Spreken en Luisteren:
- gespreksvormen:
o monoloog / presentatie (je bent als spreker enige tijd alleen aan het woord)
soorten monologen:
• informatie presentatie
• persuasieve presentatie
• expressieve presentatie
• diverterende presentatie
o dialoog (spreker en luisteraar wisselen elkaar af met praten)
soorten dialogen:
• vraaggesprek of interview
• telefoongesprek
• sollicitatiegesorek
o polyloog (een groepsgesprek)
soorten polylogen:
• discussie
• debat
• overleg / vergadering
Spreekdoelen:
- spreekdoel hangt af van: boodschap, situatie, ontvanger
o belangrijkste spreekdoelen:
uiteenzetting ( informeren, geven van feiten)
beschouwing – persuasief doel (anderen aan het denken zetten door verschijnselen te verklaren
betoog - persuasief doel (ontvouwen van een mening)
Spreekschema: ( kernachtig opschrijven van wat je kwijt wild)
- hoofdzaken
- beginzinnen
- trefwoorden
- aanwijzingen
1. Inleiding. 3. Slot.
2. Kern/middenstuk.
4 discussiefasen:
1. Probleemstelling. ( er is iets gebeurd er ontstaat een probleem)
2. Meningsvorming. (meningen op tafel leggen)
3. Wikken en wegen. (meningen worden met elkaar vergeleken)
4. Samenvatting. (uiteindelijk standpunt)
Verschillende deelnemers:
- betweter - praat niet veel en luistert niet (goed), is storend, wekt agressie op
- omslachtige deelnemer – praat te veel en te lang, draagt niet inhoudelijk bij en herhaald wat anderen zeiden
- verwaande deelnemer – hult zich in arrogant zwijgen en irriteert anderen daardoor
- negatieve deelnemer – is het nooit met iemand eens
- agressieve deelnemer – beheerst zich niet goed en vat tegenspraak op als persoonlijke aanval
- ja-knikker – heeft nooit eigen ideeën, geeft iedereen gelijk
- schuchtere deelnemer – praat weinig, is verlegen, weet weinig over het onderwerp, is beter in waarnemen
- de stokpaardberijder – draaft door over een onderwerp en irriteert anderen
- clown – kan aandacht afleiden maar kan ook zorgen voor vriendschappelijke sfeer
Op vier manieren deelnemen aan discussie:
- structureel
- sociaal
- communicatief
- informatief
- een observator observeert de deelnemers en de voorzitter en neemt inhoudelijk niet deel aan de discussie
o je moet op de hoogte zijn van de regels v.d discussie.
o Je moet over een beoordelingsschema beschikken en weten hoe dit werkt
o Je luistert actief en intensief
o Je neemt nauwkeurig waar
o Je oordeelt objectief
o Je vult het beoordelingsschema zo objectief mogelijk oordelend in
o Je mengt je niet in een discussie
o Je stoort niet
Verschillen tussen debat en discussie:
- bij een debat staan de standpunten vast; bij een discussie niet
- een debat gaat om verschillen bij een discussie ook over overeenkomsten
- bij debat standpunten aanvallen en verdedigen; discussie is oplossingsgericht
- bij debat concurrentie; bij discussie van samenwerking
- debat is meer wedstrijd, discussie meer spel
- bij debat niet in rede gevallen; bij discussie wel.
Communicatie:
De kenmerken van argumentatie zijn
1. het is een sociale activiteit.
2. het is verstandelijke activiteit.
3. het is verbale activiteit.
4 feiten zijn niet interessant, een mening wel
5. het is bedoeld om te overtuigen.
De verschillende argumentatietechnieken zijn:
- voorbeeld als argument
- vergelijking als argument
- oorzaak / gevolg als argument
- gezag van een ander als argument
- bestrijden van tegenargument als argument
- emotie als argument
- spreekwoord als argument
- spreekwoord als argument
- dilemma als argument
- feit als argument
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
sinds wanneer maak jij hier samenvazttingen voor?
21 jaar geleden
Antwoorden