NLT Samenvatting Forensisch onderzoek
NFI = Nederlands Forensisch Instituut
Vingerafdrukken
= Een op een voorwerp achtergelaten afdruk van een vinger
Een laagje huidvet op het voorwerp wordt achtergelaten.
- Papillairlijnen (lijnvormige verhogingen van huid) veroorzaken de vingerafdruk. Uit de poriën komt zweet (vetten, zouten en water) naar buiten wat wordt verspreidt over de papillairlijnen.
Het water verdampt, zouten en vetter blijven op en tussen de papillairlijnen. Als je een voorwerp vast pakt blijven de niet verdampte stoffen achter-> vingerafdruk. Met verschillende poeders zichtbaar te maken.
Francis Galton: vingerafdruk; uniek, 10e week van zwangerschap en blijft zo
Empirisch = stelling verkregen uit waarnemingen van experimenten of uit ervaring.
Classificeren = indelen in klassen of categorieën.
(9 hoofdpatronen)
(typica) kenmerkende details
Forensisch onderzoek; vergelijken van vingerafdrukken:
1. Hoofdgroepen
2.Overeenkomende typica op overeenkomende onderlinge posities (dactyloscopische punten) -> identificatie plaats (minimaal 12 punten overeenkomstig)
Classificatiecode: makkelijker dan plaatjes vergelijken
3 delta’s, 4 bifurcaties, 5 eindpunten -> 12 dactyloscopische punten
Cijfers= hoeveelheid papillairlijnen tussen de typica
Grondeigenschappen
Grond bestaat uit kleine korreltjes steen, mineralen en organisch materiaal. De verhouding hiervan en de afkomst maakt iedere grondsoort uniek.
De grond op een bepaalde plek kan veranderen (bv. Door fluctuerende waterniveaus)
- soortelijke geleidbaarheid σ = wat de geleidbaarheid is van 1 m2 doorsnede grond en een lengte van 1 m, eenheid = S/m
Geleidbaarheid G = 1 : R. Met eenheid Ω-1 = S
G = σ x
Zoutconcentratie
Ionen maken de grond geleidbaar. De geleidbaarheid is dus een maat voor de hoeveelheid ionen in de grond. Geleidbaarheid neemt toe: concentratie zoutionen en OH- / H+ ionen (laag pH zorgt voor toename geleidbaarheid)
Verzilting geleidelijke toename van het zoutgehalte in bodem. Ontstaan: verdamping van water, zout blijft achter, concentratie neemt toe. (droog weer en drainage)
pH
Veel organisch materiaal = zuur
V.b. = veengrond
Mineralen grond beïnvloeden b.v. kalk
CaCO3 + H2O -> HCO3 + OH- (meer basisch)
Waterabsorberend vermogen
Kleine deeltjes grond (kleideeltjes) = groot waterabsorberend vermogen
Grote deeltjes grond (zanddeeltjes) = klein waterabsorberend vermogen
Chemische samenstelling speelt een rol, kleideeltjes zijn geladen en ‘trekken’ hierdoor water aan
Kleur
Compositie bepaald de kleur van grond.
Organisch materiaal = donkerder
Mineralen, ijzerionen maken de grond roder
Zuivere stoffen en mengsels
Zuivere stof: unieke eigenschappen (smeltpunt, kookpunt, oplosbaarheid in water)
Mengsel: zuivere stof gemengd met minstens 1 andere stof (stof met meerdere componenten)
Mengsels scheiden: verschil in stofeigenschappen
Eigenschappen van moleculen
Opgebouwd uit atomen
Vanderwaalsbindingen tussen moleculen, grotere massa sterkere binding.
Lager molecuulmassa, methanolmolecuul verdampen minder energie dan ethanolmolecuul, kookpunt methanolmolecuul lager
Apolair en polair
Waterstofbrug = soort brug, aantrekkende kracht, tussen een O en H van verschillende moleculen. H-O-H.
H= beetje + en O= een beetje -
Oplosbaarheid van zouten
Zouten bestaan uit positieve en negatieve ionen. Vaak in combinatie met metaal en niet-metaalionen. V.b. Na+Cl-
Ca10(PO4)6(OH)2 stof van tanden, zuren gemaakt door bacteriën in je mond (zetten suiker om in zuren) tasten OH- aan, fluoriden versterkt, fluoriden gaan in de plaats van de OH-ionen zitten, tanden meer zuurbestendig = Ca10(PO4)6F2
Hydratatie = het binden van ionen aan watermoleculen. Ionen zijn – of + geladen, watermoleculen hebben een + en een – kant.
Chromatografie
Inkt is een mengsel van kleurstoffen en een oplosmiddel. Als je met inkt schrijft, breng je de inktoplossing op het papier en daarna zal het oplosmiddel verdampen. De kleurstof of kleurstoffen blijven achter op het papier (adsorptie).
Chromatografie is een scheidingsmethode die gebruik maakt van meerdere stofeigenschappen. Je hebt verschillende soorten vormen, twee ervan zijn:
- gaschromatografie
- papierchromatografie
Verschil in oplosbaarheid en verschil in aanhechtingsvermogen aan het papier (hoe beter een component absorbeert aan het papier, hoe moeilijker deze component meegenomen kan worden door de loopvloeistof)
Eindresultaat = scheiding van verschillende componenten in de inkt (chromatogram)
R f- waarde = (afgelegde weg van de stof) : (afgelegde weg van de loopvloeistof)
(rate of flow) = relatieve verplaatsing van een bepaalde stof aan (stofeigenschap)
Afstand die de loopvloeistof heeft afgelegd bij twee verschillende chromatogrammen kan erg verschillen, vergelijken wordt lastig -> gebruik maken van Rf-waarde (niet nauwkeurig)
Ballistiek = wetenschap van het schieten
Slagpin slaat tegen het slagvoetje (1) -> ontsteekt een slagas -> ontsteekt het kruit -> energie ontstaan (exotherme chemische reactie) -> druk in de huls (gasvorm) -> kracht uitgeoefend op de kogel -> kogel afgeschoten.
Groeven in de loop van een vuurwapen geven de kogel een draaiing mee, waardoor de kogel een stabiele kogelbaan aflegt. De spiraal bestaat uit trekken (verdiepingen) en velden (verhogingen)
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden