Samenvatting p.18-55

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1396 woorden
  • 11 januari 2014
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Non-fictie

  • Tekst is referentieel
  • Knoopt aan bij iets uit de werkelijkheid
  • Verwijst naar iets buiten de taaluiting
  • De lezer verwacht de waarheid en de juiste feiten
  • Niet per se objectief
  • Onvolledig: niet alle feiten worden vermeld
  • Aanpassing vanwege belangen
  • Bijvoorbeeld: geschiedenisboek, encyclopedie, krantenartikel

Fictie

  • De verbeelding van de schrijver staat centraal
  • De werkelijkheid kan als uitgangspunt genomen worden
  • Wijkt wel van de werkelijkheid af
  • Schrijvers creëren een nieuwe werkelijkheid

Literatuur

  • Krijgt een artistieke erkenning van kenners (recensenten, docenten, enz.)
  • Literaire teksten boeien steeds opnieuw nieuwe lezers
  • Literaire teksten worden bestudeerd en krijgen aandacht van de media
  • Waardeoordelen over literatuur liggen niet vast

Lectuur

  • Alles wat geen literatuur is
  • Krijgt geen artistieke erkenning
  • Ontspanningsliteratuur
  • Massa-/triviaalliteratuur: boeketreeks (romans)
  • Verschil tussen literatuur en lectuur is niet absoluut
  • Geeft een droombeeld van de werkelijkheid
  • Is steeds hetzelfde: voorspelbaar
  • Aangepast aan de conservatieve moraal
  • Happy end

Perspectief

Vanaf welke invalshoek je naar iets kijkt

  • Standpunt van waaruit de verteller de gebeurtenissen/ruimte/ personages aan de lezer presenteert
  • Verteller is NIET de auteur

Alwetende verteller (auctoriële verteller)

  • Weet wat verschillende personages voelen, denken etc.
  • Is zelf geen personage in de tekst
  • Overziet alles in ruimte en tijd
  • Spreekt de lezer soms toe door commentaar of uitleg te geven

Ik-perspectief

  • Is een personage in de tekst
  • Beleeft of vertelt
  • De lezer ziet alles door de ogen van de ‘ik’
  • Effect: identificatie
  • Vertelsituatie is subjectief
  • Onbetrouwbaar
  • Je kunt niet bij andere personages naar binnen kijken: één invalshoek

Personale verteller

  • Hij/zij/men verteller
  • Lezer merkt niet dat er een verteller is
  • Lezer zit alles door de ogen van één personage
  • Effect: identificatie
  • Vertelsituatie is subjectief
  • Onbetrouwbaar:
  • Je kunt niet bij andere personages naar binnen kijken: één invalshoek

Functie & effect

  • De effecten veroorzaakt door het perspectief
  • Relatie thematiek & perspectief
  • Identificatie
  • Objectief of subjectief: betrouwbaarheid

Fabel (story)

  • De gebeurtenissen in hun logisch chronologische volgorde
  • Geen tijdsprongen

Sujet

  • De feitelijke weergave van de gebeurtenissen in een tekst

Chronologisch

  • Gebeurtenissen worden weergeven in de volgorde waarin ze plaatsvinden
  • Sujet = fabel

Niet-chronologisch

  • Gebeurtenissen worden in een andere volgorde verteld dan waarin ze plaatsvinden
  • Sujet ¹ fabel

Continu

  • Er worden geen stukken tijd overgeslagen (géén flashbacks of flashforwards)
  • Alle (wezenlijke) gebeurtenissen worden verteld
  • Bij tijdverdichting/tijdversnelling is de vertelde tijd nog wel continu

Niet-continu

  • Stukken tijd worden overgeslagen (tijdsprongen)

Tijdverdichting

  • Gebeurtenissen in tijd worden wel aangeduid, maar niet uitvoerig verteld (‘’Negen maanden later was de baby er.’’)

Tijdvertraging

  • Gebeurtenissen in tijd worden verteld, maar het duurt langer dan de eigenlijke gebeurtenis

Terugverwijzing (retroversie)

  • Er wordt kort verwezen naar iets dat al is gebeurd
  • Hooguit een paar zinnen
  • Onderbreekt de verhaalloop niet
  • Verhaal wordt gezien als chronologisch

Vooruitverwijzing (anticipatie)

  • Er wordt verwezen naar iets wat nog moet gebeuren
  • Hooguit een paar zinnen
  • Onderbreekt de verhaalloop niet
  • Verhaal wordt gezien als chronologisch
  • Wekt verwachtingen op bij de lezer

Flashback

  • Langere passage binnen het verhaal die speelt in het verleden
  • Onderbreekt de verhaalloop
  • Verhaal wordt gezien als niet-chronologisch
  • Vaak om een verklaring te geven

Flashforward

  • Langere passage binnen het verhaal die speelt in de toekomst
  • Onderbreekt de verhaalloop
  • Verhaal wordt gezien als niet-chronologisch
  • Vaak om een waarschuwing te geven of een belofte te doen

Verteltijd

  • Tijd die je nodig hebt om een tekst te lezen
  • Uitgedrukt in het aantal pagina’s of regels

Vertelde tijd

  • Tijdsverloop die in een verhaal wordt verteld (in logisch chronologische volgorde)

Personages

  • Karakters in een fictieve tekst (mens, dier, enz.)
  • Protagonist = hoofdpersoon
  • Antagonist = tegenspeler
  • Tritagonist = helper/figurant

Round character

  • Heeft veel verschillende karaktereigenschappen
  • Maakt een psychologische ontwikkeling door
  • Heeft geen voorspelbaar gedrag
  • Is vaak de hoofdrol of een belangrijk persoon in het verhaal

Uiterlijk

  • Personages worden beschreven aan de hand van uiterlijke kenmerken (hierbij horen ook mededelingen over de leeftijd, geslacht, e.d.)

Innerlijk

  • Personages worden beschreven aan de hand van innerlijke kenmerken
  • Die worden symptomen van het karakter van een personage
  • Soms kun je innerlijke kenmerken opmaken uit het gedrag of uit de manier van spreken

Karakter

  • Een personage dat je gedurende het verhaal beter leert kennen
  • Er komen steeds meer innerlijke kenmerken bij, net als bij mensen in het echt
  • In de loop van het verhaal kan jouw kijk op het personage dus ook veranderen

Type/flat character

  • Heeft één of beperkt aantal karaktereigenschappen
  • Maakt geen psychologische ontwikkeling door
  • Heeft voorspelbaar gedrag

Speaking names (nomen est omen)

  • De naam is voorspelbaar (bijv. Dhr. Bakker)

Antiheld

  • Heldhaftig persoon in het verhaal
  • Nodigt niet uit tot identificatie
  • Heeft nog steeds menselijke trekjes en fouten
  • Wil niet 100% goed zijn net als een ‘gewone’ held
  • Lijkt daardoor levensecht en is geloofwaardiger

Thema

  • De centrale gedachte van het verhaal
  • Zichtbaar gemaakt door het geheel van verhaalfiguren, ruimtes en situaties
  • Vaak te omschrijven als een conflict
  • Tussen mens en natuur
  • Tussen mensen onderling
  • Het innerlijk van de mens

Motieven

  • Signalen die op het thema verwijzen
  • Opvallende gebeurtenissen
  • Opvallende ruimtebeschrijvingen
  • Opvallende tijdverschillen
  • Abstract motief

Bijvoorbeeld jaloezie, toeval, verraad, wraak, schuld, enz.

  • Dit zijn eigenlijk kleinere thema’s
  • Leidmotief

Op het oog onbetekenend detail dat door herhaling belangrijker wordt

  • Klassiek motief

Een kenmerk uit klassieke verhalen

  • De lezer kan die kenmerken alleen ontdekken als hij het oorspronkelijke, klassieke verhaal kent

Titelverklaring

  • Heeft vaak met het thema te maken
  • Is soms de naam van de hoofdpersoon
  • Verwijst soms naar een situatie of gebeurtenis
  • Is soms raadselachtig

Motto

  • Klein stukje tekst aan het begin van een boek
  • Heeft te maken met het thema

Opdracht

  • Opdracht ¹ motto
  • Als eerbetoon het boek aan iemand ‘opdragen’
  • Staat aan het begin van een boek

Spanning

  • De toestand van de lezer of kijker die in onrustige verwachting is van wat komen gaat
  • Spanning motiveert de lezer om verder te lezen en maakt de lezer nieuwsgierig
  • Spanningen zijn afhankelijk van de verwachtingen van de lezer
  • De schrijver probeert verwachtingen op te roepen die niet te veel en niet te weinig voorspelbaar zijn voor de lezer
  • Spanning is een subjectief begrip
  • De middelen om spanning te creëren
  • Het creëren van bijzondere situaties en personages
  • Kennisvoorsprong of kennisachterstand van de lezer
  • Dosering van bijvoorbeeld humor
  • Ontknoping uitstellen
  • Vertraging van handelingen

Open plekken

  • Gebruik van open plekken
  • De lezer krijgt niet alle informatie in één keer
  • = tekststuringsmechanismen, maken de lezer actief en motiveren de lezer om verder te lezen
  • Open plekken ontstaan op verschillende manieren
  • Tegenstrijdige informatie
  • Geen directe duidelijke verwijzing
  • Relevante informatie wordt niet of nauwelijks gegeven
  • De titel
  • Handelen van personages
  • Witregels en hoofdstukken
  • Open plekken worden meteen, later of niet ingevuld
  • Een andere wending aan het verhaal geven
  • Overschakelen op een andere verhaallijn
  • Gesloten einde
  • Het verhaal en de tekst houden tegelijk op
  • De lezer heeft antwoord op alle (wezenlijke) vragen die in het verhaal aan de orde komen
  • Open einde
  • De tekst houdt op, maar het verhaal is nog niet afgelopen

Intertekstualiteit

  • Schrijvers of  dichters die inspiratie hebben opgedaan van eerder werk

Structuur

  • Geleding
  • De manier waarop een verhaal in delen is opgebouwd
  • Hoofdstukken
  • Delen
  • Proloog (voorspel)
  • Epiloog (naspel)
  • Brieven
  • Witregels
  • Typografisch gezien
  • Hoe het eruit ziet op een bladzijde

Raamvertelling

  • Een verhaal dat dient als een omlijsting van geschiedenissen die achtereenvolgens verteld worden
  • Grootverhaal met personages die steeds nieuwe verhalen meemaken
  • Kleine verhaaltjes in een verhalen
  • Kadervertelling

Herhaling

  • Steeds hetzelfde woord of dezelfde zin keert terug

Spiegeling (vergelijking)

  • Gebeurtenissen of andere tekstelementen keren terug in andere personages, tijden of ruimtes
  • Voorbeeld: nietsnut van Frans Kellendonk
  • Zoon vergelijkt gebeurtenissen in zijn en zijn vaders leven
  • Zoon komt op dezelfde plekken als zijn vader
  • Zoon lijkt op zijn vader, hij is ook een nietsnut

Contrast

  • Tegenstelling tussen de gebeurtenissen en de beschreven personages, tijden of ruimte.

Queeste

  • Een langdurige en avontuurlijke zoektocht met allerlei beproevingen
  • Komt in heel veel boeken en films voor (Bijvoorbeeld ‘In de ban van de ring’, ‘Harry Potter’ en ‘James Bond’)

Stijl

  • Kenmerkend taalgebruik voor de schrijver (=stijl van de schrijver)
  • Iedere schrijver heeft een eigen stijl

Let op de lengte van de zinnen, de woordkeuze (moeilijk, makkelijk, ouderwets), ruimtebeschrijvingen, gebruik van veel bijvoeglijke naamwoorden, het gebruik van levendige dia

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.