Enjambement: Als het einde van de regel niet samenvalt met een natuurlijke pauze in de zin of met het einde van de zin, spreek je van enjambement.
Rijm: In gedichten met een regelmatige strofebouw tref je vaak ook rijm aan.
SOORTEN RIJM:
1) Beginrijm of alliteratie: dit is een klankherhaling van beklemtoonde medeklinkers aan het begin van lettergrepen.
2) Eindrijm of volrijm: dit is de herhaling van beklemtoonde klinkers aan het einde van woorden die aan het einde van versregels staan
3 soorten eindrijm:
- Mannelijk of staand rijm: hierbij volgt na de beklemtoonde rijmende lettergreep geen andere lettergreep meer.
- Vrouwelijk of slepend rijm: na de beklemtoonde rijmende lettergreep volgt nog een onbeklemtoonde lettergreep.
- Glijdend rijm: na de beklemtoonde rijmende lettergreep volgen nog twee onbeklemtoonde lettergrepen.
3) Assonantie, klinkerrijm of halfrijm: in tegenstelling tot het eindrijm en de alliteratie, rijmen bij de assonantie alleen de klinkers in beklemtoonde lettergrepen, en niet de voorafgaande of volgende medeklinkers.
RIJMSCHEMA’S
1) Slagrijm: aaaa
2) Gepaard rijm: aabbcc
3) Gekruist rijm: abab
4) Omarmend rijm: abba
5) Gebroken rijm: abcb of abac
6) Verspringend rijm: abcabc
BIJZONDERE DICHTVORMEN
1) het sonnet: moet mooi klinken, meestal het rijmschema abba/abba/cdc/dcd
2) limerick: versje van vijf regels, beschrijft een grappige, soms gewaagde situatie. Het rijmschema is aabba.
3) Haiku: bestaat uit drie regels, met tezamen zeventien lettergrepen.
BEELDSPRAAK
1) beeldspraak berustend op overeenkomst:
- vergelijking met ‘als’: twee dingen die niet gelijk zijn aan elkaar, worden met elkaar in verband gebracht op grond van een eigenschap die aan allebei wordt toegeschreven.
- Vergelijking zonder ‘als’: ‘als’ wordt weggelaten uit de vergelijking, zodat twee dingen niet meer met elkaar worden vergeleken, maar eerder aan elkaar worden gelijkgesteld.
- Metafoor: bij een vergelijking staan in het gedicht zowel bedoelde als het beeld dat daarmee overeenkomst vertoont. Bij de metafoor daarentegen wordt het bedoelde vervangen door een beeld, op basis van een overeenkomstige eigenschap.
- Personificatie: bij deze vorm van beeldspraak worden eigenschappen van personen toegekend aan een levenloos ding.
- Synesthesie: dit betekent het vermengen van twee zintuiglijke indrukken.
2) beeldspraak niet berustend op overeenkomst:
- Pars pro toto: je noemt een deel en je bedoelt een geheel.
- Totum pro parte: je noemt het geheel en bedoelt een deel.
- Je bedoelt de inhoud maar je noemt het voorwerp waar het inzit.
- Je noemt het materiaal maar je bedoelt het voorwerp.
- Je noemt de maker en je bedoelt het gemaakte.
3) symbolen: een symbool is een voorwerp dat of handeling die verwijst naar een betekenis die het voorwerp of de handeling strikt genomen zelf niet heeft.
4) stijlfiguren:
- opsomming: voorbeeld-> zoals de koelte ‘s nachts langs lelies en langs rozen als wit koraal en parels diep in de zee zoals wat schoon is rustig schuilt maar straalt wanneer ik je schouwen wil zo meen ik ook dat jij bent
- herhaling: tjielp tjielp tjielp tjielp tjielp
- climax: hierbij worden de onderdelen van een opsomming steeds krachtiger.
- Tegenstelling: voorbeeld-> alles ik kan verdragen, maar jonge sla in september nee.
- Paradox: een schijnbare tegenstelling. Voorbeeld-> de laatste zullen de eersten zijn.
- Cliché: versleten beeldspraak of een dooddoener: voorbeeld-> reebruine ogen.
- Ironie: niet al te kwetsende sport, waarbij het tegenovergestelde wordt gezegd van wat wordt bedoeld.
- Sarcasme: spot die bedoeld is om iemand te kwetsen.
- Eufemisme: een verzachtende uitdrukking, bedoeld om iets pijnlijks minder pijnlijk te laten klinken.
- Hyperbool of overdrijving: voorbeeld-> een stukje bos, ter grote van een krant.
- Tautologie: iets herhalen met andere woorden
- Pleonasme: iets in een bijvoeglijk naamwoord zeggen wat al besloten ligt in het zelfstandig naamwoord. Voorbeeld-> witte schimmel, zoete suiker
- Retorische vraag: een mededeling in de vorm van een vraag.
- Woordspeling: een woord of uitdrukkin gin twee betekenissen gebruiken.
- Parodie: spottende nabootsing van een literair werk of een literaire stijl.
REACTIES
1 seconde geleden