Lezen H4 t/m 6
Argumentatie (H4)
stappen:
- De schrijver van een betogende tekst wil een lezer overtuigen van zijn standpunt
- Overtuigen door mogelijke tegenargumenten en een weerlegging
- Tegenargument signaalwoord: immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor, want
- Voor een tegenargument en weerlegging woorden vaak signaalwoorden van een tegenstellend verband aangegeven: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant...) aan de andere kant
In een betogende tekst wil een schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt, dit doet hij door mogelijke tegenargumenten. Als hij kan aantonen dat de argumenten van zijn tegenstanders niet kloppen, weerlegt hij hun argumenten. Er zijn verschillende signaalwoorden waar je (tegen)argumenten aan kan herkennen:
immers
namelijk
omdat
de reden hiervoor
want
Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan door signaalwoorden die een tegenstellend verband aangeven:
tegenover
daarentegen
maar
hoevel
echter
toch
ofschoon
ondanks dat
(aan de ene kant...) aan de andere kant
Kritisch lezen (H5)
Als je dingen opzoekt bijv. via de tv, radio, tijdschriften en internet kom je vaak veel dingen tegen, maar is dit dan ook allemaal betrouwbaar? De tekst/informatie kan niet betrouwbaar zijn en dat kan komen doordat:
- de auteur is niet deskundig genoeg
- de tekst is oud
- er informatie wordt weggelaten
Als je zeker wilt zijn of de informatie betrouwbaar is, kun je de volgende vragen stellen:
- Is de auteur deskundig of onpartijdig? Geeft de tekst bijvoorbeeld informatie over zijn opleiding of werkkring?
- Waar en wanneer is de tekst gepubliceerd? (bron)
- Is het taalgebruik verzorgd?
- Gebruikt de auteur recente artikels/gegevens?
- Is de informatie die de auteur geeft betrouwbaar en deskundig?
- Klopt het wat de auteur zegt? Laat hij geen belangrijke dingen weg? Geeft hij naast voordelen ook nadelen?
- Zijn de argumenten van de auteur sterk of zijn ze makkelijk te weerleggen?
Functiewoorden (H6)
Een tekst heeft een bepaalde functie, conclusie, oplossing en voorbeeld, soms kun je een functie herkennen aan een signaalwoord:
- conclusie: dus
- voorbeeld: zo
Andere functiewoorden zijn:
aanleiding
afweging
anekdote
constatering
gevolg
oorzaak
samenvatting
stelling
uitwerking
verklaring
Het verschil tussen functiewoorden en signaalwoorden
- functiewoord zegt iets over een tekstgedeelte
- signaalwoord zegt iets over het verband tussen tekstgedeeltes of tussen zinnen
weten voor de toets:
Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen in een tekst herkennen.
Een argumentatie met tegenargumenten weer kunnen geven in een schema.
Een tekst kritisch kunnen lezen.
De betrouwbaarheid van een tekst kunnen beoordelen.
De betekenis van veel voorkomende functiewoorden kunnen geven.
De functie van alinea’s in een tekst kunnen benoemen.
Pleonasmen en tautologieën kunnen herkennen en benoemen.
Verschillende vormen van beeldspraak kunnen herkennen en begrijpen.
Uitdrukkingen met tegenstellingen en synoniemen kunnen herkennen en gebruiken.
Vaste combinaties van woorden herkennen, begrijpen en gebruiken.
De betekenis van onbekende woorden afleiden uit de vorm, samenstelling of de context van deze woorden.
Als je een tekst kritisch leest, dan wil dat zeggen dat je je een oordeel vormt over de tekst. Je gaat na of de feiten in de tekst kloppen en correct zijn. Soms ga je hiervoor extra informatie opzoeken op het internet of in andere teksten.
REACTIES
1 seconde geleden