Eindexamens 2025

Wij helpen je er doorheen ›

Zinsontleding en woordbenoeming

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 480 woorden
  • 25 januari 2002
  • 203 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
203 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

1) PV: 1.Zin in andere tijd, werkwoord dat verandert is PV
2.Zin vragend maken, PV komt voorop.
2) O :vraag: Wie/wat + G ?
3) WG:alle ww. uit de zin.
4) NG:bestaat uit:1.Naamwoordelijk deel(z.nw. of bijv.nw.)
2.Werkwoordelijk deel(in ieder geval 1 KWW)
5) LV:vraag: Wie/Wat + G + O?
6) MV: Moet aan of voor weg kunnen laten of plaatsen.
7) VV: 1.Zinsdeel dat volgt op een WW met een vast VZ. (begint dus altijd met een VZ)
2.WW en Vz hebben een figuurlijke betekenis.
8) BWB:geeft tijd,plaats reden,hoedanigheid enz.van het G aan.
Alle vragen stellen, behalve de wie of Wat vraag.
9) BVB:Altijd een zinsdeelstuk.
Zegt iets van een zelfstandigheid.
Bijstelling:Staat altijd tussen komma’s

Bepaling van Gesteldheid:

Type 1 Type 2
(predicatieve toevoeging) (resultatieve WW. bepaling)
Terwijl ….. 1)resultaat van denken
(terwijl+O of LV+BVG+ 2)resultaat v.e. handeling
vorm van zijn+oorspronkelijke zin-BVG

LV:
Geen LV:in een zin met een NG.
Een VZ in het begin van het zinsdeel.
In een zin met ‘worden’

‘HET’
het:BLW: vb.het muisje is daar.
PVNW:vb.het staat op de stoep
OVNW:vb.het is koud

1) LW: OLW:een
BLW:de,het
2) ZNW: 1)heeft een verkleinwoord.
2)kan in meervoud gezet worden.
3) BNW: zegt iets van een z.nw.
kan vaak de trappen van vergelijking toepassen.
Een 1 woordige BVB is een B.NW.
4) ZWW: kan allen in een zin staan.
heeft een betekenis.
5) KWW:ww dat een naamwoord verbindt met het O
zijn – worden – blijven – lijken – schijnen -
heten – dunken – voorkomen.
6) HWW: helpt een ZWW of KWW een G te maken.
bij 2 of meer WW in de zin, =PV een HWW.
7) PVNW:kan allen zelfstandig worden gebruikt.
kan het altijd vervangen door(een LV+)ZNW
8) bzvnw:geeft een relatie van bezit met het ZNW aan.
9) AVNW: verwijst naar iets of iemand.
oa:deze,die ,dit,dat,zo’n,zulke,degene,enz
Die moet je kunnen vervangen door deze
Dat vervangen door dit,anders BTVNW.
10) VVNW:staat vooraan in een vragende zin.
wie – wat –welk(e) – wat voor(een).
andere vraagwoorden zijn bijwoorden
11) OVNW:duidt iets vaags aan.
Zijn geen bepaalde personen of dingen
o.a:men –(n)iemand – (n)iets – het – elk
ieder(een) – (m)enig – wat(=iets)je/ze(=men)
12)btvnw : slaat terug op een woord of woordgroep
=antecedent
meest voorkomende:die – dat – wie - wat.
btvnw m.i.a. :antecedent opgesloten in btvnw
wie>degene,die . wat>datgene wat.
13)BIJW: zegt iets van:1.een WW.
2.een BVW
3.een ander BIJW.
Zegt nooit iets vna een Z.NW.
Een BIJW. Is een BWB,die uit 1woord bestaat
zegt dus ook iets van tijd, plaats, reden, hoedanigheid
14)VZ :kun je voor ‘de auto’zetten elkaar
15)VW:een vw verbindt woorden,zinsdelen of zinnen met
o.a.:en, maar, want, of, noch, omdat, zodat, als, terwijl.
een VW heeft een vaste plaats in de zin,een BW kan
verplaatst worden.

REACTIES

A.

A.

handige info voor school okk goed voor andere talen.

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.