9.2 – Verkeerd woord/verkeerde uitdrukking
Wanneer je niet zeker weet of je een woord of uitdrukking goed kent, raadpleeg dan het woordenboek.
V.b.: Met behulp van die mevrouw hebben we ons hondje weer gevonden. = FOUT
Met de hulp van die mevrouw hebben we ons hondje weer gevonden. = GOED
Hij had aanmerkingen over het hinderlijke gedrag van de jongen. = FOUT
Hij had aanmerkingen op het hinderlijke gedrag van de jongen. = GOED
9.4 – Vreemd woord; barbarisme; belgicisme
Gebruik als het niet nodig is geen vreemde woorden die niet passen in de Nederlandse taal. Wil je toch een vreemd woord gebruik maak het woord dan cursief.
Barbarismen: woorden die letterlijk uit een andere taal komen en als fout Nederlands worden beschouwd.
Gallicisme: woorden vertaald uit het Frans.
Germanisme: woorden vertaald uit het Duits.
Anglicisme: woorden vertaald uit het Engels.
Belgicismen: een aparte categorie woorden. B.v.: woorden die uit het Belgisch worden gebruikt en afwijken van het standaard Nederlands.
Als een woord in het woordenboek is opgenomen, mag je het zonder meer gebruiken.
9.5 – Modewoord of -uitdrukking; vaag woord; plat of grof woord; archaïsme
Modewoorden: woorden als: zeker weten, cool, alle neuzen dezelfde kant op laten wijzen etc.
Vage woorden: woorden als: dingen, ergens, alles etc.
Platte woorden: flikkeren, shit etc.
Archaïsmen: verouderden woorden of uitdrukkingen. Zoals: “wij delen u mede”, drinklokaal (kroeg), gaarne (graag) etc.
9.6 – storende woordherhaling; foutieve tautologie; foutief pleonasme
Gebruik geen overbodige woorden (s.w.h.):
V.b.: De uitreiking van de diploma’s zal plaatsvinden op 2 juli a.s. (wel gebruikelijk maar overbodig).
Dit bekendste toneelstuk wordt dit seizoen twee keer herhaald in dit theater.
(het woordje “dit” wordt te vaak gebruikt, deze woorden moet je vervangen.)
Tautologie:
Begrip wordt in een zin twee keer uitgedrukt (met andere woorden), zonder dat het een functie heeft. Vaak zijn de woorden synoniemen.
V.b.: De burgemeester dringt erop aan dat de rust rond het gedooggebied moet worden hersteld.
Pleonasme:
De betekenis van een begrip zit al opgesloten in een ander woord, en wordt nog eens genoemd zonder dat het een functie heeft.
V.b.: Om zeker te weten dat we een tafel hebben, moeten we van tevoren reserveren.
(reserveren doe je altijd van tevoren).
9.7 – woorden te weinig; telegramstijl
Het kabinet is verdeeld over wie de tekorten moet opdraaien. = FOUT
Het kabinet is verdeeld over de vraag wie voor de tekorten moet opdraaien. = GOED
(vaak moet “over de vraag” erbij!).
Telegramstijl: vaak worden er woorden die overbodig zijn weggelaten.
9.8 – dubbele ontkenning
Als je in de zin het woordje “niet” ziet staan moet er al een belletje gaan rinkelen!
V.b.: Een goed diploma moet voorkomen dat de jongens niet in het criminele circuit belanden.
Mijn zoon zal nooit geen andere kwaad doen.
9.9 – Contaminatie
Woordvervlechting. Twee woorden of uitdrukkingen met eenzelfde betekenis door elkaar halen.
V.b.: Volgens mijn mening is dat zo! > Volgensmij of naar mijn mening.
Dat kost me eigenlijk veel te duur! > is te duur of kost te veel.
Hij behoort tot een van de beste leerlingen van de klas. > behoort tot of een van de.
10.12 – liggend streepje (koppelteken)
Je gebruikt het liggend streepje om te voorkomen dat een woord verkeerd wordt gelezen.
V.b.: massa-artikel, mede-erfgenaam, ski-jack, video-installatie, minister-president, woon-werk-verkeer, hotel-café-restaurant, mw. Mirjam Rademaker-van Dorp, A-merk, 40+-kaas, St. Franciscus, Amsterdam-Centrum, de zaak-Kok, assistent-trainer, ex-vriend, adjunct-directeur, anti-Duits, anti-intellectueel, kop-en-schotel, nek-aan-nekrace etc.
10.14 – Trema
Om leesproblemen te voorkomen bij een niet-samengesteld woord.
V.b.: Beïnvloeden, ruïne, beëindigen, reünie, financiële, diëtiste, fantasieën, zeeën etc.
Bij sommige woorden is een trema overbodig: financieel, dieet, gekopieerd, besproeiing, verfraaiing, beschoeiing etc.
10.18 - Weglatingsstreepje
Soms kan je een woord weglaten als een woorddeel twee keer voorkomt. Je plaatst dan een weglatingsstreepje.
V.b.: zomer- en winterseizoen, bloeddrukverhogend of –verlagend, licht- of geluidssignaal
Let op!
Als het woord geen DEEL is van een woord hoef je ook geen weglatingsstreepje te plaatsen.
V.b.: Medische en sportmassage, hoge en lage cijfers, kleine en grote gebouwen.
10.19 – Werkwoordsvormen
Wat kan je doen om een werkwoordsvorm foutloos te spellen?
Zoek het onderwerp en gezegde, staat het te spellen woord erin?
Ga van welk werkwoord na welke vorm het heeft: pv, volt. dw. Of infinitief (heel ww.)
ww > pv?
Bij enkelvoud noteer je bij het onderwerp “ik” alleen de stam.
Is het onderwerp bij enkelvoud “niet ik” noteer dan stam + t.
Bij meervoud noteer je het volledige werkwoord.
ww > volt. dw?
Hoor je in de verleden tijd –te(n)? > noteer aan het eind een “t”.
Hoor je in de verleden tijd –de(n) > noteer aan het eind een “d”.
Of ebruik XTC-koffieshop
ww > infinitief?
Noteer het volledige werkwoord! (zoals je het woord in het woordenboek vindt).
De Gebiedende wijs: hierbij schrijf je altijd gewoon de stam.
11.1 – de functie van leestekens
Leestekens hebben twee functies:
Het verduidelijken van een verband tussen delen van een zin;
Een tekst met goed geplaatste leestekens maakt een verzorgdere indruk.
V.b.: Onze mentor zei Harm is een moordvent.
Er zijn twee opties mogelijk:
‘Onze mentor’, zei Harm, ‘is een moordvent!’.
Onze mentor zei: ‘Harm is een moordvent!’.
11.4 – De puntkomma
Je gebruikt een puntkomma (;) tussen twee zinnen die nauw met elkaar samenhangen. En soms is een puntkomma duidelijker dan een komma.
V.b.: Er zijn afgelopen jaren twee grote parkeergarages bijgekomen; toch blijkt er nog steeds
behoefte te zijn aan meer parkeergelegenheid.
Als je alleen leeft van een minimumuitkering zijn de gevolgen: altijd thuis zijn, want buitenshuis kost alles geld; niet maar naar verjaardagen, want je kunt geen cadeautje meenemen enz.
11.5 – De dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt (:) 1. Bij een directe rede (De spreker vroeg zich af: “Waarom doen ze dat?”) 2. Vóór een opsomming, uitwerking of verklaring (Het aantal mensen dat een zoekt, is sterk toegenomen: schoolverlaters, vrouwen die willen werken, buitenlanders die zich in Nederland hebben gevestigd.)
11.6 – Aanhalingstekens
Je zet altijd een zin die iemand letterlijk zegt en bij titels van boeken, films, programma’s enz., bij ironie, bijzonder taalgebruik of een zelfnoemfunctie aanhalingstekens.
V.b.: ‘Wat een mooie dag vandaag’, zei oma.
‘De film ‘The Notebook’ is mijn favoriete film’, zei Mirre.
Haar nichtje uit Antwerpen zou haar kleding naar de ‘droogkuis’ brengen.
Let op! Bij gedachtes en wensen zetten we geen aanhalingstekens.
11.6 – Haakjes; aandachtstreepjes
Je gebruikt haakjes () om extra informatie tussen te zetten. Ze heten: ‘haakje open’ en ‘haakje sluiten’. Gebruik haakjes met mate.
V.b.: De docent(e) kan zelf vaststellen welke vorderingen zijn (haar) leerlingen hebben gemaakt.
Je moet de namen van feestdagen met een hoofdletter schrijven (zie hoofdstuk 15).
Je gebruikt aandachtstreepjes om aandacht te vestigen op een groep tussengeschoven woorden.
V.b.: Het partijbestuur heeft – in afwachting van de uitslag van de verkiezingen – nog geen standpunt willen innemen over mogelijke lastenverzwaringen voor de burgers.
REACTIES
1 seconde geleden