Woordsoorten en ontleden

Ontleden

Stappen en betekenis

PV= Zin van tijden veranderen

OW= wie/wat + PV

WG= Wat er gedaan en gebeurt wordt -> De handeling, WW zeggen samen iets over het OW.

NG= Zegt iets van het OW.

1.Naamwoordelijke deel zoeken dat door de KWW aan OW wordt gekoppeld

2.Werkwoordelijke deel= (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen) -> KWW NG HEEFT GEEN LV

LV= Wie/ wat + Gez + OW Er wordt wat gedaan met LV door OW

MV= aan/ voor wie + GEZ + OW + LV

BWB= Geeft informatie over: tijd, plaats, richting, manier en geeft antwoord op -> wanneer, waar, hoe, waardoor, hoe vaak, waarheen, waarom

BIJV. BEP.= Bepaling bij en ZN. Soms staat het voor het ZN en soms erachter.

Woordsoorten
ZN= Mensen, dieren, planten, dingen, namen.

LW= De, het, een

BN= Dat zegt iets over een ZN. (Een mooi verhaal)

KWW= werkwoorden die een NG helpen. (zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken)

ZWW=Het belangrijkste werkwoord bij een WG, onmisbaar werkwoord.

HWW= HWW van tijd:hebben, zijn , zullen

HWW van LV: worden, zijn

Overige HWW: kunnen, mogen, moeten,willen, laten

AANW. VNW= dit, dat,deze, die, zo’n, zulke, dergelijke

VZ= gedurende, tijdens, tussen, wegens, van wege, sinds, na, bij, in, op, door, voor

PERS. VNW= ik, jij , zij , hij, wij,jullie, ons , het enz.

BEZ. VNW= mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, ons, onze, jullie, hun

VR. VNW= wie, wat, welke, wat voor (een)

ONBEP.VNW= men, menige, iemand, niemand,ieder, niets,wat,alles,iedereen, elke

BEP. HOOFDTELW.= een, twee, drie, zestig, duizend, enz.

ONBEP. HOOFDTELW.= veel, weinig, enkele, sommige, alle, verscheidene

BEP. RANGTELW.= achtste, tiende, vierde, honderdste enz.

ONBEP. RANGTELW.= laatste, middelste, zoveelste, hoeveelste

BIJW.= Een bijwoord noemt een eigenschap van een ander woord dan een zelfstandig naamwoord