Samenvatting grammatica zinsdelen en grammatica woordsoorten H1 + H2

Beoordeling 4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 455 woorden
  • 24 januari 2017
  • 24 keer beoordeeld
Cijfer 4
24 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

Grammatica zinsdelen H1
Één persoonsvorm --> enkelvoudige zin
Meer dan één persoonsvorm --> samengestelde zin

Hoofdzin: onderwerp en persoonsvorm naast elkaar, kan geen ander zinsdeel tussen.
Bijzin:kan wel ander zinsdeel tussen, maar hoeft niet. De persoonsvorm staat vaak achteraan in de bijzin.

Nevenschikking: {hz} + {hz} of {hz + (bz) + (bz)} (twee hoofdzinnen of een hoofdzin en twee bijzinnen).
Onderschikking: {(bz) + hz} of {hz + (bz) (een hoofdzin en een bijzin)

Grammatica zinsdelen H2

Bedrijvende vorm

Lijdende vorm

1

Leert (tt)

Leerde (vt)

Wordt geleerd (tt)

Werd geleerd (vt)

2

Heeft geleerd (tt)

Had geleerd (vt)

Is geleerd (tt)

Was geleerd (vt)

3

Zal leren (tt)

Zou leren (vt)

Zal geleerd worden (tt)

Zou geleerd worden (vt)

4

Zal geleerd hebben (tt)

Zou geleerd hebben (vt)

Zal zijn geleerd (tt)

Zou zijn geleerd (vt)

Bij sommige werkwoorden is een lijdend voorwerpverplicht (verslinden, afmaken), andere werkwoorden komen soms met en soms zonder lijdend voorwerp voor (lopen, spelen). Er zijn ook werkwoorden waarbij geen lijdend voorwerp kan voorkomen (liggen, blaffen).

Een meewerkend voorwerp komt alleen voor bij werkwoorden die iets te maken hebben met ‘zeggen’ of ‘geven’.

Een voorzetselvoorwerpkomt alleen voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel: 'Heb je gedroomd over je auto-ongeluk?' Maar veel van die werkwoorden kunnen ook zonder voorzetselvoorwerp voorkomen: 'Ik heb vannacht eng gedroomd.'

Grammatica woordsoorten H1
Om in een samengestelde zin vast te stellen of een werkwoord zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord of koppelwerkwoord is, volg je het volgende stappenplan:

  1. Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen;
  2. Zoek van elke enkelvoudige zin de persoonsvorm en stel het gezegde vast: wg of ng;
  3. Pas daarna per zin de regels op blz. 275 toe.

Voorbeeld: Zodra het laatste fluitsignaal had geklonken, verlieten de supporters het stadion, omdat ze boos waren over het slechte spel van hun club.

  1. Zodra het laatste fluitsignaal had geklonken (1), / verlieten de supporters het stadion (2), / omdat ze boos waren over het slechte spel van hun club (3).
  2. Zin 1: wg = had geklonken;
    Zin 2: wg = verlieten ;
    Zin 3: ng = waren [boos];
  3. Zin 1: wg met 2 werkwoorden --> had = hww, geklonken = zww;
    Zin 2: wg met één werkwoord --> verlieten = zww;
    Zin 3: ng met één werkwoord --> waren = kww.

Grammatica woordsoorten H2

Persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Wederkerend voornaamwoord

me

Ja

Nee

Ja

je

Ja

Ja

Ja

haar

Ja

Ja

Nee

ons

Ja

Ja

Ja

jullie

Ja

Ja

Nee

hun

Ja

Ja

Nee

Vervang het woord door door hij, hem, zijn of zich. Als je het woord kunt vervangen door hij of hem, dan is het een persoonlijk voornaamwoord. Als je het woord kunt vervangen door zijn, dan is het een bezittelijk voornaamwoord. Als je het woord kunt vervangen door zich, dan is het een wederkerend voornaamwoord.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.