Nederlands Argumentatie Hoofdstuk 3 & 4

Hoofdstuk 3

Argumentatie 1:
Bij een overtuigende tekst wil de schrijver van een tekst de lezer overtuigen van zijn/haar standpunt of mening. De schrijver gebruikt argumenten om uitteleggen waarom hij/zij dit standpunt heeft. Dit heet het onderbouwen van je standpunt. Er zijn twee soorten argumenten: feitelijke en                    niet-feitelijke argumenten. Een feitelijk argument kun je controleren het is dus waar of niet waar, een niet-feitelijk argument kun je niet controleren.
Voorbeeld:
- Ik ga liever naar de bioscoop in Hoorn dan naar die in Purmerend, want die in Hoorn is dichterbij. (feitelijk argument)
- Ik ga liever naar de bioscoop in Hoorn dan naar die in Purmerend, want die in Hoorn vind ik gezelliger. (niet-feitelijk argument)

Als een schrijver zijn standpunt onderbouwt met één argument, heet dat enkelvoudige argumentatie. Maar meestal gebruikt de schrijver meerdere argumenten om zijn of haar mening kracht bij te zetten dit heet meervoudige argumentatie. Een schrijver kan een argument ook onderbouwen met een onderschikkend argument, dit heet meervoudige onderschikkende argumentatie.
Een standpunt wordt vaak aangekondigd met de signaalwoorden als: Ik vind…., Volgens ons…., Zij denken dat…., De schrijver is van mening dat…., Onze conclusie is…., Dus…., Daarom…., Kortom….,
Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als: dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor en want.

Hoofdstuk 4 

Argumentatie 2:
Je wilt in je tekst de lezer overtuigen van je standpunt. Om dat te doen kan je ook een tegenargument gebruiken om je standpunt te ontkrachten, daarna kun je je tegenargument weer weerleggen. Weerleggen is aantonen dat de tegenargument niet klopt.
Een tegenargument herken je aan de volgende signaalwoorden: dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor en want.
Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan door signaalwoorden die een tegenstellend verband aangeven: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant, aan de andere kant.