Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

soorten argumenten, drogredenen en stijlmiddelen

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 335 woorden
  • 20 februari 2016
  • 189 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
189 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Soorten argumenten, Drogredenen, Stijlfiguren en Alineaverbanden

Soorten argumenten:

  • Voorbeeld als argument =  voorbeelden noemen
  • Feit als argument = een feit noemen
  • Empirisch argument = ervaringsfeit
  • Beroep op autoriteit = beroep op iemand met veel verstand van de desbetreffende zaak
  • Vergelijking als argument = verwijzen naar hoe het ook kan/ging/etc.
  • Moreel argument = ontleend aan idealen of religie
  • Emotioneel argument = intuïtief, iets vinden, iets erbij voelen, etc.

Drogredenen:

  • Persoonlijke aanval of op de man spelen = persoonlijke kritiek
  • Meelopermotief = “iedereen doet dat zo, dus dan wij ook”
  • Overhaaste generalisatie = alles over één kam scheren
  • Dreigement = machtsmisbruik om zin door te drammen
  • Ontduiking van de bewijslast = “iedereen met een beetje goed verstand…”
  • Cirkelredenering = “dat is gewoon zo. Waarom dan? Omdat het zo is”
  • Vertekenen standpunt of stromanredenering = een stukje van een ander zijn mening weg laten, om de ander belachelijk te laten lijken
  • Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie = een oorzaak in een discussie naar voren laten komen maar daar een verkeerd/onjuist gevolg bij concluderen
  • Verkeerde beroep op autoriteit = een slechte ervaringsdeskundige in je standpunt betrekken
  • Valse vergelijking = je vergelijk 2 totaal verschillende onderwerpen met elkaar
  • Hellend vlak = “als we dit toestaan moeten we dit ook toestaan”
  • Vals dilemma = er wordt gesuggereerd dat er maar 2 oplossingen zijn (maar en zijn toch meer)

Stijlmiddelen:

  • Tautologie =  “vast en zeker, nooit en te nimmer”
  • Pleonasme = eigenschap word twee keer genoemd
  • Antithese = tegenstelling (“meer smaak, minder nodig”)
  • Paradox = schijnbare tegenstrijdigheid (“Dreft, kleine verpakking 2 keer zo lang mee”)
  • Hyperbool = overdrijving (“ik moest uren in de rij staan”)
  • Understatement = iets minder voorstellen dan het is (“verstappen kan een aardig rondje rijden”)
  • Eufemisme = verzachtende omschrijving (“hij is heen gegaan”)
  • Woordspeling = “de roker is steeds vaker de sigaar”
  • Spelen met klanken = rijmen
  • Retorische vraag = vraag waarop je het antwoord al weet (“wie wil er nou niet slagen”)
  • Jargon = vaktaal
  • Ironie  = licht spottend/sarcastisch(“die jas is zeker voor jou ontworpen”)

REACTIES

H.

H.

hoi ik ben ame

5 jaar geleden

A.

A.

hoi, amé hier! ik heb het een 1 gegeven... ik vond er niet genoeg informatie over in staan.. dit is zeer teleurstellend.. groetjes.

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.