Samenvatting hoofdstuk 1

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 1e klas vwo | 1135 woorden
  • 14 april 2013
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
12 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

 Hoofdstuk toets Nederlands. Proefwerk uitreksel.

Blz. 12. Alles wat uit iemands fantasie voortkomt, alles wat verzonnen is, noemen we fictie. Alles wat niet verzonnen is, noemen we non-fictie: teksten over echt gebeurde zaken, over feiten, over de werkelijkheid.

Fictie lezen we vooral voor ons plezier.

Non-fictie lezen we om iets te weten te komen.

Fictie die net echt is, noemen we realistisch, de overige fictie noemen we niet-realistisch.

Blz. 14. De leeservaringen uit je eigen leven schrijf je in een leesautobiografie. (auto=zelf/eigen - bio= leven – grafie = beschrijving)

Je leesautobiografie is dus een opstel over jouw leeservaringen van je kleutertijd tot nu toe.

Blz. 21 hoofdletters gebruik je:

Aan het begin van een zin.

Bij namen.

In adresssen:

Blz. 22 leestekens geven een signaal aan de lezer, een tekst met leestekens is makkelijker te lezen dan een tekst zonder leestekens.

-Een punt gebruik je aan het einde van een zin.

-Een vraagteken aan het einde van een vraag.

-Een uitroepteken gebruik je aan het einde bij een uitroep of een bevel.

-Een komma gebruik je:

1. Bij een opsomming, voor het laatste woord van de opsomming komt geen komma!

2. tussen bijvoeglijke naamwoorden.

Blz. 23 Verschillende manieren van lezen noem je leesstrategieën. Je leesstrategie word bepaald door je leesdoel en door de tekst zelf. Een leesdoel is de reden waarom je de tekst leest.

verkennend lezen

Leesdoel: Je wilt weten met wat voor tekst je te maken hebt en of die tekst bruikbaar is. Je bekijkt de tekst zonder hem echt te lezen. Je kijkt bijvoorbeeld naar de titel, de naam van de schrijver, naar afbeeldingen. Je leest verkennend als e bijvoorbeeld in de bibliotheek kijkt of een boek je leuk lijkt.

zoekend lezen

Leesdoel: je hebt een vraag en daar wil je een antwoord op. Dat antwoord zoek je in de tekst. Je leest zoekend als je bijvoorbeeld een woord opzoekt in een woordenboek.

nauwkeurig lezen

Leesdoel: Je wilt de tekst begrijpen. Daarom lees je die tekst aandachtig. Een leesboek bijvoorbeeld lees je nauwkeurig.

Studerend lezen

Leesdoel: je leest de tekst omdat je hem bijvoorbeeld moet je leren voor een proefwerk. De meeste schoolboeken lees je studerend.

Blz. 24. Bijna elke tekst heeft een titel. De titel staat boven de tekst, is meestal groter en vetter gedrukt. Soms heeft de titel ook een ander lettertype. De titel geeft meestal aan waarover de tekst gaat, langere teksten hebben soms ook deeltitels. Een deeltitel is een titel die boven een tekstgedeelte staat. De deeltitel geeft aan waarover dat tekstgedeelte gaat. Bij krantenberichten heet het geen titel en deeltitel, maar kop en tussenkop.

Het woord onderwerp heeft verschillende betekenissen. Bij lezen is het onderwerp waar de tekst over gaat. Het onderwerp van een tekst kun je in een paar woorden samenvatten. Kijk naar de titel en de eerste alinea om snel het onderwerp van een tekst te bepalen.

Een alinea is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt. Je kunt alinea’s herkennen aan:

De laatste regel is vaak niet helemaal vol. (alle teksten)

De eerste regel springt in (sommige teksten)

Er staat een witregel tussen twee alinea’s (sommige teksten)

Blz. 36 wetenschappelijk- uitgevoerd door iemand die op de universiteit werkt.

Gespecialiseerd- heel goed in iets zijn.

Wellicht- misschien

Uniek- anders dan alle anderen

Overigens- tussen 2 haakjes

Kunstmatig- op onnatuurlijke wijze.

Gebruikelijke- normaal

Vertonen- laten zien.

Naar verluidt- dat wordt gezegd.

Achten het mogelijk- denken dat iets kan.

In deze zinnen zijn de moeilijke woorden goed gebruikt:

In ben vreselijk bang in het donker. Wellicht kun jij met me meegaan, dan ben ik niet alleen.

Jasper doet alsof er geen problemen zijn. Hij vertoont vluchtgedrag.

Ik heb afgelopen zomer met dolfijnen gezwommen. Echt, een unieke ervaring.

schildpadden zijn uniek. Ze kunnen wel 200 jaar oud worden!

het is niet gebruikelijk om een varken als huisdier te hebben.

dat boek is overigens geschreven door mijn moeder. Wist je dat?

Ik heb mijn buik vol, van al die vlinders.

Hiermee word bedoeld dat diegene niet meer verliefd wil worden.

Het is figuurlijk en het is een uitdrukking.

Blz.37 sommige zinnen kun je op twee manieren lezen. Letterlijk en figuurlijk: hij loopt tegen de lamp letterlijk: hij botst tegen de lamp aan. Figuurlijk: hij wordt betrapt.

Spreekwoorden en uitdrukkingen hebben geen letterlijke betekenis, het zijn vormen van figuurlijk taalgebruik. Mensen gebruiken spreekwoorden en uitdrukkingen omdat:

het leuker klinkt.

het minder ernstig klinkt.

ze een duidelijk beeld geven dat iedereen begrijpt.

Spreekwoorden zijn vaste zinnen. Je kunt er niets bij aanplakken of in vanaf halen.

Uitdrukkingen zijn geen vaste zinnen. Maar een soort van groepjes, je kunt ze makkelijk verwerken in verschillende zinnen.

Blz. 38 zwaar op de hand- overal het negatieve van zien.

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens- niets is zo heerlijk als thuis te zijn.

Er zit vast een addertje onder ’t gras- Dat kan nooit zo goed zijn als het klinkt. Er moet een valkuil zijn.

Werk je zelf in de hand- Er zelf de oorzaak van zijn dat iets gebeurt.

Spreken is zilver, zwijgen is goud- soms is het goed om iets te zeggen, maa meestal is het beter om te zwijgen.

Twee handen op één buik- het altijd met elkaar eens zijn.

Stille waters hebben diepe gronden- mensen die meestal niet zoveel praten, kunnen heel goede dingen zeggen als ze wel hun mond opendoen.

Heeft er een handje van- heel sterk de neiging hebben om iets wel/niet te doen.

Zo glas als een aal- Je altijd uit de problemen kunnen praten.

Als een vis in het water- Je helemaal op je gemak voelen.

Als een vis op het droge- Je helemaal niet op je gemak voelen.

Het baste paard van stal- Persoon die door iedereen het meest gewaardeerd wordt.

Daar kwam de aap al uit de mouw- Ontdekken waarom iemand iets doet of wil.

Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht- Je kunt beter tevreden zijn met wat je hebt, dan verlangen naar wat je niet hebt.

Blz. 39 de plaats waar je informatie gaat zoeken, noemen we een informatiebron.

Overal waar je het antwoord (informatie) op je vraag is een informatiebron.

Blz. 66+67 de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud heeft 2 vormen:

de ik-vorm/ stam.

De stam krijg je door en van het infinitief (hele werkwoord) te halen.

De ik-vorm gebruik je bij

ik

je of jij achter de persoonsvorm

de gebiedende wijs.

De gebiedende wijs gebruik je bij een bevel, gebod of aansporing.

de hij-vorm (stam+t)

als de stam op een d eindigt, eindigt hij bij de hij-vorm met dt.

De hij-vorm gebruik je bij

je of jij voor de persoonsvorm

hij/ zij/het.

De persoonsvorm tegenwoordige tijd meervoud heeft maar 1 vorm: de wij-vorm. De wij-vorm maak je door het hele werkwoord (de infinitief) op te schrijven.

De wij-vorm gebruik je bij

wij

jullie

3. zij

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.