Nederlands module 3 toets
Algemene tekstdoelen + algemeen tekstsoort
Uiteenzetten/ uiteenzetting
-doel: informatie geven
-objectief (geen eigen mening geven)
-feitelijke weergave (moet controleerbaar zijn)
-kan ook instructie zijn
Beschouwen/ beschouwing
-subjectieve uiteenzetting
-doel: aan het denken zetten, oordeel over het onderwerp krijgen
-onderwerp vanuit verschillende standpunten bekijken
-voor én tegen argumenten geven
Overtuigen/ betoog
-doel: overtuigen
-argumenten voorgeven en tegen argumenten ontkrachten
-men actieveren om wat te gaan doen
-uiteindelijk een conclusie geven
Enkelvoudige argumentatie: 1 argument
Ik ben al 16, dus mag ik best zelf weten hoe laat ik thuis kom
Meervoudige argumentatie: meer dan 1 argument
Ik vind dat ik zelf mag weten hoe laat ik thuis kom. Iedereen uit de klas mag later blijven. En het zou toch gevaarlijk zijn als ik als enige eerder naar huis moet.
Concrete tekstdoelen: een preciezer uitgewerkt algemeen tekstdoel
Bijvoorbeeld:
Onderwerp: stemhoogteverschillen
Algemeen tekstdoel: uiteenzetten
Concreet tekstdoel: laten zien waarom men bij jongen en bij meisjes niet over ‘de baard in de keel krijgen’ spreekt
Concrete tekstsoorten: een uitgewerkt algemeen tekstsoort
Bijvoorbeeld:
Uiteenzetting kan uitgewerkt worden tot een nieuws bericht of een procedurebeschrijving
Beschouwing tot een recensie of een achtergrondartikel
Betoog tot een betogen opstel of debat
Het bouwplan: een schets hoe je je tekst wil gaan indelen en daarin staat de hoofd vraag. Die formuleer je door het concrete tekstdoel in de vragende vorm te zetten
Uiteenzettingsstructuur
Inleiding: onderwerp/probleem introduceren
waarover uitleg gegeven gaat worden
Kern: uitleg/oplossing/bewijzen geven
Slot: een constatering doen
Beschouwingsstructuur
Inleiding: onderwerp introduceren
waarover een beschouwing zal volgen
Kern: verschillende gezichtspunten
over het onderwerp laten zien
en de voor- en nadelen op een rijtje zetten
Slot: conclusie geven
Betoogstructuur
Inleiding: mening/ stelling geven
Kern: argumenten geven die de mening/ stelling
ondersteunen en tegen argumenten ontkrachten
Slot: conclusie of aansporing geven
en wijzen op eventuele consequenties
Tekstverbanden
Verwijswoorden: dan verwijs je doormiddel van een woord (bv:hij) naar een ander woord.
Bijv. Piet moet vaak nablijven. Hij vergeet zijn boeken vaak.
Signaalwoorden: die geven een signaal dat er een verband is tussen bepaalde zinnen of delen van zinnen. Bijv. ik zoen je, maar wil eigenlijk niet.
Inhoudswoorden: dat zijn woorden die de eigenlijke inhoud van de tekst bepalen
Het kunnen werkwoorden, zelfstandige/ bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden zijn.
Bijv. Volleybal is bij uitstek een teamsport. Je moet bij volleybal namelijk…
Onzichtbare verbindingen: dan hangen zinnen in een tekst samen zonder dat er een verbinding aan te wijzen is.
Bijv. Tim is woedend. Kevin is niet komen opdagen.
Tussen deze 2 zinnen zou je het woord ‘omdat’ kunnen zetten.
Verwijswoorden: verwijst altijd naar een ander woord of zinsdeel. Dat andere woord heet antecedent. Een woord dat voor of in plaats van een zelfstandig naamwoord kan staan:
Dit boek. Hij kwam niet
Mijn oude huis Welke heb je geleend?
· aanwijzende voornaamwoorden:
die, dit, deze, dat, gene
· persoonlijke voornaamwoorden:
ik, jij, hij,mij, jou, hem, ze, het, de, een, enz
· bezittelijke voornaamwoorden:
mijn, jouw, haar, zijn, enz.
· betrekkelijke voornaamwoorden:
die, dat, wie, hetgeen, welk(e)
· eigen namen:
Lotte, enz
· voornaamwoordelijke aanduidingen:
waarmee (met wie), waarvan (van wie), enz
Fouten bij verbindingswoorden
1 grammaticaal onjuist
het- woorden: verwijswoord
het of zijn
de- woorden: verwijswoord
hij en zij, zij en haar
2 verwijswoord is onduidelijk
in elke verwijswoord in een zin moet het antecedent duidelijk zijn.
Geen antecedent: het is de bedoeling dat iedereen er morgen is. Hij zal er dan ook zijn.
Antecedent blijft vaag: de natuur is er altijd zeer bijzonder. Het wordt veroorzaakt
door…
Er zijn 2 antecedenten mogelijk: de meisjes van h5b speelden gelijk tegen de jongens van h5a. Zij baalden.
Het antecedent staat te ver weg: Het nieuwe boek van Jessie James is uit. James schreef eerder drie romans en een verhalenbundel. Die waren alle zeer succesvol. Het heet Zwemmen om drie uur.
3 Het verwijswoord is mannelijk terwijl er ook naar meisjes/vrouwen wordt verwezen.
Bijv. De jongere van tegenwoordig weet heel goed wat hij wil.
Verbetering: De jongeren van tegenwoordig weten heel goed wat zij willen.
4 Er wordt een signaalwoord gebruikt maar vervolgens negeert de schrijver het signaal. Iemand gebruikt het woord ‘dus’, maar daarna komt geen conclusie meer.
5 Er wordt een dubbel signaal gegeven
bijv. De ziekte komt veel voor, zoals bijvoorbeeld bij paarden.
Drogredenen: dan wordt een argumentatiemiddel verkeerd gebruikt.
1 Onjuist gebruikte reden, oorzaak of verklaring
het aantal oogklachten is toegenomen nadat we nieuwe computer hebben gekregen. Dus er is iets mis met het beeldscherm.
Je kan ook zeggen dat beeldschermen in het algemeen slecht voor je ogen zijn en niet alleen van de nieuwe computers. ‘nadat’ is vervangen daar ‘omdat’
2 Verkeerde vergelijking
Ik vind het gevaarlijk om jou dat te laten doen. Kleine kinderen laat je ook niet alleen oversteken.
3 Generalisatie
Dan maak je een conclusie op grond van 1 voorbeeld.
Kijk, daar staat Eddy bij het fietsenhok. Dus de hele klas zal wel vrij zijn.
4 Autoriteitargumentatie
Verwijzen naar een persoon die jij gezaghebbend vindt, maar dat hoeft niet voor de andere partij te gelden.
Morgen wordt het slecht weer. Mijn opa, die het aan zijn likdoor kan voelen, heeft dat gezegd.
Of als je jezelf als gezaghebbend persoon ziet:
Waarom je om die tijd thuis moet zijn? Omdat ik het zeg!
Meelopersmotief: je geeft dat niet 1 ander als gezaghebbend persoon, maar je zegt iedereen.
Dat programma moet wel heel goed zijn, want het heeft de hoogste kijkcijfers.
5 Ontduiking van de bewijslast
Je mag niet zeggen dat het gegeven argument onnodig is.
Ik mag thuiskomen wanneer ik wil. Moet ik daar nog een reden voor geven soms?
Het is bijna altijd zo dat iemand het bewijs gaat ontwijken als men met dit soort zinnen begint: ‘Iedereen weet toch dat…’, ‘het is toch zo dat…’
6 Cirkelredenering
Je moet met je argument niet het standpunt herhalen
Ik mag thuiskomen wanneer ik wil, omdat ik dat zelf mag bepalen.
Je hebt nu alleen iets beweerd dat je moest bewijzen
7 Vaag taalgebruik
Ik pas in mijn jas
Mijn jas past in mijn tas
Dus pas ik in mijn tas
8 Onzakelijke argumentatie
Bij deze manier van argumenten geven wordt de aandacht bij van het onderwerp afgeleid. Het worden niet-zakelijke argumenten, maar juist gevoelsmatige argumenten.
Het is niet belangrijk wíé iets gezegd heeft, maar juist wàt hij gezegd heeft.
Iemand met zo’n kapsel kan toch niets zinnigs te zeggen hebben.
Het kan ook zijn dat degene die een standpunt naar voren brengt wordt gekritiseerd, omdat die gene de laatste is die daar wat over mag zeggen.
U zegt dat roken slecht is. Maar waarom rookt u dan zelf?
Deze manier van argumenten geven gebruikt men om de tegenstander onderdruk te zetten.
9 De overdreven consequentie
Dit is een drogreden die de consequentie van het standpunt overdrijft.
Ik ben echt tegen alcoholgebruik op schoolfeesten. Als we dat toelaten, zijn onze leerlingen binnenkort verslaafd.
10 Vertekening van standpunt
Als iemand zegt: de meeste feesten ontaarden in zuippartijen’
Als je dan 1 voorbeeld geeft dat het daar niet zo was om de spreker tegen te gaan dan ga je de fout in. Want de spreken heeft immers niet gezegd dat elk feest zo eindigt.
Je maakt een fout wanneer je het standpunt van de ander overdrijft of vereenvoudigt.
Gegevens verwerken
Alfabetisch: ordenen op alfabet.
Chronologische indeling: je brengt in je onderwerp een tijdsvolgorde aan van lang geleden naar minder lang geleden.
Aardrijkskundige indeling: je ordent jet onderwerp via geologische principes. Bijv. ‘mode’
Mode in Nederland, mode in China, enz.
Functies van tekstdelen
Aaneenschakeling
Er staan bijvoorbeeld 2 kenmerken in een tekstdeel:
En, ook, verder, bovendien, daarnaast, voorts, niet alleen… maar ook, zowel… als, noch… noch, daar komt nog bij dat.
Zodra er meer dan 2 elementen zijn dan is het een opsomming:
Ten eerte, ten tweede, ten slotte.
Tegenstelling
Maar, echter, doch, toch, daarentegen, integendeel, evenwel, enerzijds…anderzijds, desondanks, niettemin.
Reden/argument
Doordat, aangezien, omdat, immers, namelijk, derhalve.
Oorzaak/gevolg
Doordat, daardoor, hierdoor, omdat, het gevolg van, dit is te danken/wijten aan, dan ook, bijgevolg.
Middel/doel
Opdat, om, daartoe, door, met de bedoeling, waarmee, door middel van, middels, via, met (be)hulp van.
Detaillering/toelichting
Eerst komt er een voorbeeld en later in de zin of tekst word een verklaring gegeven.
Dat houdt in dat, dat wil zeggen, preciezer geformuleerd.
Voorbeeld
Bijvoorbeeld, ter illustratie, zo, zoals, stel, neem.
Voorwaarde
Er staat in een tekst iets vastgelegd en later worden de voorwaarden ervan getoond
Als, indien, wanneer, mits.
Bewijs
Het bewijs is, dat bewijst.
Toegeving (inperking/relativering)
Een bewering wordt verbonden met een toegeving
Hoewel, ofschoon, ondanks dat, weliswaar, tenzij
Vergelijking
Alsof, evenals, eveneens, op dezelfde wijze, hetzelfde is het geval, in vergelijking met, net als, vergelijk, (net) zoals.
Samenvatting
Samenvattend, kortom.
Conclusie
Dus, concluderend, de slotsom is, dat betekent.
Stijlfiguren
Alliteratie
Woorden die met dezelfde medeklinker beginnen
Dit huis is gunstig gelegen en goed gebouwd
Assonantie
Vorm van rijm waarbij de rijmende lettergrepen alleen de klinkers overeenkomen
Alle misstappen zijn vergeten en vergeven
Beeldspraak
Een beer van een vent
Climax
Opsomming waarbij de delen steeds sterker worden
Herhaling
Wij gaan nu langzaam, langzaam lopen
Hyperbool
Sterke overdrijving
Ik zal je tot in de eeuwigheid dankbaar zijn als je dat voor me doet
Ironie
Spot waarbij de gegeven betekenis tegenovergesteld bedoelt wordt
Goh wat ben jij toch weer slim zeg!
Litotes
Iets zeggen door het tegenovergestelde te ontkennen
Dat cijfer viel me niet tegen
Metafoor
Vorm van beeldspraak waarbij het beeld wordt genoemd inplaats van het bedoelde
Een zee van mensen
Metonymia
Vorm van beeldspraak die berust op iets anders dan een vergelijking
De bemanning telde 20 koppen
Paradox
Uitspraak die tegenstrijdig lijkt, maar dat bij nadere beschouwing toch niet is
Wie veel huiswerk maakt, houd veel tijd over
Parallellisme
Zinnen die op dezelfde manier zijn opgebouwd
Gister heb ik – het was 10.15 – een telegram verstuurt
Vandaag heb ik - het was 12.15 – een telegram ontvangen
Personificatie
Vorm van beeldspraak waarbij een zaak wordt voorgesteld als een persoon
Mijn tas heeft altijd neiging zoek te raken
Retorische vraag
Vraag waarmee het antwoord in feite al gegeven is
Denk je nou echt dat ik gek ben?
Sarcasme
Vorm van spot die sterker en scherper is dan de ironie
Jij dacht het zeker weer beter te weten!
Understatement
Hier stel je een bepaald aspect minder erg of geringer voor dan het is
Ja, voor dit proefwerk heb ik wel een kwartiertje voorbereiding nodig gehad
Vergelijking
Meest algemene vorm van beeldspraak
Zijn ogen glansden als diepe bosvennen bij avondlicht
Vooropplaatsing
Het vooropplaatsen van zinsdelen die daar eigenlijk helemaal niet horen te staan
Die fiets, heb je al gehoord hoe hij daar aan gekomen is?
Woordspelling
Woorden op een creatieve manier in verschillende betekenissen gebruikt
Het leger moet leger
Eerst de reisboeken, dan de reis boeken
Zelfcorrectie
Opzettelijk eerst wat anders zeggen en jezelf daarna verbeteren om de nadruk op de ‘vergissing’ te leggen
Dat is een grote boot, wat zeg ik, het is een enorme ding!
Bijvoeglijk naamwoord
Dat zegt iets over het zelfstandig naamwoord
Het mooie huis
Bijwoord
Dat is een woord dat iets zegt over de hele zin of over een niet-zelfstandig naamwoord
Tom slaapt waarschijnlijk nog niet
Een heel goed verhaal
Bijwoorden kennen geen verbuiging; ze hebben steeds dezelfde vorm
Bijwoord
Dat zegt iets over de zin of over het niet-zelfstandigenaamwoord
Vb. David slaapt waarschijnlijk nog niet
Een heel goed verhaal
Bijwoorden kennen geen verbuiging, ze hebben steeds dezelfde vorm
Belangrijkste bijwoorden:
-plaats(daar,rechtsaf)
-tijd(gisteren,hoelang)
-wijze(zo,zachtjes)
Tussen - n
Geen –n
1 Als het eerste deel van de samenstelling verwijst naar een persoon of zaak die enig is in zijn soort.
Koninginnedag, zonneschijn, maneschijn.
2 Als het eerste deel van de samenstelling een versterkende betekenis heet en het hele woord een bijvoeglijk naamwoord is.
Reuzeleuk, boordevol
3 Als het eerste deel van de samenstelling een diernaam is en het tweede deel een plantkundige aanduiding.
Paardebloem, duivekervel, vossebes.
4 en gewoon een aantal uitzonderingen
ruggegraat, bolleboos, schattebout, paddestoel.
Wel een tussen –n
Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud alleen met –en wordt geschreven:
Hondenhok, hondes bestaat niet
Eikenboom, eikes bestaat niet
Tussen –s
Ezelsbruggetje:
Vervang het tweede deel door een ander woord dat niet met een sisklank begint. Als er dan toch een s tussen moet dan moet dat ook bij het oorspronkelijke woord
Dubbelepunt
Voor een opsomming, citaat, aankondiging en toelichting.
Na een dubbelpunt krijg je een kleine letter behalve als:
-het woord van zichzelf met een hoofdletter geschreven moet worden
-er een citaat volgt
Aanhalingstekens
-als iemand iets zegt
-niet als iemand iets denkt
-als het iets bijzonders aangeeft
-voor een citaat
REACTIES
1 seconde geleden