Redekundige ontleding van samengestelde zinnen:
(persoonsvorm)
- vragend maken
- tijd veranderen
- getalsproef (meervoud/enkelvoud)
(onderwerp)
- wie/wat + gezegde
<voegwoord>
- nevenschikkend: en, wat, maar, of, dus
- onderschikkind: omdat, doordat, nadat, zodat, doordat, …dat, ook, aangezien,
als, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, toen, zodra, dat, of
- niet iedere samengestelde zin hoeft een voegwoord te hebben
wat is de hoofdzin? -> de persoonsvorm en het
onderwerp staan altijd naast elkaar
wat is de bijzin? -> de persoonsvorm en het onderwerp kunnen uit elkaar staan
benoemen van bijzinnen
- ontleden als een zinsdeel van de hoofdzin
- je ontleed de hoofdzin en je benoemt de bijzin als een onderdeel van de hoofdzin
- we kennen een aantal soorten bijzinnen: (onderwerpszin), lijdend voorwerpszin, meewerkend voorwerpszin, voorzetselvoorwerpszin/, v bijwoordelijke bijzin v
[1 scheidbaar samengesteld werkwoord]
- persoonsvorm gescheiden in de zin
{gezegde}
- infinitief
- voltooid deelwoord
[2 werkwoordelijke uitdrukkingen]
- vaste uitdrukking waar een werkwoord bij hoort
[3 wederkerend voornaamwoord]
- werkwoorden die het ‘zich’ bij zich hebben
lijdend voorwerp
- wie/wat + gezegde + onderwerp?
staat er een koppelwerkwoord in de zin?
ja -> [4 naamwoordelijk deel]
nee -> meewerkend voorwerp
[4 naamwoordelijk deel]
- wie/wat + gezegde + onderwerp?
meewerkend
voorwerp
- (aan/voor) wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp/naamwoordelijk deel?
voorzetselvoorwerp/
- vaste voorzetsels zijn vast gekoppeld aan een werkwoord met een figuurlijke
betekenis
- een zinsdeel heet een voorzetselvoorwerp als het begint met een vast voorzetsel dat hoort bij het zelfstandig werkwoord in de zin
v bijwoordelijke bepaling v
- alle overige zinsdelen: een tijd, plaats, reden, hoedanigheid, oorzaak
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden