Nederlands tekstbegrip
Strategische aanpak:
Oriënterend lezen kijken of een tekst voor jou interessant is.
Globaal lezen je leest de hoofd zaken.
Intensief lezen als je de tekst goed wilt begrijpen, je leest de gehele tekst.
Kritisch lezen lezen of de tekst betrouwbaar is.
Studerend lezen de tekst leren en begrijpen.
Zoekend of doelgericht lezen zoeken naar informatie.
Doel van een tekst:
Amuseren lezer vermaken.
Informeren geeft informatie en antwoord op vragen.
Overtuigen schrijver wil lezer overtuigen van de mening van de schrijver.
Activeren schrijver wil lezer overhalen tot actie, maar eerst overtuigen van de mening.
* Combinatie van meerdere schrijfdoelen is ook mogelijk.
Publiek:
Voor welke lezers een tekst bedoelt is, kun je zien aan de inhoud, de publicatieplaats/bron, aan het taalgebruik, aan de toon en aan de lay-out.
Tekstsoorten:
Uiteenzetting informatie geven. (objectief)
Beschouwing informatie + mening ( gedeeltelijk objectief, gedeeltelijk subjectief)
Betoog informatie + mening + overtuigen/overhalen (subjectief)
De opbouw van een tekst:
Inleiding op een aantrekkelijke manier de tekst introduceren.
Middenstuk voordelen en nadelen van het onderwerp, kenmerken van het onderwerp.
Slot afrondende functie, belangrijke zaken, conclusie/samenvatting.
Verbanden tussen de alinea’s verbanden worden aangegeven met signaalwoorden. (zoals: daarnaast, tevens enz.) Bij het woord maar of daar staat tegenover weet je dat er een tegenstelling aankomt.
Aankondigende/ afrondende zinnen heten structurerende zinnen.
Alinea’s:
Door een alinea wordt een tekst preciezer van structuur.
Alinea is de kleinste eenheid van een tekst.
Kernzin de zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft.
Beoordelen van een tekst:
Auteur + tijdschrift is de auteur een autoriteit op het gebied waarover hij schrijft?
Geeft de tekst informatie over de opleiding en werkkring van de auteur in kwestie?
Publiek en tijdschrift Voor welk publiek schrijft het tijdschrift?
Is het een vaktijdschrift of een tijdschrift voor een hoger opgeleid publiek?
Recent artikel Is de informatie van het artikel recent? (zie datum)
Bronnen Welke bronnen zijn er gebruikt? Is er een deskundig onderzoek gebruikt?
Inzicht kwestie Is de informatie niet te eenzijdig? Worden er niet alleen maar voordelen gegeven? Wordt er maar ingegaan op 1 oplossing, terwijl er meerdere zijn? Zijn er meerdere meningen en standpunten in verwerkt?
Eindexamen Blz 94 t/m 110 + examenbundel blz 7 t/m 21
Functies van tekstgedeelten:
Een tekstgedeelte bestaat uit 1 of meer alinea’s. Deze tekstgedeelten hebben binnen het geheel van een tekst of een deel van een tekst een bepaalde functie. De functie van een tekstgedeelte kan worden weergegeven met behulp van functiewoorden.
Functiewoorden:
Aanbeveling schrijver geeft raad/doet een suggestie van een oplossing van een probleem.
Aanleiding schrijver geeft aan welke gebeurtenis ertoe heeft gebracht dit stuk te schrijven.
Afweging Schrijver weegt voor en nadelen af en trekt een conclusie.
Argument schrijver zegt waarom hij iets vindt.
Beantwoording schrijver geeft antwoord op eerder gestelde vraag.
Begripsomschrijving schrijver geeft nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term.
Beoordeling positief/ negatief oordeel over een onderwerp.
Bewering schrijver verkondigt zijn mening.
Bewijs schrijver wil juistheid aan tonen d.m.v. feiten.
Conclusie schrijver komt op grond van het voorafgaande tot een gevolgtrekking.
Constatering schrijver stelt iets vast/ markt iets op.
Definitie zie begripsomschrijving
Doelstelling schrijver geeft aan wat hij wil bereiken. Gevolgen schrijver beschrijft gevolg dat door een verschijnsel veroorzaakt is. Hypothese schrijver veronderstelt iets wat nog niet bewezen is. Karakterisering schrijver geeft voornaamste kenmerken van een verschijnsel. Ontkenning schrijver ontkent de juistheid van een bewering. Oorzaak schrijver geeft aan waardoor iets geworden is zoals het is. Opsomming schrijver geeft een reeks van voorbeelden. Verklaringen, argumenten enz. Probleemstelling schrijver geeft het probleem aan wat hij gaat bespreken. Samenvatting schrijver geeft in het krot het belangrijkste weer. Stelling schrijver verkondigt zijn mening (met argumenten) Tegenstelling schrijver geeft een feit/bewering die tegenover een ander feit/bewering staat. Tegenwerping schrijver maakt bezwaar tegen een eerdere bewering of argumentatie. Theorie schrijver geeft wetenschappelijke opvattingen die los staan van de praktijk. Toelichting schrijver geeft voorbeelden/nader uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken. Toepassing schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in praktijk wordt toegepast. Uitwerking schrijver werkt een stelling of theorie meer in detail uit. Verklaring schrijver legt uit hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan. Verslag van onderzoek schrijver geeft resultaten van een onderzoek. Voorbeelden schrijver verduidelijkt met concrete voorbeelden. Voorwaarde schrijver stelt een eis waaraan vooraf voldaan moet worden. Vraagstelling schrijver stelt hoofdvraag die hij in het artikel wil beantwoorden. Weerlegging schrijver toont aan dat bewering/argumentatie niet juist is. Citeren: Citeer een woord alleen 1 woord. Citeer een woordgroep aantal bijelkaar horende woorden citeren. Citeer een zinsgedeelte stuk van een zin citeren. Citeer een zin de hele zin citeren. Leg uit in eigen woorden geen zin overnemen, in eigen woorden zeggen. Hoofdgedachte: Hoofdgedachte vaststellen Wie, wat, waar, waarmee enz. Signaalwoorden: Opsomming ook, bovendien, ten eerste ten tweede, vervolgens, dan, zowel…als, eveneens, verder, daarnaast. Tegenstelling maar, echter, toch, daarentegen, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, enerzijds…anderzijds. Oorzaak-gevolg daardoor, door, doordat, waardoor, zodat, te danken aan, te wijten aan, het gevolg van, ten gevolge van, de oorzaak hiervan is. Reden/ verklaring want, omdat, daarom, waarom, namelijk, immers, aangezien. Doel-middel door middel van, met de bedoeling om, met behulp van, om te, daartoe, opdat
Toelichting denk hierbij aan, bijvoorbeeld, zo, dat komt voor bij, ter illustratie, dat is het geval bij. Vergelijking net als, zoals, zo ook, evenals, eveneens, eenzelfde, hetzelfde/dezelfde als, in vergelijking met, vergeleken met, soortgelijke. Voorwaarde als, indien, mits (op voorwaarde dat), tenzij (behalve wanneer), stel dat. Conclusie dan ook, dus, aldus, hieruit volgt, concluderend. Samenvatting kortom, samenvattend, alles bijelkaar genomen, om kort te gaan.
Signaalzinnen:
Aankondigend Ik zal hier enkele voor- en nadelen bespreken.
Terugblikkend Van de verklaringen lijkt mij de laatste het meest aannemelijk.
Aankondigend en terugblikkend Welke conclusie kunnen we nu uit bovenstaande onderzoeksresultaten trekken.
Doelstelling schrijver geeft aan wat hij wil bereiken. Gevolgen schrijver beschrijft gevolg dat door een verschijnsel veroorzaakt is. Hypothese schrijver veronderstelt iets wat nog niet bewezen is. Karakterisering schrijver geeft voornaamste kenmerken van een verschijnsel. Ontkenning schrijver ontkent de juistheid van een bewering. Oorzaak schrijver geeft aan waardoor iets geworden is zoals het is. Opsomming schrijver geeft een reeks van voorbeelden. Verklaringen, argumenten enz. Probleemstelling schrijver geeft het probleem aan wat hij gaat bespreken. Samenvatting schrijver geeft in het krot het belangrijkste weer. Stelling schrijver verkondigt zijn mening (met argumenten) Tegenstelling schrijver geeft een feit/bewering die tegenover een ander feit/bewering staat. Tegenwerping schrijver maakt bezwaar tegen een eerdere bewering of argumentatie. Theorie schrijver geeft wetenschappelijke opvattingen die los staan van de praktijk. Toelichting schrijver geeft voorbeelden/nader uitleg om zijn opvattingen te verduidelijken. Toepassing schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in praktijk wordt toegepast. Uitwerking schrijver werkt een stelling of theorie meer in detail uit. Verklaring schrijver legt uit hoe een bepaald verschijnsel is ontstaan. Verslag van onderzoek schrijver geeft resultaten van een onderzoek. Voorbeelden schrijver verduidelijkt met concrete voorbeelden. Voorwaarde schrijver stelt een eis waaraan vooraf voldaan moet worden. Vraagstelling schrijver stelt hoofdvraag die hij in het artikel wil beantwoorden. Weerlegging schrijver toont aan dat bewering/argumentatie niet juist is. Citeren: Citeer een woord alleen 1 woord. Citeer een woordgroep aantal bijelkaar horende woorden citeren. Citeer een zinsgedeelte stuk van een zin citeren. Citeer een zin de hele zin citeren. Leg uit in eigen woorden geen zin overnemen, in eigen woorden zeggen. Hoofdgedachte: Hoofdgedachte vaststellen Wie, wat, waar, waarmee enz. Signaalwoorden: Opsomming ook, bovendien, ten eerste ten tweede, vervolgens, dan, zowel…als, eveneens, verder, daarnaast. Tegenstelling maar, echter, toch, daarentegen, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, enerzijds…anderzijds. Oorzaak-gevolg daardoor, door, doordat, waardoor, zodat, te danken aan, te wijten aan, het gevolg van, ten gevolge van, de oorzaak hiervan is. Reden/ verklaring want, omdat, daarom, waarom, namelijk, immers, aangezien. Doel-middel door middel van, met de bedoeling om, met behulp van, om te, daartoe, opdat
Toelichting denk hierbij aan, bijvoorbeeld, zo, dat komt voor bij, ter illustratie, dat is het geval bij. Vergelijking net als, zoals, zo ook, evenals, eveneens, eenzelfde, hetzelfde/dezelfde als, in vergelijking met, vergeleken met, soortgelijke. Voorwaarde als, indien, mits (op voorwaarde dat), tenzij (behalve wanneer), stel dat. Conclusie dan ook, dus, aldus, hieruit volgt, concluderend. Samenvatting kortom, samenvattend, alles bijelkaar genomen, om kort te gaan.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
N.
N.
eeey dit is een vet goede samenvatting
10 jaar geleden
AntwoordenP.
P.
Er staan veel spelfouten in, misschien iets om naar te kijken. Verder top!
8 jaar geleden
Antwoorden