brandstoffen, maar ook als een grondstof voor het maken van plastics, wasmiddelen, kleurstoffen en medicijnen, zie figuur 1.1[1].
1.2 Veilig onderzoeken
Veiligheidsregels
- Draag altijd een bril.
- Draag altijd een laboratoriumjas en knoop deze dicht.
- Bind lange haren bij elkaar.
- Neem zo min mogelijk spullen mee het practicumlokaal in.
- Werk rustig en geconcentreerd.
- Houd je stipt aan de proefvoorschriften.
- Twijfel je ergens aan, raadpleeg dan je docent.
- Richt een reageerbuis nooit op jezelf of op een ander.
- Proef niet van stoffen, tenzij het uitdrukkelijk is toegestaan.
- Raak stoffen niet met je handen aan.
- Als je moet ruiken aan stoffen, ruik dan heel voorzichtig.
- Eet en drink niet in het practicumlokaal.
- Was na afloop van het practicum goed je handen.
Voorschriften
Er zijn ook regels voor de inrichting van het lokaal: veiligheidsvoorzieningen zoals deuren, nooduitgangen, brandblussers, bluszand, branddeken, oogdouche, douche, jassen, brillen, enzovoort.
Practicumhulpmiddelen
Als je proeven doet, gebruik je hulpmiddelen, zie figuur 1.4 voor een overzicht.
Gasbrander
Een gele vlam kun je niet gebruiken om stoffen mee te verhitten. Je laat de brander alleen met deze goed zichtbare vlam branden als je hem een tijdje niet nodig hebt. De gele vlam wordt daarom ook wel pauzevlam genoemd.
Een (vrijwel) kleurloze vlam gebruik je meestal als je een kleine hoeveelheid stof voorzichtig moet verwarmen, bijvoorbeeld een beetje vloeistof in een reageerbuis.
Een ruisende vlam met blauwe kern gebruik je als je een grote hoeveelheid stof sterk moet verhitten.
Spuitfles met water
In een spuitfles zit nooit kraanwater, omdat de daarin opgeloste stoffen kunnen storen tijdens een experiment. Het is gedestilleerd water (hier zijn alle opgeloste stoffen uitgehaald) of demiwater (hier is alleen de opgeloste kalk uitgehaald).
Experiment
Een proef of experiment verloopt altijd op dezelfde manier.
Je doet iets en dat noem je een handeling, je gebruikt daar je handen bij.
Daarna kun je iets zien, horen, voelen of ruiken en dat noem je een waarneming, daar heb je je zintuigen bij nodig.
Ten slotte kun je door na te denken over je waarnemingen een conclusie trekken, hierbij gebruik je je verstand.
Je moet zelf experimenten uitvoeren, want:
- je krijgt dan een zekere handigheid;
- je leert veilig omgaan met stoffen en met eenvoudige hulpmiddelen;
- je leert veel over het gedrag van stoffen;
- je onthoudt alles beter dan wanneer je er alleen over leest; je leert systematisch werken en nadenken.
Natuurwetenschappelijk onderzoek
Natuurwetenschappelijk onderzoek verloopt altijd volgens hetzelfde schema, zie figuur 1.6.
- Eerst moet je precies weten wat het probleem is.
- Daar volgt een onderzoeksvraag uit.
- Op die onderzoeksvraag probeer je een antwoord te voorspellen: je hypothese of aanname.
- Je bedenkt een experiment om te ontdekken of je aanname klopt.
- Daar maak je een werkplan voor.
- Nu ga je dit experiment uitvoeren.
- Het resultaat van je experiment kan leiden tot de conclusie dat je aanname juist was, dan is je hypothese voorlopig aanvaard.
- Het kan ook zijn dat je aanname niet of niet helemaal juist was. Dan bedenk je een nieuwe hypothese, die je weer gaat onderzoeken met een nieuw experiment.
Je houdt een logboek bij en schrijft een verslag. Zie het onderdeel Vaardigheden achter in het leerboek.
Extra stof
Modellen en simulaties
Om bepaalde processen beter te kunnen bestuderen, maken we in de natuurwetenschappen gebruik van modellen. Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Je maakt de werkelijkheid op deze manier hanteerbaar. Bedenk wel dat je de werkelijkheid altijd een beetje geweld aandoet als je er een model van maakt.
Je kent natuurlijk het voorbeeld van de weersvoorspelling met behulp van computermodellen, zie figuur 1.7.
- Soms moet je de werkelijkheid ‘verkleinen’ om experimenten uit te kunnen voeren, zoals in het Waterloopkundig Laboratorium.
- Soms is het niet haalbaar om een onderzoek direct uit te voeren omdat het te belastend is.
- Soms moet je de werkelijkheid ‘vergroten’, zoals bij molecuulmodellen.
1.3 Stoffen en hun eigenschappen
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden