Het PR-model kun je op 3 manieren gebruiken:
1. Het model als leidraad bij het schrijven en spreken:
Veel mensen vinden het moeilijk om een tekst te schrijven of een voordracht te houden omdat ze niet weten waaraan een tekst of voordracht moet voldoen.
2. Het model als leidraad bij het lezen en luisteren:
Zo leer je verhalen beter te analyseren.
3. Het model als leidraad bij het geven van een cijfer:
Teksten een cijfer geven met behulp van een beoordelingsmodel. Een cijfer word dan als volgt berekend: 1 (gratis) + max. 10 x 5 : 10 (basis) + max. 4 (extra) = max. 10
3 algemene tekstdoelen:
1. Uiteenzetten -> Informatie geven
2. Beschouwen -> Vanuit verschillende invalshoeken bekeken
3. Overtuigen -> Jouw standpunt tonen
Andere tekstdoelen: -> Taal als contactlegger -> Sociale functie…met elkaar in contract komen -> Taal als amusement -> Publiek vermaken (mop, cabaret, anekdote) -> Taal als expressiemiddel -> Het uiten van gevoelens
Concrete tekstdoelen zijn uitgewerkte, algemene tekstdoelen. Het geeft wat preciezer aan wat je met je tekst wilt bereiken. Concrete tekstdoelen moet je zo precies mogelijk formuleren. 3 algemene tekstsoorten: 1. Uiteenzetting -> kenmerk: objectiviteit, geen meningen
2. Beschouwing -> Het publiek moet zich een oordeel kunnen vormen over het onderwerp
3. Betoog -> Lezer / luisteraar moet je overtuigen van jouw mening
Wanneer er één argument wordt gegeven = enkelvoudige argumentatie
Wanneer er meer dan één argument wordt gegeven = meervoudige argumentatie
Een bouwplan is een schets van je tekst. Het is gebaseerd op de hoofdvraag (ook wel centrale vraag genoemd). De informatie waar het eigenlijk omgaat is de zogenoemde hoofdgedachte. Bouwplan -> inleiding – kern – slot 3 vaste structuren: 1. Uiteenzettings-structuur
2. Beschouwings-structuur
3. Betoogstructuur
Alinea’s bestaan uit enkele samenhangende zinnen waarin een deel van de hoofdgedachte van een tekst wordt uitgewerkt. Je kunt alinea’s zichtbaar maken door: 1. Het gebruik van een witregel
2. Inspringen
3. Vooraan op een nieuwe regel
Een kernzin geeft de belangrijkste informatie van een alinea. Meestal aan staat hij aan het begin of het einde van de alinea. Kernzinnen van verschillende alinea’s zijn handig om de tekst samen te vatten. Met behulp van een structuurschema kan je de kernzin opzoeken. Een aanvullende zin is altijd ondergeschikt aan de kernzin. Advies voor het schrijven van een tekst: Neem iemand in gedachten die je kent en die tot de doelgroep van je tekst behoort. 5 punten waar je op moet letten bij het schrijven van een tekst / spreken voor publiek: 1. Formuleer niet te moeilijk
Het wordt moeilijk door: (#) moeilijke woorden (#) veel afkortingen: vaak weet je zelf de betekenis niet (#) ingewikkelde zinnen: lange aanlopen, te veel bijzinnen, opeenstapeling van korte informatiedeeltjes die vaak beginnen met een voorzetsel, tangconstructies ( = woorden die bij elkaar horen, te ver uit elkaar plaatsen), ontkennende woorden
2. Wees concreet: Zo direct mogelijk verwoorden. Dat kan door op de volgende punten te letten: (#) Laat de lezer niet met onbeantwoorde vragen zitten (#) Vermijd vage woorden (#) Geef voorbeelden om een opvatting of een bepaald gegeven concreter te maken. Voorbeelden zijn direct en herkenbaar. 3. Wees bondig: Niet meer woorden gebruiken dan nodig is. Omslachtigheid kenmerkt zich door het volgende: (#) Onnodige herhalingen (#) Vast, uitdijende woordconstructies die evengoed weggelaten kunnen worden of te vervangen zijn door één woord. Je moet je ook weer niet TE bondig worden. 4. Wees interessant: Om de aandacht van de lezer / luisteraar te houden moet je op de volgende punten letten: (#) Benadruk personen (#) Varieer je zinnen: Met bijv. de lijdende vorm (#) Gebruik af en toe eens beeldspraak (= een formulering door middel van beelden) Pas wel op voor beeldbotsing. (#) Kies voor woorden die geen cliché zijn
5. Kies de juiste toon
Juiste toon = waar mensen zich het meest op hun gemak voelen. 5 verschillende soorten tonen: 1) De formele toon: deftig 2) De informele toon: gewone, alledaagse 3) De neutrale toon: tussen formeel & informeel 4) De modieuze toon: populaire woorden 5) De ordinaire toon: platvloers, onbehouwen
Bij het maken van zinnen en het kiezen van woorden kunnen tal van fouten gemaakt worden. De meest voorkomende zijn: Zinsbouwfouten: -> De foutieve samentrekking -> Regels voor samentrekking: (#) Het weggelaten zinsdeel moet dezelfde functie (onderw. - lijd. vw. - meew. vw.) (#) Het weggelaten gedeelte moet dezelfde vorm hebben (#) Het weggelaten gedeelte moet dezelfde betekenis hebben -> De ontspoorde zin -> Ontspoorde zinnen = anakoloeten. -> De foutieve beknopte bijzin -> Een verkorte, foute bijzin. (bijv. Vrolijk liedjes zingend werden de aardappels geschild.) -> Verkeerd geplaatste zinsdelen -> Verkeerde verwijzingen, verkeerd of fout geplaatste woorden. Woordkeuzefouten: -> Woordvergissing -> Gekozen woord lijkt op het woord dat je zou moeten gebruiken, maar heeft andere betekenis. -> Contaminatie -> Wanneer je 2 verschillende woorden samenvoegt. (opbellen & telefoneren => optelefoneren) -> Congruentiefout -> Congruentie = onderwerp en werkwoorden horen bij elkaar. -> Bijzondere gevoelenswaarde -> Het gebruik van een woord die gevoelens opwekt. Zevenstappenstrategie om een tekst samen te vatten: 1. Verkennend, globaal lezen
2. Studerend, nauwkeurig lezen
3. Kernzinnen eventueel aanvullen
4. Bepalen of alle kernzinnen noodzakelijk zijn
5. Controleren of de geselecteerde kernzinnen de hoofdpunten weergeven
6. Herformuleren
7. Controleren van de spelling en interpunctie
Tekstanalyse is het doorgronden van een tekst. Je kan het beste analyseren via een bepaalde strategie (lijkt op de samenvattingstrategie): 1. Lees de tekst verkennend, globaal -> (Onder)titel lezen -> Bron bekijken -> Eerste alinea helemaal lezen -> Elke volgende alinea alleen de eerste zin lezen -> Laatste alinea helemaal lezen
2. Lees de tekst studerend, nauwkeurig -> Alinea’s die niet zijn aangegeven, zelf aan geven -> Functies van de alinea’s bepalen -> Kernzinnen onderstrepen -> Moeilijke woorden omcirkelen
3. Lees de vragen grondig
a. De soort vraag -> meerkeuze of open vraag-> / enkelvoudige (5.) of meervoudige vraag (5a, 5b, 5c)-> b. De categorie uit het PR-model waarnaar de vraag verwijst -> Vragen voer het tekstdoel -> Vragen over de tekstsoort -> Vragen over de inhoud -> Vragen over de opbouw -> Vragen over de formulering -> Vragen over de presentatie
4. Lees het tekstgedeelte waarnaar de vraag verwijst nauwkeurig door
1. Maak een structuurschema van een ondoorzichtige zin
2. Ontleed een ondoorzichtige zin
3. Probeer de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen
5. Geef het antwoord
a. Bondigheid
b. Citeren of in eigen woorden formuleren
Functies van tekstdelen: -> Aaneenschakeling -> Tegenstelling -> Reden / argument -> Oorzaak – gevolg -> Doel – middel -> Detaillering / toelichting -> Voorbeeld -> Voorwaarde -> Bewijs -> Inperking / Relativering -> Vergelijking -> Samenvatting -> Conclusie
2. Beschouwen -> Vanuit verschillende invalshoeken bekeken
3. Overtuigen -> Jouw standpunt tonen
Andere tekstdoelen: -> Taal als contactlegger -> Sociale functie…met elkaar in contract komen -> Taal als amusement -> Publiek vermaken (mop, cabaret, anekdote) -> Taal als expressiemiddel -> Het uiten van gevoelens
Concrete tekstdoelen zijn uitgewerkte, algemene tekstdoelen. Het geeft wat preciezer aan wat je met je tekst wilt bereiken. Concrete tekstdoelen moet je zo precies mogelijk formuleren. 3 algemene tekstsoorten: 1. Uiteenzetting -> kenmerk: objectiviteit, geen meningen
2. Beschouwing -> Het publiek moet zich een oordeel kunnen vormen over het onderwerp
3. Betoog -> Lezer / luisteraar moet je overtuigen van jouw mening
Wanneer er één argument wordt gegeven = enkelvoudige argumentatie
Wanneer er meer dan één argument wordt gegeven = meervoudige argumentatie
Een bouwplan is een schets van je tekst. Het is gebaseerd op de hoofdvraag (ook wel centrale vraag genoemd). De informatie waar het eigenlijk omgaat is de zogenoemde hoofdgedachte. Bouwplan -> inleiding – kern – slot 3 vaste structuren: 1. Uiteenzettings-structuur
2. Beschouwings-structuur
Alinea’s bestaan uit enkele samenhangende zinnen waarin een deel van de hoofdgedachte van een tekst wordt uitgewerkt. Je kunt alinea’s zichtbaar maken door: 1. Het gebruik van een witregel
2. Inspringen
3. Vooraan op een nieuwe regel
Een kernzin geeft de belangrijkste informatie van een alinea. Meestal aan staat hij aan het begin of het einde van de alinea. Kernzinnen van verschillende alinea’s zijn handig om de tekst samen te vatten. Met behulp van een structuurschema kan je de kernzin opzoeken. Een aanvullende zin is altijd ondergeschikt aan de kernzin. Advies voor het schrijven van een tekst: Neem iemand in gedachten die je kent en die tot de doelgroep van je tekst behoort. 5 punten waar je op moet letten bij het schrijven van een tekst / spreken voor publiek: 1. Formuleer niet te moeilijk
Het wordt moeilijk door: (#) moeilijke woorden (#) veel afkortingen: vaak weet je zelf de betekenis niet (#) ingewikkelde zinnen: lange aanlopen, te veel bijzinnen, opeenstapeling van korte informatiedeeltjes die vaak beginnen met een voorzetsel, tangconstructies ( = woorden die bij elkaar horen, te ver uit elkaar plaatsen), ontkennende woorden
2. Wees concreet: Zo direct mogelijk verwoorden. Dat kan door op de volgende punten te letten: (#) Laat de lezer niet met onbeantwoorde vragen zitten (#) Vermijd vage woorden (#) Geef voorbeelden om een opvatting of een bepaald gegeven concreter te maken. Voorbeelden zijn direct en herkenbaar. 3. Wees bondig: Niet meer woorden gebruiken dan nodig is. Omslachtigheid kenmerkt zich door het volgende: (#) Onnodige herhalingen (#) Vast, uitdijende woordconstructies die evengoed weggelaten kunnen worden of te vervangen zijn door één woord. Je moet je ook weer niet TE bondig worden. 4. Wees interessant: Om de aandacht van de lezer / luisteraar te houden moet je op de volgende punten letten: (#) Benadruk personen (#) Varieer je zinnen: Met bijv. de lijdende vorm (#) Gebruik af en toe eens beeldspraak (= een formulering door middel van beelden) Pas wel op voor beeldbotsing. (#) Kies voor woorden die geen cliché zijn
Juiste toon = waar mensen zich het meest op hun gemak voelen. 5 verschillende soorten tonen: 1) De formele toon: deftig 2) De informele toon: gewone, alledaagse 3) De neutrale toon: tussen formeel & informeel 4) De modieuze toon: populaire woorden 5) De ordinaire toon: platvloers, onbehouwen
Bij het maken van zinnen en het kiezen van woorden kunnen tal van fouten gemaakt worden. De meest voorkomende zijn: Zinsbouwfouten: -> De foutieve samentrekking -> Regels voor samentrekking: (#) Het weggelaten zinsdeel moet dezelfde functie (onderw. - lijd. vw. - meew. vw.) (#) Het weggelaten gedeelte moet dezelfde vorm hebben (#) Het weggelaten gedeelte moet dezelfde betekenis hebben -> De ontspoorde zin -> Ontspoorde zinnen = anakoloeten. -> De foutieve beknopte bijzin -> Een verkorte, foute bijzin. (bijv. Vrolijk liedjes zingend werden de aardappels geschild.) -> Verkeerd geplaatste zinsdelen -> Verkeerde verwijzingen, verkeerd of fout geplaatste woorden. Woordkeuzefouten: -> Woordvergissing -> Gekozen woord lijkt op het woord dat je zou moeten gebruiken, maar heeft andere betekenis. -> Contaminatie -> Wanneer je 2 verschillende woorden samenvoegt. (opbellen & telefoneren => optelefoneren) -> Congruentiefout -> Congruentie = onderwerp en werkwoorden horen bij elkaar. -> Bijzondere gevoelenswaarde -> Het gebruik van een woord die gevoelens opwekt. Zevenstappenstrategie om een tekst samen te vatten: 1. Verkennend, globaal lezen
2. Studerend, nauwkeurig lezen
3. Kernzinnen eventueel aanvullen
4. Bepalen of alle kernzinnen noodzakelijk zijn
5. Controleren of de geselecteerde kernzinnen de hoofdpunten weergeven
6. Herformuleren
7. Controleren van de spelling en interpunctie
Tekstanalyse is het doorgronden van een tekst. Je kan het beste analyseren via een bepaalde strategie (lijkt op de samenvattingstrategie): 1. Lees de tekst verkennend, globaal -> (Onder)titel lezen -> Bron bekijken -> Eerste alinea helemaal lezen -> Elke volgende alinea alleen de eerste zin lezen -> Laatste alinea helemaal lezen
2. Lees de tekst studerend, nauwkeurig -> Alinea’s die niet zijn aangegeven, zelf aan geven -> Functies van de alinea’s bepalen -> Kernzinnen onderstrepen -> Moeilijke woorden omcirkelen
a. De soort vraag -> meerkeuze of open vraag-> / enkelvoudige (5.) of meervoudige vraag (5a, 5b, 5c)-> b. De categorie uit het PR-model waarnaar de vraag verwijst -> Vragen voer het tekstdoel -> Vragen over de tekstsoort -> Vragen over de inhoud -> Vragen over de opbouw -> Vragen over de formulering -> Vragen over de presentatie
4. Lees het tekstgedeelte waarnaar de vraag verwijst nauwkeurig door
1. Maak een structuurschema van een ondoorzichtige zin
2. Ontleed een ondoorzichtige zin
3. Probeer de betekenis van moeilijke woorden te achterhalen
5. Geef het antwoord
a. Bondigheid
b. Citeren of in eigen woorden formuleren
Functies van tekstdelen: -> Aaneenschakeling -> Tegenstelling -> Reden / argument -> Oorzaak – gevolg -> Doel – middel -> Detaillering / toelichting -> Voorbeeld -> Voorwaarde -> Bewijs -> Inperking / Relativering -> Vergelijking -> Samenvatting -> Conclusie
REACTIES
1 seconde geleden