Waar heb jij je schoolspullen gekocht?

Doe mee aan het Back To School onderzoek over schoolspullen en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Stijlfiguren

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 952 woorden
  • 3 oktober 2010
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
38 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Laat van je horen: schrijf een brief en kom in de krant 📰

Ook dit jaar organiseert Nieuws in de Klas een schrijfwedstrijd waarbij het winnende verhaal wordt gepubliceerd in de krant. Schrijf jij het meest vlammende betoog, best onderbouwde of scherpste opinie over wat er nu speelt in de wereld, dichtbij of ver weg? Of het nu gaat over het milieu, geloof, vluchtelingen of het nieuwe kabinet, AI of gender-issues, alle meningen zijn welkom. 

Doe mee!

Boek: Nieuw Nederlands Ster Editie

Stijlmiddelen:

Vergelijking: het beeld staat naast het origineel. Vergelijking berust op een overeenkomst.
Jan en Henk lijken als twee druppels water op elkaar.                                   

Metafoor: het beeld vervangt het origineel. De overeenkomst blijkt uit de context.
Die hark staat tijdens het dansen steeds op haar tenen.

Personificatie: een begrip of een zaak krijgt eigenschappen van een mens toebedeeld.
De vakantie staat te wachten.

Metonymie: het beeld staat er in plaats van het origineel, maar het verband tussen origineel en beeld is gebaseerd op een andere relatie dan overeenkomst.
Nederland verloor de wedstrijd.

Stijlfiguren:
Hyperbool: overdreven vergroting
Ik zit al uren te wachten.

Understatement: overdreven afzakking.
als je een twee hebt gehaald, zul je wel wat foutjes hebben gemaakt.

eufemisme: verzachtende uitdrukking.
Het stoffelijk overschot werd opgehaald.

Litotes: tegenovergestelde ontkenning. Vaak met niet of geen.
Hij is niet achterlijk.

Woordspeling: een zin die op twee manieren kan worden opgevat. Vaak in advertenties.
Geef ze van katoen (advertentie voor T-shirts).

Tautologie: twee dezelfde woorden of woordgroepen in één zin.
Hij zweeg en zei niets.

Pleonasme: een eigenschap van een woord dat logisch is toch wordt benadrukt.
Ik heb nog nooit zulke witte sneeuw gezien.

Antithese: tegenstelling die naast elkaar geplaatst zodat ze extra opvallen.
Ik ben wel goed, maar niet gek.

Paradox: schijnbare tegenstelling / doordenker.
Vele eersten zullen de laatste zijn.

Retorische vraag: mededeling in de vorm van een vraag waarop je geen antwoord verwacht.
Is het hier niet geweldig?

climax: opeenvolging van sterkere uitdrukkingen: opsomming uit drie delen.
Hij doet het goed, nee uitstekend, nee hij is de beste.

Ironie: goedmoedige spot. Humoristische wijze omdat aan te geven dat je het er niet mee eens bent.
Jij bent ook een leuke jongen.

Sarcasme: niet goed bedoeld maar hard.
Je kunt tegenover hem niet ironisch gaan doen, want ironie veronderstelt een bepaald niveau.

Cynisme: niet goed bedoeld en gemeen.
Als jij nou eerst eens zonder stotteren leert praten, dan zal ik daarna proberen je te geloven.

 
Zinsbouw:
Inversie: onderwerp staat achter de persoonsvorm. Zo krijgen de woorden vooraan in de zin de nadruk.
Na 23 jaar ziet mijn buurman eindelijk mijn broer.

Prolepsis: vooropplaatsing om een nadruk erop te leggen.
Gelukkig, dat is achter de rug!

Ellipsis: weglating om de mededeling kernachtiger te laten overkomen. De weggelaten woorden denk je er makkelijk bij.
Er wordt gebeld, ik naar de deur, doe open, staat zij er!

Beknopte zin: een elliptische zin waarin persoonsvorm en onderwerp zijn weggelaten. Kan ook weggelaten zijn in de bijzin.
En nu naar buiten!

Samentrekking: om omslachtige formuleringen te voorkomen, kun je gemeenschappelijke woorden en zinsdelen in een zin ook één keer noemen. Een samentrekking is toegestaan als de gemeenschappelijke delen voldoen aan:
- zelfde betekenis
- zelfde grammaticale functie
- zelfde plaats ten opzichte van de persoonsvorm
- in zinnen van gelijke soorten
Morgen tennis en voetbal ik.

Stijlfouten: dit is dus hartstikke fout!!!!!

Contaminatie: verwarring van twee uitdrukking, doordat ze min of meer de zelfde betekenis hebben.
Dit boek kost duur.

Tautologie: een bepaald begrip in een ander woord dat herhaald wordt. Je moet er dan één van de twee gelaten.
Wij hopen in staat te zijn u volgende week te kunnen ontmoeten.

Pleonasme: een eigenschap die in een woord opgesloten ligt, door een tweede woord nog eens wordt uitgedrukt.
Het natte water.

Incongruentie: persoonsvorm en onderwerp komen niet in getal voor.

Algemeen: persoonsvorm is enkelvoud en onderwerp is meervouw of andersom.
Tachtig procent van de leerlingen behalen aan het eind van de opleiding een diploma.

Speciale gevallen: incongruentie met woorden als bijvoorbeeld: aantal, tweetal, zowel…als, niet alleen…maar ook en noch…noch.

Een groot aantal boeken lagen op tafel.

Maar ook woorden als: massa, menigte, reeks, soort, gewicht, maat en tijd.

Dit paar schoenen zijn voorzien van nieuwe zolen.

Let op! Samengestelde zinnen.
Een van de groepen die vanavond optreden, zijn afkomstig uit Heumen.

Niet-onderwerpen en persoonsvormen.
De reizigers worden verzocht in Nijmegen over te stappen.

Verwijsfouten: fouten die ontstaan door een onjuiste voornaamwoordelijke aanduiding. Voor een goede zin in het woordgeslacht nodig.

Voornaamwoordelijke aanduiding: een woord dat voor een naamwoord in de plaats kan staan.
Antwerpen en haar havens. -> Antwerpen en zijn havens.

De- en het-woorden: de-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk en het-woorden zijn onzijdig. Het verwijs naar persoonlijk voornaamwoord en zijn naar bezittelijk voornaamwoord.
De boek ligt nu op tafel; de lag net op de bank.

Wanneer is een de-woorden mannelijk of vrouwelijk?
Het is altijd mannelijk tenzij:
- het een vrouwelijk dier of persoon is: hertogin, tante, merrie, koe.
- abstract begrip: haat, liefde, jeugd, kracht.
- verzamelnaam: firma, commissie.
- als het woord eindigt op: heid, nis, ing, st, schap, de, te, ij.
- als het woord eindigt op: ie, iek, ica, theek, teit, tuur, suur, ade, ide, ode, ude, age, ine, se, ee, sis, xis, tis (deze woorden ontleend aan andere talen).
De gravin werd met haar gevolg hartelijk ontvangen.

Foutieve beknopte bijzin: is fout als het onderwerp van de hoofdzin niet overeenstemt met het onderwerp van de beknopte bijzin.
Terwijl het wachtte op de bus begon het te regenen. -> terwijl ik wachtte…

Foutieve samentrekking: is fout als:
1 - niet dezelfde betekenis hebben (betekenisverschil)
2 - niet dezelfde grammatica functie hebben.
3 - niet op de zelfde plaats t.o.v. de persoonsvorm staan.
4 - niet in gelijksoortige zinnen staan.

1 Zet de vaas op tafel en de televisie aan. -> …en zet de…
2 het boek is al maanden uit, maar kreeg het pas gisteren. -> …maar het boek kreeg…
3 morgen gaan we met vakantie en zullen volgende week tante Ans in Parijs bezoeken. -> …en we zullen…
4 het verbaast me dat ik nog geen bevestiging van u heb ontvangen en verwacht nu snel een reactie. -> …en ik verwacht…

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

Ironie: goedmoedige spot. Humoristische wijze omdat aan te geven dat je het er niet mee eens bent.
Jij bent ook een leuke jongen.

Sarcasme: niet goed bedoeld maar hard.
Je kunt tegenover hem niet ironisch gaan doen, want ironie veronderstelt een bepaald niveau.

Cynisme: niet goed bedoeld en gemeen.
Als jij nou eerst eens zonder stotteren leert praten, dan zal ik daarna proberen je te geloven.

 
Zinsbouw:
Inversie: onderwerp staat achter de persoonsvorm. Zo krijgen de woorden vooraan in de zin de nadruk.
Na 23 jaar ziet mijn buurman eindelijk mijn broer.

Prolepsis: vooropplaatsing om een nadruk erop te leggen.
Gelukkig, dat is achter de rug!

Ellipsis: weglating om de mededeling kernachtiger te laten overkomen. De weggelaten woorden denk je er makkelijk bij.
Er wordt gebeld, ik naar de deur, doe open, staat zij er!

Beknopte zin: een elliptische zin waarin persoonsvorm en onderwerp zijn weggelaten. Kan ook weggelaten zijn in de bijzin.
En nu naar buiten!

Samentrekking: om omslachtige formuleringen te voorkomen, kun je gemeenschappelijke woorden en zinsdelen in een zin ook één keer noemen. Een samentrekking is toegestaan als de gemeenschappelijke delen voldoen aan:
- zelfde betekenis
- zelfde grammaticale functie
- zelfde plaats ten opzichte van de persoonsvorm
- in zinnen van gelijke soorten
Morgen tennis en voetbal ik.

Stijlfouten: dit is dus hartstikke fout!!!!!

Contaminatie: verwarring van twee uitdrukking, doordat ze min of meer de zelfde betekenis hebben.
Dit boek kost duur.

Tautologie: een bepaald begrip in een ander woord dat herhaald wordt. Je moet er dan één van de twee gelaten.
Wij hopen in staat te zijn u volgende week te kunnen ontmoeten.

Pleonasme: een eigenschap die in een woord opgesloten ligt, door een tweede woord nog eens wordt uitgedrukt.
Het natte water.

Incongruentie: persoonsvorm en onderwerp komen niet in getal voor.

Algemeen: persoonsvorm is enkelvoud en onderwerp is meervouw of andersom.
Tachtig procent van de leerlingen behalen aan het eind van de opleiding een diploma.

Speciale gevallen: incongruentie met woorden als bijvoorbeeld: aantal, tweetal, zowel…als, niet alleen…maar ook en noch…noch.

Een groot aantal boeken lagen op tafel.

Maar ook woorden als: massa, menigte, reeks, soort, gewicht, maat en tijd.

Dit paar schoenen zijn voorzien van nieuwe zolen.

Let op! Samengestelde zinnen.
Een van de groepen die vanavond optreden, zijn afkomstig uit Heumen.

Niet-onderwerpen en persoonsvormen.
De reizigers worden verzocht in Nijmegen over te stappen.

Verwijsfouten: fouten die ontstaan door een onjuiste voornaamwoordelijke aanduiding. Voor een goede zin in het woordgeslacht nodig.

Voornaamwoordelijke aanduiding: een woord dat voor een naamwoord in de plaats kan staan.
Antwerpen en haar havens. -> Antwerpen en zijn havens.

De- en het-woorden: de-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk en het-woorden zijn onzijdig. Het verwijs naar persoonlijk voornaamwoord en zijn naar bezittelijk voornaamwoord.
De boek ligt nu op tafel; de lag net op de bank.

Wanneer is een de-woorden mannelijk of vrouwelijk?
Het is altijd mannelijk tenzij:
- het een vrouwelijk dier of persoon is: hertogin, tante, merrie, koe.
- abstract begrip: haat, liefde, jeugd, kracht.
- verzamelnaam: firma, commissie.
- als het woord eindigt op: heid, nis, ing, st, schap, de, te, ij.
- als het woord eindigt op: ie, iek, ica, theek, teit, tuur, suur, ade, ide, ode, ude, age, ine, se, ee, sis, xis, tis (deze woorden ontleend aan andere talen).
De gravin werd met haar gevolg hartelijk ontvangen.

Foutieve beknopte bijzin: is fout als het onderwerp van de hoofdzin niet overeenstemt met het onderwerp van de beknopte bijzin.
Terwijl het wachtte op de bus begon het te regenen. -> terwijl ik wachtte…

Foutieve samentrekking: is fout als:
1 - niet dezelfde betekenis hebben (betekenisverschil)
2 - niet dezelfde grammatica functie hebben.
3 - niet op de zelfde plaats t.o.v. de persoonsvorm staan.
4 - niet in gelijksoortige zinnen staan.

1 Zet de vaas op tafel en de televisie aan. -> …en zet de…
2 het boek is al maanden uit, maar kreeg het pas gisteren. -> …maar het boek kreeg…
3 morgen gaan we met vakantie en zullen volgende week tante Ans in Parijs bezoeken. -> …en we zullen…
4 het verbaast me dat ik nog geen bevestiging van u heb ontvangen en verwacht nu snel een reactie. -> …en ik verwacht…

REACTIES

J.

J.

Goede samenvatting!

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.