Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Taalschat en Over lezen

Beoordeling 8.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vwo | 2075 woorden
  • 19 oktober 2015
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 8.6
3 keer beoordeeld

Nederlands

Over lezen: 2.2 Tijd in verhalen

Het overslaan van tijd in een verhaal noem je een tijdsprong. Vaak herken je die aan een witregel. Ook in het begin van een nieuw hoofdstuk begin je vaak een tijd verder.

Bij een tijdsprong kunnen er uren overgeslagen zijn, maar ook dagen of maanden.

Waarom? – om vaart in het verhaal te houden.

In een paar zinnen veel tijd laten verlopen heet tijdverdichting. Bijv: ‘’Twee dagen later zag ik hem weer.’’ Of ‘’drie weken later kwam ik erachter dat...”

Bij tijdverdichting komt er een versnelling in het verhaal, want de schrijver wil het verteltempo hoog houden.

Verschil versnelling en tijdverdichting:

Bij tijdverdichting gaat het om zinnen waar in tijd wordt samengevat. Bij versnelling vertelt de schrijver in het kort de belangrijkste gebeurtenissen.

Als er iets spannends gebeurt in een verhaal is er vaak spraken van vertraging. Het gevolg is dat het nog spannender wordt. Dat komt omdat je wilt weten wat er gebeurt maar de schrijver stelt dat met opzet nog even uit.

We spreken van vooruitwijzing als er iets verteld wordt over gebeurtenissen die nog gaan komen. Bijv: plotseling wist ik hoe ik morgen die jongen te pakken neem.

Over lezen: 2.2 Opbouw van verhalen

Het algemene opbouwschema van verhalen ziet er zo uit:

Beginsituatie – ontstaan van probleem – meer moeilijkheden – dieptepunt – langzame verbetering – oplossing

Aan het einde van een verhaal kunnen alle problemen opgelost zijn, dat is een Happy end oftewel goede afloop. Ook kan het zijn de de persoon met de problemen blijft zitten, waardoor het een droevig einde heeft. Beide gevallen is een gesloten einde. Een andere mogelijkheid is een open einde. Dan is het onzeker hoe een verhaal afloopt.

Om een verhaal spannender/boeiender te maken gebruiken veel schrijvers niet de gebruikelijke volgorde. Zo´n afwijkende volgorde geeft een verhaal meteen meer vaart en je wordt nieuwsgierig. In dat geval is het verhaal niet-chronologisch.

 

Omdat er verschillende vertelvolgorden mogelijk zijn, zijn er ook verschillende beginsituaties

1. Een inleidend begin, in de eersten blz. Maak je kennis met de personages en leefomstandigheden.

2. Midden in de gebeurtenissen, je zit meteen midden in de actie en weet nog niks over de personages en omstandigheden. Als het verhaal midden in de gebeurtenissen begint zijn er nog verschillende mogelijkheden:

  • Het verhaal begint bij het ontstaan van het probleem
  • Het verhaal begint bij het dieptepunt, het probleem bestaat dan al even

Over lezen: 2.3 Verhaallijnen

In veel verhalen gaat het om één persoon, in alle belangrijke gebeurtenissen speelt dat personage de hoofdrol. Het verhaal heeft dan één verhaallijn. Het kan ook dat het gaat over twee belangrijke personages waarvan de belevenissen steeds wisselen naar mate het boek vordert, dan heeft het verhaal twéé verhaallijnen. Vaak komen die twee lijnen in de loop van het verhaal samen.

Taalschat: 3.1 Woordveld

  1. Arrangeren                -           regelen
  2. Componeren              -           muziek maken
  3. (zich) documenteren  -           van gegevens of bewijzen voorzien
  4. Deformeren               -           vervormen
  5. Perforeren                 -           doorboren
  6. Respecteren               -           eerbied en waardering hebben
  7. Transplanteren          -           overplanten
  8. Verbannen                 -           verdrijven

Taalschat: 3.2 Woorden rond de teksten

  1. Artotheek                   -           kunstuitleencentrum
  2. Grafische kunst          -           tekenkunst
  3. Beeldende kunst        -           kunstvorm die werkt met beelden, bijv. beeldhouwkunst
  4. Celebrity’s                  -           beroemdheid
  5. Charter                       -           vlucht met een afgehuurd vliegtuig (geen lijnvlucht)
  6. Coulissen                    -           beweegbaar zijstuk van een toneeldecor
  7. Elitaire                                   -           van een bevoorrechte groep, niet voor iedereen
  8. Fuseren                      -           samengaan
  9. Stadium                      -           fase van ontwikkeling
  10. Homogene                 -           van gelijke samenstelling
  11. Heterogene                -           van ongelijke samenstelling
  12. Irreële                        -           onwerkelijke
  13. Materiële schade       -           stoffelijke schade, schade aan bezittingen
  14. Polis                            -           schriftelijk bewijs dat je verzekerd bent
  15. Recente                      -           van de laatste tijd

Taalschat: 3.1 Woorden rond de teksten

  1. Budget                                   -           begroting, bedrag om te besteden
  2. Cybercriminailiteit     -           criminaliteit op internet
  3. Defensief                    -           verdedigend
  4. Conversatie                -           gesprekken voeren
  5. Gerenommeerd         -           gunstig bekend staand
  6. Identieke                    -           gelijke
  7. Instinctief                   -           instinctmatig, onbewust
  8. Roedel                                    -           troep, kudde
  9. Latent                         -           verborgen
  10. Proffesionals              -           beroepskrachten
  11. Lobbywerk                  -           vertrouwelijke gesprekken voeren om belangrijke beslissingen te beïnvloeden
  12. Mutaties                     -           wijzigingen
  13. Metropolen                -           wereldsteden
  14. Maritiem                    -           (voor de) scheepvaart

Taalschat: 3.2 Woorden uit de media

  1. Accentueren               -           benadrukken
  2. Adhesie                      -           instemming
  3. Blamage                     -           stommiteit, blunder
  4. Continueren               -           voortzetten
  5. Crypte                        -           grafkelder
  6. Delta                          -           land in gesplitste riviermonding (vorm van driehoek)
  7. Diagnostische             -           test die vaststelt of iemand een ziekte heeft of een oefentoets
  8. Gechargeerd              -           overdreven
  9. Incompetente             -           ongeschikt
  10. Imposante                  -           indrukwekkend
  11. Opportunist                -           iemand zonder principes die bij elke gelegenheid zijn eigen voordeel zoekt
  12. Penetrante                 -           doordingend, scherp

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.