tekstbegrip samenvatting

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1671 woorden
  • 13 oktober 2012
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
24 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Leesstrategieën

Oriënterend lezen: snel vaststellen of de tekst bruikbaar of interessant is voor jou.

: titel, inhoudsopgave, voorwoord, titel, eerste alinea’s/laatste, auteur etc.

Globaal lezen: de hoofdzaken van de tekst vinden.

: eerste/ laatste alinea’s, tekst snel doorkijken.

Intensief lezen: de tekst hellemaal goed begrijpen.

: tekst hellemaal doorlezen, alles opzoeken wat je niet begrijpt.

Kritisch lezen: de vertrouwbaarheid van de informatie in een tekst beoordelen.

: stel vast dat de informatie juist, volledig is, recent, sterke of zwakke argumenten. 

Studerend lezen: de inhoud van een tekst onthouden.

: uittreksel maken, overhoor vragen maken, tekst enkele malen doorlezen om het te onthouden.

 Zoekend lezen: bruikbare informatie (in een tekst) vinden.

: je zoekt naar iets, een woord een artikel etc. 

Schrijfdoelen 

Informeren: lezers vertellen wat er gebeurd is/ wat er geburen gaat. Lezers uitleggen hoe iets in elkaar zit. 

Opiniëren: lezers de gelegenheid geven zich een mening te vormen over een onderwerp. 

Overtuigen: lezers met argumenten overhalen tot een bepaalde mening, standpunt.

Activeren: lezers aanzetten om iets te gaan doen.

Amuseren: lezers vermaken door iets leuks of interessants te vertellen

Tekstsoorten

Tekststructuur

Vraag/antwoordstructuur

Inleiding                                             vraag                            

Middenstuk                                       antwoord(en)

Slot                                                       samenvatting of conclussie

Aspectenstructuur

Inleiding                                             aankondigging onderwerp                                                     

Middenstuk                                       diverse aspecten van een onderwerp

Slot                                                       samenvatting

Aspectenstructuur

Inleiding                                             introductie onderwerp

Middenstuk                                       situatie vroeger, nu en in de toekomst

Slot                                                       conclusie

Verklaringsstructuur

Inleiding                                             noemen van een bepaald verschijnsel

Middenstuk                                       kenmerken, oorzaken en gevolgen, voorbeelden

Slot                                                       samenvatting

Probleem/oplossingsstructuur

Inleiding                                             probleem

Middenstuk                                       gevolgen, oorzaken, oplossingen

Slot                                                       de beste oplossing.

Voor- en nadelenstructuur

Inleiding                                             vraag of stelling

Middenstuk                                       voor en nadelen

Slot                                                       afweging, conclusie

Argumentatiestructuur

Inleiding                                             stelling, standpunt

Middenstuk                                       argumenten voor de stelling en weerlegging tegenargumenten

Slot                                                       herhaling stelling

Tekstverbanden 

concluderend verband:        dus, daarom, de slotsom is, dan ook, ik kom tot de slotsom dat, concluderend, kortom

doel-middel verband:           om te, waarmee, opdat, met de bedoeling, zodat, daarvoor, waarvoor, voor, door

Oorzakelijk verband:            doordat, daardoor, als gevolg van, waardoor, het komt door

Opsommend verband:          ook, tevens, bovendien, daarnaast, vervolgens, verder, om te beginnen, ten eerste, tweede,   

                                                     derde , tenslotte

Redengevend verband:         want, omdat, daarom, immers, dus, dat blijkt uit, aangezien, de reden hiervoor is

Samenvattend verband:        kortom, samenvattend, al met al, samengevat

Tegenstellend verband:        maar, echter, toch, enerzijds…anderzijds, aan de ene kant (andere kant), niettemin

                                                      evenwel, nochtans,

Voorwaardelijk verband:      mits, als, indien, in het geval dat, tenzij

Chronologisch verband:        eerst, dan, daarna, uiteindelijk, eens, toen, vroeger, nu , later, voordat, nadat

toelichtend verband:              zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou

vergelijkend verband:            zoals, net (zo) ... als, evenals, (meer, beter) … dan

toegevend verband:                 ook al, zij het (dat), weliswaar, hoewel, ofschoon

REACTIES

T.

T.

niet zo best

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.