Soorten argumenten, Drogredenen, Stijlfiguren en Alineaverbanden
Soorten argumenten:
- Voorbeeld als argument = voorbeelden noemen
- Feit als argument = een feit noemen
- Empirisch argument = ervaringsfeit
- Beroep op autoriteit = beroep op iemand met veel verstand van de desbetreffende zaak
- Vergelijking als argument = verwijzen naar hoe het ook kan/ging/etc.
- Moreel argument = ontleend aan idealen of religie
- Emotioneel argument = intuïtief, iets vinden, iets erbij voelen, etc.
Drogredenen:
- Persoonlijke aanval of op de man spelen = persoonlijke kritiek
- Meelopermotief = “iedereen doet dat zo, dus dan wij ook”
- Overhaaste generalisatie = alles over één kam scheren
- Dreigement = machtsmisbruik om zin door te drammen
- Ontduiking van de bewijslast = “iedereen met een beetje goed verstand…”
- Cirkelredenering = “dat is gewoon zo. Waarom dan? Omdat het zo is”
- Vertekenen standpunt of stromanredenering = een stukje van een ander zijn mening weg laten, om de ander belachelijk te laten lijken
- Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie = een oorzaak in een discussie naar voren laten komen maar daar een verkeerd/onjuist gevolg bij concluderen
- Verkeerde beroep op autoriteit = een slechte ervaringsdeskundige in je standpunt betrekken
- Valse vergelijking = je vergelijk 2 totaal verschillende onderwerpen met elkaar
- Hellend vlak = “als we dit toestaan moeten we dit ook toestaan”
- Vals dilemma = er wordt gesuggereerd dat er maar 2 oplossingen zijn (maar en zijn toch meer)
Stijlmiddelen:
- Tautologie = “vast en zeker, nooit en te nimmer”
- Pleonasme = eigenschap word twee keer genoemd
- Antithese = tegenstelling (“meer smaak, minder nodig”)
- Paradox = schijnbare tegenstrijdigheid (“Dreft, kleine verpakking 2 keer zo lang mee”)
- Hyperbool = overdrijving (“ik moest uren in de rij staan”)
- Understatement = iets minder voorstellen dan het is (“verstappen kan een aardig rondje rijden”)
- Eufemisme = verzachtende omschrijving (“hij is heen gegaan”)
- Woordspeling = “de roker is steeds vaker de sigaar”
- Spelen met klanken = rijmen
- Retorische vraag = vraag waarop je het antwoord al weet (“wie wil er nou niet slagen”)
- Jargon = vaktaal
- Ironie = licht spottend/sarcastisch(“die jas is zeker voor jou ontworpen”)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
H.
H.
hoi ik ben ame
5 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
hoi, amé hier! ik heb het een 1 gegeven... ik vond er niet genoeg informatie over in staan.. dit is zeer teleurstellend.. groetjes.
5 jaar geleden
Antwoorden