Tekstbegrip 1 en 2

Beoordeling 6.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas vwo | 868 woorden
  • 18 augustus 2004
  • 113 keer beoordeeld
Cijfer 6.2
113 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
TEKSTBEGRIP 1
Leesstrategieën

•Oriënterend lezen: wanneer je wilt kijken of een bepaalde tekst voor jou interessant of bruikbaar is. Maak gebruik van: titel, ondertitel, lead, eerste alinea, tussenkoppen, laatste alinea en bron.
•Globaal lezen: wanneer je denkt dat een tekst belangrijk voor je is. Maak gebruik van de eerst en laatste alinea en let op de kernzinnen.
•Intensief lezen: wanneer je de tekst door en door wilt begrijpen. Je leest de tekst helemaal. Probeer de deel onderwerpen vast te stellen en bepaal tenslotte de hoofdgedachte.
•Kritisch lezen: wanneer je de betrouwbaarheid van een tekst wilt beoordelen. Let er op of de informatie volledig is en dat de informatie niet eenzijdig is.
•Studerend lezen: wanneer je een tekst moet leren. Kijk eerst of je alles begrijpt en vervolgens moet je alles goed onthouden.
•Zoekend of doelgericht lezen: wanneer je op zoek bent naar bepaalde informatie. Let op inhoudsopgaven, hoofdstuk- en paragraaftitels en tussenkoppen.

Schrijfdoelen

•Amuseren: de schrijver wil de lezer vermaken.
•Informeren: de schrijver wil bepaalde kennis overbrengen.
•Overtuigen: de schrijver wil bereiken dat zijn lezers zijn mening over een bepaalde kwestie overnemen.

Publiek

Naast het doel van de schrijver is het publiek waarvoor hij schrijft een belangrijke factor. Het publiek waarvoor het geschreven is, is te zien aan de inhoud, aan het taalgebruik, aan de toon, de publicatieplaats/bron en aan de lay-out.

Studerend lezen

Lees de tekst eerst oriënterend, daarna globaal, dan intensief en controleer vervolgens je kennis. Bijvoorbeeld door jezelf vragen te stellen.

Teksten vergelijken

Stap 1: lees de teksten om te beginnen een keer globaal door.
-Stel van beide teksten het onderwerp vast.
-stel de overeenkomst , het raakvlak, tussen de beide tekstonderwerpen vast.
-Ga na wat het schrijfdoel en tekstsoort van beide teksten zijn.
Stap 2: lees de teksten vervolgens intensief.
-Stel de hoofdgedachte van beide teksten vast.
-Stel de deelonderwerpen van beide teksten vast.
-Stel vast welke deelonderwerpen in beide teksten voorkomen.
Stap 3: Vergelijk daarna de overeenkomstige deelonderwerpen tot in detail met elkaar.
-Stel vast waarin de deelonderwerpen met elkaar overeenkomen en waarin ze van elkaar verschillen.
Stap 4: Ga na of de niet-overeenkomstige deelonderwerpen informatie bevatten die je bij stap 3 noteerde. Deze kunnen namelijk bevestigingen of weerleggingen zijn van de overeenkomstige uitspraken uit stap 3.
Stap 5: Formuleer de conclusie van je tekstvergelijking.
Stap 6: Ga na of het resultaat van je vergelijking ertoe leidt dat jij je voorkennis van het onderwerpsgebied moet herzien.

TEKSTBEGRIP 2
Opbouw van een tekst

De inleiding: de eerste alinea’s van een tekst. De schrijver probeert hiermee de belangstelling van de lezer te wekken. Ook wordt in de inleiding het onderwerp geïntroduceerd.
In een uiteenzettende tekst noemt de schrijver doorgaans alleen het onderwerp in de inleiding. In een beschouwende tekst neemt de inleiding vaak een vraag of een probleemstelling op. In een betoog kan de inleiding ook een vraag bevatten, maar meestal is een stelling gebruikelijk.
Het middenstuk: na de inleiding volgt het middenstuk. Hierin wordt het onderwerp van meerdere kanten bekeken.
Het slot: de laatste twee of drie alinea’s van een tekst. Het heeft een afrondende functie. Het kan in de vorm van een samenvatting of een conclusie zijn. Bij activerende teksten vind je in het slot vaak een aanspring of een advies.

Verbanden tussenalinea’s: worden aangegeven door signaalwoorden, zoals: ‘daarnaast’, ‘ook’. Doormiddel van signaalzinnen kan een schrijver aangeven wat hij in het vervolg van de tekst gaat doen. Deze zinnen worden ook wel structurerende zinnen genoemd.
Kernzinnen: de zin die het belangrijkste uit een alinea weergeeft. Voorkeursplaatsen van kernzinnen zijn: de eerst, de tweede en de laatste plaats.
De opbouw van betogen

De inleiding van betogen: het eerste deel wordt vaak gebruikt door de schrijver om de aandacht van de lezer te trekken. Het laatste deel van de alinea vormt vaak een opstap naar het middenstuk en bevat vaak een standpunt.
Het middenstuk van betogen: hier geeft de schrijver argumenten voor zijn standpunt, maar ook argumenten tégen, die hij dan vervolgens weerlegt.
Het slot van betogen: in het slot vind je meestal de hoofdgedachte van de tekst.

Opbouw van beschouwingen

De inleiding van beschouwingen: hierin noemt de schrijver het onderwerp van zijn tekst. Bij beschouwingen gaat het om kwesties waar verschillende visies op bestaan. De schrijver geeft vaak aan dat hij hier een overzicht van gaat geven.
Het middenstuk van beschouwingen: hiervoor wordt vaak de voor- en nadeelstructuur gebruikt.
Het slot van beschouwingen: hierin wordt een afweging gemaakt tussen meerdere visies, maar er wordt niet voor een visie gekozen.

Opbouw van uiteenzettingen

De inleiding van uiteenzettingen: hierin noemt de schrijver het ‘feitelijke’ onderwerp. Dit kan een probleemstelling of een vraagstelling zijn
Het middenstuk van uiteenzettingen: hierin zet de schrijver zijn onderwerp uiteen. Hij defineert, hij geeft oorzaken, gevolgen, uitzonderingen.
Het slot van uiteenzettingen: is een samenvatting.

Teksten beoordelen

-Stel vast wie de auteur is. Is hij deskundig? Welk belang heeft hij bij het verstrekken van de tekstinformatie?
-Bepaal in welk medium de tekst is verschenen. Op internet? Of een krant? etc.
-Vraag je af voor welk publiek de tekst is bedoeld. Voor deskundigen of voor leken?
-Stel vast hoe recent de tekst is.
-Vraag je af op welke bronnen de schrijven zijn tekst baseert. Meerdere bronnen of maar één?
-Wat is het doel van de schrijver.

REACTIES

L.

L.

Dankjewel hiervoor :D het niveau mag dan misschien 1 vwo zijn en ik mag dan in 4 havo zitten maar ik ben m'n boeken vergeten en ik heb morgen een pw :P thx dus :D

14 jaar geleden

L.

L.

1e vwo is toch hoger dan 4e havo, dus je hebt het extra goed geleerd

12 jaar geleden

J.

J.

haha ik zit in 1e vwo :)

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.