Poëzie analyse
1. Beeldspraak
1.1 Metaforen
1.1.1 Vergelijking met als - De bus rijdt als een kamer door de nacht
1.1.2 Vergelijking met van - Hij is een boom van een kerel
1.1.3 Asyndetische vergelijking - Kom, leg uw hand op dit papier, mijn huid
1.1.4 Zuivere metafoor - Het kleine vee dat de lucht afweidt.
1.1.5 Personificatie - De grashalmen wuiven naar mij.
1.1.6 Concretisering - Haat en liefde lopen hand in hand.
1.1.7 Synestesie - Donkere tonen (indrukken van twee zintuigen vermengen)
1.2 Metonymia
1.2.1 Pars pro toto - Even de neuzen tellen. (je bedoelt meer)
1.2.2 Totum pro parte - Nederland won met 2-1 (je bedoeld minder)
1.2.3 Maker-product - Hij heeft een echte Van Gogh
1.2.4 Materiaal-voorwerp - Schiet ik voort op het staal
1.3 Symboliek - De rode roos, als in liefde
2. Rijm
2.1 Indeling van rijmsoorten naar klank
2.1.1 Assonantie - Wuifde – juichte (alleen klinkers)
2.1.2 Acconsonerend rijm - Kerk – hark (alleen medeklinkers)
2.1.2.1 Alliteratie - De koelies kermen op de kade (eerste klemtonen rijmen)
2.1.3 Volrijm - Kopen – lopen (klinkers en medeklinkers komen overeen)
2.1.3.1 Rime riche - Rapen – rapen (hele woord)
2.1.3.2 Mannelijk/staand rijm - Hak – zak (laatste lettergreep is beklemtoond)
2.1.3.3 Vrouwelijk/slepend rijm - Zweren – scheren (een na laatste lettergreep onbeklemtoond)
2.1.3.4 Glijdend rijm - Kinderen – hinderen (een en twee na laatste zijn onbeklemtoond)
2.2 Indeling van rijmsoorten naar plaats
2.2.1 Beginrijm - (eerste woorden van versregels)
2.2.2 Middenrijm - (midden in de versregels)
2.2.3 Eindrijm - (einde van de versregels)
2.2.3.1 Slagrijm - (aaaa)
2.2.3.2 Gepaard rijm - (aabb)
2.2.3.3 Gekruist rijm - (abab)
2.2.3.4 Omarmend rijm - (abba)
2.2.3.5 Gebroken rijm - (abcb)
2.2.3.6 Verspringend rijm - (abcabc)
2.2.4 Binnenrijm - (rijmen binnen versregel)
2.2.5 Overlooprijm - (laatste woord ene versregel en eerste woord volgende versregel)
3. Metrum
3.1 Versvoeten
3.1.1 Jambe - Een nieuwe lente en een nieuw geluid v-
3.1.1.1 Alexandrijn - Zesvoetige jambe
3.1.2 Trocheus - In mijn binnenst stampen paarden -v
3.1.3 Anapest - Kan het zijn dat de lier die sinds kort niet meer ruischte vv-
3.1.4 Dactylus - Grauw is uw hemel en stormig uw strand –vv
3.1.5 Amfibrachus - Hun leiders die bouwden op list en geweld v-v
3.2 Metrische verschijnselen
3.2.1 Elise - ’t geurige veld (afkorting ten behoeve van ’t metrum)
3.2.2 Epenthesis - Klaere wat heeft er uw hartje verlept (onbeklemde lettergreep binnen het metrum)
3.2.3 Enjambement - Ze had een vaart genomen en was af (einde en begin vallen niet
Gesprongen van de rotsen samen)
3.2.4 Anti-metrie - Afwijken van metrum om sterker te benadrukken
3.2.5 A-metrie - Opzettelijk geen metrum gemaakt
4. Strofebouw
Districhon 2 regels
Terzet of terzine 3 regels
Kwatrijn 4 regels
Quintet 5 regels
Sextet 6 regels
Septet 7 regels
Octaaf 8 regels
4.1 Sonnet - (14 regels, 2 kwatrijnen en twee terzetten, inhoudelijke wending meestal in de regels 8 en 9)
4.2 Limerick - (5 regels, rijmschema aabba, regels 1 2 en 5 zijn langer en 3 en 4 korter)
5. Stijlfiguren
5.1 Inversie - Woedend kwam hij binnen (andere zinsvolgorde om nadruk te leggen)
5.2 Repetitio - Ik kan het niet helpen, het schiet mij te binnen ( Herhalen van een
Het schiet mij te binnen, ik schrijf het maar neer. woord of zinsdeel)
5.3 Chiasme - De bruidegom was de lentezon (kruis tegenstelling (lentezon Holland,
En Holland was de bruid. bruidegom bruid))
5.4 Enumeratie - (opsomming)
5.4.1 Asyndeton - (Opsomming zonder voegwoorden)
5.4.2 Polysyndeton - Jan en Piet en Gijs en Hans… (opsomming met voegwoorden)
5.4.3 Climax - Opsomming die in sterkte toeneemt
5.4.4 Anti-Climax - Opsomming die in sterkte afneemt
5.5 Retorische vraag - (Een vraag die eigenlijk overbodig is)
5.6 Hyperbool - (sterke overdrijving)
5.7 Understatement - (sterke “niet” overdrijving)
5.8 Antithese - (tegenstelling in 1 zin)
5.9 Paradox - (Schijnbare tegenstelling)
5.10 Eufemisme - Heengaan i.p.v. sterven (verzachten omdat iets anders te hard klinkt)
5.11 Litotes - Niet gek i.p.v. goed zo (bevestiging door ontkenning)
5.12 Zelfcorrectie - (Je zelf verbeteren om nadruk te leggen)
5.13 Spot
5.13.1 Goedmoedige spot - Spot
5.13.2 Ironie - (Tegenovergestelde zeggen van wat je bedoeld in vorm van spot)
5.13.3 Sarcasme - (Fel bijtend en kwetsend bedoeld)
5.13.4 Cynisme - (Gevoelloos om te schokken)
5.14 pleonasme en tautologie
5.14.1 Pleonasme - Witte sneeuw (eigenschap wordt nogmaals vermeld)
5.14.2 Tautologie - Hij sprak en zei (begrip wordt herhaald)
5.14.3 Contaminatie - (Foutieve samenstelling)
1. Beeldspraak
1.1 Metaforen
1.1.1 Vergelijking met als - De bus rijdt als een kamer door de nacht
1.1.2 Vergelijking met van - Hij is een boom van een kerel
1.1.3 Asyndetische vergelijking - Kom, leg uw hand op dit papier, mijn huid
1.1.4 Zuivere metafoor - Het kleine vee dat de lucht afweidt.
1.1.5 Personificatie - De grashalmen wuiven naar mij.
1.1.6 Concretisering - Haat en liefde lopen hand in hand.
1.1.7 Synestesie - Donkere tonen (indrukken van twee zintuigen vermengen)
1.2.1 Pars pro toto - Even de neuzen tellen. (je bedoelt meer)
1.2.2 Totum pro parte - Nederland won met 2-1 (je bedoeld minder)
1.2.3 Maker-product - Hij heeft een echte Van Gogh
1.2.4 Materiaal-voorwerp - Schiet ik voort op het staal
1.3 Symboliek - De rode roos, als in liefde
2. Rijm
2.1 Indeling van rijmsoorten naar klank
2.1.1 Assonantie - Wuifde – juichte (alleen klinkers)
2.1.2 Acconsonerend rijm - Kerk – hark (alleen medeklinkers)
2.1.2.1 Alliteratie - De koelies kermen op de kade (eerste klemtonen rijmen)
2.1.3 Volrijm - Kopen – lopen (klinkers en medeklinkers komen overeen)
2.1.3.1 Rime riche - Rapen – rapen (hele woord)
2.1.3.3 Vrouwelijk/slepend rijm - Zweren – scheren (een na laatste lettergreep onbeklemtoond)
2.1.3.4 Glijdend rijm - Kinderen – hinderen (een en twee na laatste zijn onbeklemtoond)
2.2 Indeling van rijmsoorten naar plaats
2.2.1 Beginrijm - (eerste woorden van versregels)
2.2.2 Middenrijm - (midden in de versregels)
2.2.3 Eindrijm - (einde van de versregels)
2.2.3.1 Slagrijm - (aaaa)
2.2.3.2 Gepaard rijm - (aabb)
2.2.3.3 Gekruist rijm - (abab)
2.2.3.4 Omarmend rijm - (abba)
2.2.3.5 Gebroken rijm - (abcb)
2.2.3.6 Verspringend rijm - (abcabc)
2.2.4 Binnenrijm - (rijmen binnen versregel)
2.2.5 Overlooprijm - (laatste woord ene versregel en eerste woord volgende versregel)
3. Metrum
3.1.1 Jambe - Een nieuwe lente en een nieuw geluid v-
3.1.1.1 Alexandrijn - Zesvoetige jambe
3.1.2 Trocheus - In mijn binnenst stampen paarden -v
3.1.3 Anapest - Kan het zijn dat de lier die sinds kort niet meer ruischte vv-
3.1.4 Dactylus - Grauw is uw hemel en stormig uw strand –vv
3.1.5 Amfibrachus - Hun leiders die bouwden op list en geweld v-v
3.2 Metrische verschijnselen
3.2.1 Elise - ’t geurige veld (afkorting ten behoeve van ’t metrum)
3.2.2 Epenthesis - Klaere wat heeft er uw hartje verlept (onbeklemde lettergreep binnen het metrum)
3.2.3 Enjambement - Ze had een vaart genomen en was af (einde en begin vallen niet
Gesprongen van de rotsen samen)
3.2.5 A-metrie - Opzettelijk geen metrum gemaakt
4. Strofebouw
Districhon 2 regels
Terzet of terzine 3 regels
Kwatrijn 4 regels
Quintet 5 regels
Sextet 6 regels
Septet 7 regels
Octaaf 8 regels
4.1 Sonnet - (14 regels, 2 kwatrijnen en twee terzetten, inhoudelijke wending meestal in de regels 8 en 9)
4.2 Limerick - (5 regels, rijmschema aabba, regels 1 2 en 5 zijn langer en 3 en 4 korter)
5. Stijlfiguren
5.1 Inversie - Woedend kwam hij binnen (andere zinsvolgorde om nadruk te leggen)
5.2 Repetitio - Ik kan het niet helpen, het schiet mij te binnen ( Herhalen van een
Het schiet mij te binnen, ik schrijf het maar neer. woord of zinsdeel)
En Holland was de bruid. bruidegom bruid))
5.4 Enumeratie - (opsomming)
5.4.1 Asyndeton - (Opsomming zonder voegwoorden)
5.4.2 Polysyndeton - Jan en Piet en Gijs en Hans… (opsomming met voegwoorden)
5.4.3 Climax - Opsomming die in sterkte toeneemt
5.4.4 Anti-Climax - Opsomming die in sterkte afneemt
5.5 Retorische vraag - (Een vraag die eigenlijk overbodig is)
5.6 Hyperbool - (sterke overdrijving)
5.7 Understatement - (sterke “niet” overdrijving)
5.8 Antithese - (tegenstelling in 1 zin)
5.9 Paradox - (Schijnbare tegenstelling)
5.10 Eufemisme - Heengaan i.p.v. sterven (verzachten omdat iets anders te hard klinkt)
5.11 Litotes - Niet gek i.p.v. goed zo (bevestiging door ontkenning)
5.13 Spot
5.13.1 Goedmoedige spot - Spot
5.13.2 Ironie - (Tegenovergestelde zeggen van wat je bedoeld in vorm van spot)
5.13.3 Sarcasme - (Fel bijtend en kwetsend bedoeld)
5.13.4 Cynisme - (Gevoelloos om te schokken)
5.14 pleonasme en tautologie
5.14.1 Pleonasme - Witte sneeuw (eigenschap wordt nogmaals vermeld)
5.14.2 Tautologie - Hij sprak en zei (begrip wordt herhaald)
5.14.3 Contaminatie - (Foutieve samenstelling)
REACTIES
1 seconde geleden