- Maten en gewichten en afkortingen die je als woord uitspreekt zonder punt: TROS, NAVO
- Gebruik als zinnen sterk met elkaar samenhangen: Het is slecht weer; ik ga met de auto.
- Tussen delen van opsomming, zeker als het om opsommende zinnen gaat.
- Om een opsomming aan te geven.
- Om de directe reden te zeggen: Ik zei: ‘…’
- Om een verklaring aan te kondigen: Ik wil niet naar Engeland: daar regent het altijd.
- Bij een citaat
- Bij een directe reden. Plaats leestekens altijd tussen de aanhalingstekens!
- Om aan te geven dat een woord een andere betekenis heeft dan normaal, sarcastisch.
- Bij een gedachte geen aanhalingstekens!
- Om informatie als toelichting, zo min mogelijk gebruiken.
- Bij een zin die aan het eind niet af is à …
- Als er bij een citaat een deel is weggelaten.
2. Hoofdletters
- Aan het begin van een zin:
- Als de zin met een apostrof begint, tweede woord met hoofdletter. ’t Is maar …
- ‘Wie goed zijn best doet,’ zei jan, ‘kan zeker een acht halen.’
- Jan van den Hof; J. van den Hof; de heer Van den Hof; Ellen van den Hof-ten Berge
- Bij namen van vereningen, instellingen, bedrijven en diensten: het Rode Kruis, Vitesse.
- Aardrijkskundige namen, merknamen, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en bij titels van boeken en films:
- Noord-Afrika, de Tweede Wereldoorlog, Vondelkade, de Grote Beer, Kerstmis (maar: kerst), Moederdag, Turks fruit, Zwartboek.
- Soortnamen: glas bordeaux
- Historische periodes: de middeleeuwen, de renaissance
- Windstreken: zuidwesten; maar: het rijke Westen
- Geloven: christendom, islam
3. Meervoudsvorming
- Als de uitspraak correct blijft: logés, kanaries, goeroes.
- Afkortingen: vwo’s, cd’s, cao’s
- Woorden die eindigen op a, i, o, u, y: bikini’s, piano’s, accu’s, jury’s, lama’s
Maar: etuis, bureaus, jockeys, cowboys, essays (geen uitspraakproblemen)
- Als een woord eindigt op een onbeklemtoonde –ik, -es of –et, laatste medeklinker verdubbelt niet: haviken, stommeriken, dreumesen, lemmeten, baretten
- Klemtoon op –ie: meervoud met –ën: industrieën, melodieën
- Klemtoon niet op –ie: oliën, bacteriën
- Basis – bases of basissen
- Museum – musea of museums
- Datum – data of datums
- Maar: musicus: musici en niet musicussen
- Maar: media: alleen als het een tussenpersoon betreft: mediums
dosis - doses, dosissen
luiwammes - luiwammesen
historicus - historici
gedachte - gedachtes, gedachten
video - video’s
pygmee - pygmeeën
kolonie - kolonies, koloniën
pyjama - pyjama’s
laboratorium - laboratoria, laboratoriums
democratie - democratieën
introducee - introducees (vrouwelijk)
garage - garages
café - cafés
baby - baby’s
filosofie - filosofieën
cadeau - cadeaus
spray - sprays
pony - pony’s
pinda - pinda’s
cursus - cursussen
gewoonte - gewoontes, gewoonten
idee - ideeën
bewijs - bewijzen
traktatie - traktaties
rioolbuis - rioolbuizen
vaarskalf - vaarskalveren
filosoof - filosofen
seismograaf - seismografen
comité - comités
gemenerik - gemeneriken
4. Tussenklank in samengestelde woorden: -s of –e(n)
- Als je hem hoort, dan schrijf je hem.
- Tussen –en als eerste woord zelfstandig nw. is dat alleen een meervoud heeft op –en.
- Eerste deel heeft alleen meervoud op –s
- Het eerste deel heeft twee meervouden, groentepakket
- Het eerste deel heeft geen meervoud, rijstevlaai, benzinegeur
- Het eerste deel verwijst naar een uniek exemplaar, zonneschijn, Koninginnedag
- Het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord, beregoed, boordevol
- Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord, armelui, hogeschool, spinnewiel
- Het woord wordt niet meer als een samenstelling gezien, elleboog, hazewind, papegaai, ruggespraak, takkewijf.
Paard +middel -paardenmiddel
Gerst +korrel - gerstekorrel
Zon +bank - zonnebank
Asperge +kweker - aspergekweker
Beroep +ziekte - beroepsziekte
Groente +man - groenteman
Reus +leuk - reuzeleuk
Boek +bal - boekenbal
Linde +hout -lindehout
Kor +pot -knorrepot
Aap +trots -apetrots
Giraffe +hok -giraffehok
Huis +verkoop - huizenverkoop
Tarwe +brood -tarwebrood
dwing +land - dwingeland
Eik +boom - eikenboom
Staat +schuld - staatsschuld
Kat +bel - kattebelletje(klein briefje)
Kat +bel - kattenbelletje(bel voor kat)
Bes +sap - bessensap
Schip +journaal - scheepsjournaal
Boord +vol - boordevol
Rijst +brij - rijstebrij
Hond +leven - hondenleven
Pad +stoel - paddenstoel
Maan +schijn - maneschijn
Kievit +ei - kievitsei
Blauw +regen - blauweregen
Station +straat - stationsstraat
Zon +straal - zonnestraal
Oorlog +schip - oorlogsschip
5. Verkleinwoorden
- Pyjamaatje, cafeetje, parapluutje, skietje, baby’tje. Afkortingen: A4’tje, tv’tje, 6’jes en 7’tjes
Probleem - probleempje
Glas - glaasje
Pony - pony’tje
Logé - logeetje
Jongen - jongetje
Wc - wc’tje
Kan - kannetje
Pudding - puddinkje
Cd - cd’tje
Duw - duwtje
Sms - sms’je
Bezem - bezempje
Menu - menuutje
Cake - cakeje
Vlag - vlaggetje, vlagje
Big - biggetje
Stok - stokje
Bloem - bloempje, bloemetje
Bikini - bikinietje
A5 - A5’je
Piano - pianootje
Individu - individuutje
Schip - scheepje
Bh - bh’tje
La - laatje
Diner - dinertje
Ring - ringetje
Boom - boompje
Karbonade - karbonaadje
Woning - woninkje
6. Aan elkaar of los
- Samenstelling van 2 of 3 woorden: huissleutel, politieonderzoek, totstandkoming, derdewereldland, televisiekijken, theezetten, pianospelen, gebruikmaken, veelzeggende, energiezuinig, hoogoplopend, koolzuurvrij.
- Getallen tot honderd en samenstellingen met honderd en duizend: vierendertig, vijfhonderd, vijftienduizend, drie miljoen, zes miljard.
- Voornaamwoordelijke bijwoorden (bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel): waarheen, daarover, eronderdoor, hiertegenover.
Achter + om + kijken - achteromkijken
Ter + beschikking + stellen - ter beschikking stellen
Asiel + zoekers + centrum - asielzoekerscentrum
Er + achter + langs - erachterlangs
Veel + besproken - veelbesproken
Er + van + langs + krijgen - ervanlangs krijgen
Polsstok + hoog + springen - polsstokhoogspringen
Radio + actief + afval - radioactief afval
Gekke + koeien + ziekte - gekkekoeienziekte
Witte + boorden + criminaliteit - witteboordencriminaliteit
Geld + verslindende + maatregelen - geldverslindende maatregelen
Water + drinken - water drinken
Drie + en + zestig + miljard - drieënzestig miljard
Lagere + school + hoofd - lagereschoolhoofd
Les + geven - lesgeven
Alcohol + houdende + dranken - alcoholhoudende dranken
Science + fiction + film - sciencefictionfilm
Lange + termijn + planning - langetermijnplanning
Gevangen + genomen + terroristen - gevangengenomen terroristen
De hoogst + geplaatste + militair - de hoogstgeplaatste militair
7. Liggend streepje
- Om uitspraakproblemen te voorkomen: koffie-uurtje, ski-jack, maar: reclameafdeling.
- In de naam van getrouwde vrouwen: mevrouw Jansen - op de Haar
- In de woorden met de voorvoegsels: adjunct-, aspirant-, ex-, interim-, niet-, non-, oud-
- Voor een hoofdletter: anti-Russisch, oer-Hollands, pro-Frans, de commissie – Van Dam
- In combinaties van titels en beroepen: trainer-coach, minister-president, chef-kok
- Bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn: Zuid-Frankrijk, Nieuw-Zeelander, ’s-Gravenhage.
- Bij letters, cijfers, andere tekens en St of Sint: mbo-student, 20+-kaas, $-teken, CNV-kantoor, Sint-Janskathedraal.
- Onoverzichtelijkheid te voorkomen: woon-werkverkeer, huis-aan-huisblad, doe-het-zelver, olie-en-azijnstek, hyena-vel.
Mede + leerling - medeleerling
Radio + uitzending - radio-uitzending
College + uren - college-uren
Oud + leerling - oud-leerling
Havo + leerling - havoleerling
10% + regeling - 10%-regeling
Anti + stof - antistof
Koffie + automaat - koffieautomaat
Giro + envelop - giro-envelop
Reclame + folder - reclamefolder
Kant + en + klaar - kant-en-klaarmaaltijd
Hbo + student - hbo-studenten
RTL5 + presentator - RTL5-presentator
+ agent - politieagent
Vergeet +me +niet +je - vergeet-me-nietje
’s Gravendeel - ‘s-Gravendeel
Na + apen - na-apen
Giro + overschrijving - giro-overschrijving
Zo + even - zo-even
Mede + inzittende - mede-inzittende
Noord + Franse - Noord-Franse
Zee + egel - zee-egel
Mode + industrie - mode-industrie
De werkgroep+Jansen - de werkgroep-Jansen
Micro + Organisme - micro-organisme
8. Trema
Egoisme - egoïsme
Chaos - chaos
Begroeiing - begroeiing
Ruine - ruïne
Kanaan - Kanaän
Drieenzeventig - drieënzeventig
Beanstigend - beangstigend
Beinvloed - beïnvloeden
Waterpoloen - waterpoloën
Commercieel - commercieel
Elektricien - elektricien
Boiler - boiler
Genieen - genieën
Cocaine - cocaïne
Geantwoord - geantwoord
Museum - museum
Beeindigen - beëindigen
Ideeen - ideeën
Dietiste - diëtiste
Australie - Australië
Eventuele - eventuele
Industriele - industriële
Glooiing - glooiing
Geuniformeerd - geüniformeerd
Concierge - conciërge
9. Apostrof
- Op de plaats van een weggelaten letter: z’n zusje, ’s winters, ge-sms’t.
- Els’ plannen, Beatrix’ hoeden, Maurice’ cursussen
- Tanja’s kleding, Guido’s hockeystick
- Vwo’er (maar: havoër, vwo-leerling), VVD’er (maar: VVD-lid), hbo’s (maar: hbo-diploma), 40+’er (maar: 40+-kaas)
10. Accenten
- Café, paté, coupé, ampère, scène, crème, enquête, gêne, maîtresse, twee à drie, coûte que coûte.
Bleren - blèren
Protege - protegé
Tambour-maitre - tambour-maître
Cacao - cacao
Beige - beige
Papier-mache - papier-maché
Facade - façade
Deja vu - déjà vu
Creme fraiche - crème fraîche
Controle - controle
Carriere - carrière
Skutsjesilen - skûtsjesilen
Centrale - centrale
Creche - crèche
Betavakken - bètavakken
11. Getallen
- Bij getallen boven de twintig, uitgezonderd de ronde getallen : 27 miljard euro, 953 doden, zestig kandidaten
- Maten, gewichten, bedragen, data, adressen, tekeningnummers: 10 mei 1996, 25 meter, $3,50. Breuken: drie vierde, vijf zesde, behalve in samenstelling: vierkwartsmaat.
- Getallen tot en met twintig, ronde getallen
12. Sommige of sommigen?
- Het om personen gaat …
- Het zelfstandig gebruikt wordt.
- Zelfstandig gebruikten bijvoeglijke naamwoorden: doven, ouderen, alleenstaanden.
Abonnees
Accommodatie
Achttien
Acuut
Adellijk
Adolescent
Agressie
Alinea
Alleszins
Allochtoon
Althans
Apparaat
Baby’tje
Barbecueën
Begrafenis
Begroeiing
Burgemeester
Burgerlijk
Carrière
Caissière
Chagrijnig
Cheque
Comité
Commissaris
Consequent
Daarentegen
Debacle
Decennium
Dichtstbijzijnde
Discipline
Diskette
Eigenlijk
Eczeem
Excuus
Enigszins
Enthousiast
Enquête
Faillissement
Fascisme
Financieel
Financiële
Financiën
Geenszins
Gefascineerd
Gerechtelijk
Gewelddadig
Gezamenlijk
Hardnekkig
Hartstikke
Hiërarchie
Hopelijk
Hygiënisch
Identiteit
Illusie
Insect
Interessant
Interview
Juffrouw
Klerezooi
Kopiëren
Legitimatie
Liniaal
Litteken
Luxueuze
Manoeuvreren
Millimeter
Namelijk
Niettemin
Nochtans
Onmiddellijk
Onverbiddelijk
Opticien
Oeuvre
Parallellen
Penicilline
Per se
Practicum
Procedé
Product
Professor
Publicatie
Pyjama
Racisme
Recensie
Rechterlijk
Reëel
Reële
Represailles
Sowieso
Staatsiebezoek
Toentertijd
Toernooi
Tournee
Twijfelen
Uittreksel
Vacuüm
Wederrechtelijk
Weifelen
Weliswaar
yoghurt
Formuleren
1. Dubbelop
- Onjuiste herhaling: als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer gebruikt wordt. Vast voorzetsel hoort bij een werkwoord of zelfstandig naamwoord.
Op zo’n partij zou hij niet op moeten stemmen. (Fout)
Op zo’n partij zou hij niet moeten stemmen. (Goed)
- Tautologie: als hetzelfde twee keer wordt met twee woorden die hetzelfde betekenen.
Zoals bijvoorbeeld…
- Pleonasme: wordt een deel van de betekenis van een woord of woordgroep herhaalt in een ander woord, meestal van een andere woordsoort.
De aanwezige bezoekers, de export van textiel naar het buitenland...
- Contaminatie: Als twee woorden of uitdrukkingen gemengd worden.
Overnieuw (opnieuw/over), nachecken (checken/nakijken), uitprinten (uitdraaien/printen).
- Dubbele ontkenning: in zinnen met een werkwoord waar al ontkenning in zit (misbruiken, verbieden, ontkennen) nog een ontkenning toevoegen.
2. Fouten met verwijswoorden
- Onjuist verwijswoord: eerst kijken naar welk woord het verwijst, antecedent, en als het een woordgroep is waarnaar het verwijst, het kernwoord vinden.
Antecedent
Pers. Vnw.
Bezitt. Vnw.
Aanw. Vnw.
Betr. vnw.
Man. de-woord
Hij, hem
Zijn, z’n
Deze, die
Die
Vrouw. de-woord
Zij, ze
Bij niet-personen: ze!
Haar, d’r
Deze, doe
Die
Het-woord (onzijdig)
Het
Zijn, z’n
Dit, dat
Dat
mv. zelf. Nw.
Onderwerp: zij, ze
Lijd.vw: hen
Meew.vw: hun
Hun
Deze, die
die
Vrouwelijke woorden: - ing, -heid, -nis, -schop, -ie, -teit, -tuur.
Hen: lijdend voorwerp, na een voorzetsel
Hun: meewerkend voorwerp (zonder voorzetsel!), nooit als onderwerp
Wat alleen bij: een onbepaald voornaamwoord, overtreffende trap à het beste wat … en het beste boek dat … , hele zin.
- Verwijs naar de-woorden met die en deze, naar het-woorden met dat en dit.
- Gebruik bij personen wie en zaken waar.
3. Incongruentie
- Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in het getal.
5. Foutieve samentrekking
- Betekenis hetzelfde van het deel dat je weglaat
- Vorm hetzelfde (enkelvoud/meervoud)
- Grammaticale functie (onderwerp, lijdend voorwerp, …)
6. Foutieve beknopte bijzin
- Bijwoordelijke bijzin: Omdat hij (ow) er ging (pv) studeren, …
Beknopte bijzin: Om er te gaan studeren …
In een beknopte bijzin staat geen persoonsvorm en onderwerp. Het ‘denkbeeldige’ onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Als dat niet zo is, klopt de zin niet.
In een beknopte bijzin staat geen persoonsvorm en onderwerp. Het ‘denkbeeldige’ onderwerp van de beknopte bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin. Als dat niet zo is, klopt de zin niet.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden