Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Redekundige ontleding van samengestelde zinnen

Beoordeling 8.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo/vwo | 290 woorden
  • 10 januari 2013
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 8.7
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Redekundige ontleding van samengestelde zinnen:

(persoonsvorm)

  vragend maken

  tijd veranderen

  getalsproef (meervoud/enkelvoud)

(onderwerp)

  wie/wat + gezegde

<voegwoord>

  nevenschikkend: en, wat, maar, of, dus

  onderschikkind: omdat, doordat, nadat, zodat, doordat, …dat, ook, aangezien, als, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, toen,

zodra, dat, of

  niet iedere samengestelde zin hoeft een voegwoord te hebben

  1. wat is de hoofdzin?  > de persoonsvorm en het onderwerp staan

altijd naast elkaar

wat is de bijzin?  > de persoonsvorm en het onderwerp kunnen uit elkaar staa

benoemen van bijzinnen

  ontleden als een zinsdeel van de hoofdzin

  je ontleed de hoofdzin en je benoemt de bijzin als een onderdeel van de hoofdzin

  we kennen een aantal soorten bijzinnen: (onderwerpszin), lijdend voorwerpszin, meewerkend voorwerpszin, voorzetselvoorwerpszin/, v bijwoordelijke bijzin v

[1 scheidbaar samengesteld werkwoord]

  persoonsvorm gescheiden in de zin

{gezegde}

  infinitief

  voltooid deelwoord

[2 werkwoordelijke uitdrukkingen]

  vaste uitdrukking waar een werkwoord bij hoort

[3 wederkerend voornaamwoord]

  werkwoorden die het ‘zich’ bij zich hebben

staat er een koppelwerkwoord in de zin?

ja  > [4 naamwoordelijk deel]

nee  > lijdend voorwerp

lijdend voorwerp

  wie/wat + gezegde + onderwerp?

  1.  [4

naamwoordelijk deel]

  wie/wat + gezegde + onderwerp?

 

  1. meewerkend

voorwerp

  (aan/voor) wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp/naamwoordelijk deel?

 

voorzetselvoorwerp/

  vaste voorzetsels zijn vast gekoppeld aan een

werkwoord met een figuurlijke betekenis

  een zinsdeel heet een voorzetselvoorwerp als het begint met een vast voorzetsel dat hoort bij het zelfstandig werkwoord in de zin

v bijwoordelijke bepaling v

  alle overige zinsdelen: een tijd, plaats,

reden, hoedanigheid, oorzaak

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.