Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Literatuurgeschiedenis cursus 8, 9, 10

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 7330 woorden
  • 19 november 2017
  • 39 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
39 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting literatuurgeschiedenis

Cursus 8 Middeleeuwen


Tijd van Grieken en Romeinen: 3000 voor Christus – 500 na Christus                                                                                                                 Tijd van Monniken en Ridders: 500 – 1000                                                                                                                                                 Tijd van Steden en staten: 1000 – 1500

Algemene kenmerken middeleeuwse literatuur:
- gemeenschapskunst                                              - zedelijke strekking 
- rijm                                                                           - toevallige schoonheid
- theocentrisch                                                          - vertaling/bewerking
- eenvoud                                                                   - 3 milieus: geestelijk, adel, stedelijk                          

Voorgeschiedenis: literatuur van Mesopotamië tot Rome

In Mesopotamië werd het eerste schrift gebruikt (3400 v. Chr.), er waren daar voor het eerst steden ontstaan. In het centrum stonden tempels > woonplaats goden. Deze tempeleconomie vereiste afspraken en administratie. Uit deze behoefte ontstond het spijkerschrift. De orale cultuur (= mondelinge verhalen) kon worden vastgelegd. Het oudste vastgelegde verhaal is het Gilamesj-epos. Een epos is een verhaal over een (mythologische) held. Gilamesj was de koning van Uruk, in het zuiden van Mesopotamië. (In Egypte was ondertussen het hiërogliefenschrift ontstaan > op papyrus)

Rond 600 voor Christus komt Griekenland tot bloei. Griekse filosofen streven naar inzicht, kennis en waarheid in de verklaringstheorie. Zo komt de filosofie los van de mythologie > oude verhalen over goden en helden. In het werk van Homerus spelen goden een grote rol. De Ilias gaat over de belegering van Troje, het is een epos over geschonden eer en trouw. De Odyssee gaat over de held Odysseus na de val van Troje. (List met het paard van Troje)

In de achtste eeuw ontstond in Griekenland de stadstaat, een polis. Burgers konden in aanmerking komen voor bestuurstaken. In Athene bloeide de tragedie. Het werd in open lucht en in een theater opgevoerd. Het had een vaste opbouw. 1) Expositio: beschrijving wat er al is gebeurd. De hoofdpersoon raakt verwikkelt in de intrige om de spanning op te voeren 2) Peripeteia: crisis na beslissende wending. 3) Catastrofe: verzoening of ondergang van de hoofdpersoon. Het publiek kon zich inleven, identificeren en invoelen. Het doel was de uitwerking op publiek, katharsis. Belangrijke auteurs zijn Aeschylus, Sophocles en Euripides. Beroemde tragedies zijn Koning Oedipus en Antigone, van Sophocles.

Het Romeinse Rijk nam vanaf de zesde eeuw v. Chr. de Griekse bloei over. In 27 v. Chr. kwam de Romeinse Republiek ten einde met het keizerschap van Augustus > Octavianus. Toen begon het Romeinse Rijk. Er was orde en zijn positie werd aanvaard. Dat deed hij door kunst en literatuur te gebruiken als propagandamiddel. Vegilius kreeg de opdracht een epos over Aeneas te schrijven, de grootheid van Rome.  Zo werd Augustus gezien als afstammeling van Aeneas. De Romeinse literatuur groeide. Ovidius schreef Metamorphosen en Horatius schreef de Ars poetica.

Het christendom ontstond in deze periode. De Bijbel werd het heilige boek, geschreven in het Hebreeuws, Aramees en Grieks. Het is een verzameling van zestig boeken en het is ontstaan in een lange perioden. Het Oude Testament bestaat uit mythologische verhalen > schepping van de mens, verhaal over de ark van Noach etc., leefregels en Psalmen. Het Nieuwe Testament bestaat uit vier evangeliën over leven, leer, de kruisdood en opstanding van Jezus. Deze zijn geschreven door de vier evangelisten.

In de vijfde eeuw valt het West-Romeinse Rijk, dan beginnen de middeleeuwen. Het Oost-Romeinse Rijk/Byzantijnse Rijk, komt ten einde in de vijftiende eeuw. Het had als hoofdstad Constantinopel (Istanbul).

Literatuur van de middeleeuwen

1 Historische context

1.1 val West-Romeinse rijk
Tussen 400 en 650 is er een overgang van de Romeinse oudheid naar de middeleeuwen. In 476 kwamen de Germanen aan de macht, ze vormden koninkrijkjes en er kwam daarmee een einde aan het Romeinse keizerrijk in het westen. Latijn verdween als spreektaal, maar werd nog wel gebruikt door geleerden en de kerk. Later (500 – 1000) breidde de christelijke kerk zijn macht uit door kerstening: verspreiding van het christelijk geloof. In West-Europa was er één christelijke kerk, de rooms-katholieke kerk. In 800 werd Karel de Grote keizer, hij verenigde een groot deel van West-Europa, wat na zijn dood in 814 uit elkaar viel. Rond 1000 ontstonden Frankrijk en Duitsland. In 632 was de profeet Mohammed overleden, de verkondiger van de islam. De Arabieren breidden de islam uit, met als gevolg dat West-Europa kruistochten (1000 – 1300) organiseerde.

1.2 lage landen
De Nederlanden of Lage Landen, bestonden uit gewesten. In elk gewest werd een eigen variant van het Middelnederlands gesproken. Holland werd bestuurd door een graaf, deze werden steeds machtiger. (Kooplieden in steden gingen zich organiseren in een Hanze om zo samen te werken en afspraken te maken over de handel.)

1.3 standentheorie
Adalbero schreef de standentheorie, typerend naar hun functie in de maatschappij. De geestelijkheid (bidden), adel en ridders (strijden), boeren en vissers (werken). Vanaf de tiende eeuw werd de burgerij steeds belangrijker. (Die hier ontbreekt)

1.4 geestelijkheid
De geestelijkheid bestond uit de 1) reguliere geestelijkheid: monniken en nonnen die in kloosters leefden. 2) De seculiere geestelijkheid: paus, bisschoppen en pastoors, de wereldlijke geestelijkheid.

1.5 adel en ridders
Ridders waren tot de 14e eeuw de kern van legers. Vanaf de 8e tot 11e eeuw kwam de feodale maatschappij in ontwikkeling. De feodaliteit was een dienstrelatie tussen vrije mannen (adel) en een adellijke heer. De heer leende stukken grond aan de leenmannen of vazallen. Dit stuk land heet het feodum. In ruil daarvoor beloofde de leenman trouw en bescherming, hij moest de heer in raad en daad bijstaan. Er was een agrarische maatschappij. Vanaf de 11e, 12e eeuw gingen hertogen zich ook als leenheer gedragen. Ook kwamen er rituelen bij kijken. Zo moesten de vazallen knielen en hun hand in de hand van de leenheer leggen. De graafschappen werden machtiger en hadden kastelen en ridders om gezag te handhaven. Vanwege het grote belang van ridders in legers nam het prestige (aanzien) toe. Niet alleen lage adel werden ridders, de hoge adel deed nu ook mee. Ridders vormden de ridderschap en moesten zich zo gedragen: moed, trouw, zuiverheid, dienstbaarheid en kameraadschap. Feodaliteit en ridders hoorden bij elkaar. De leenheer had als plicht om de zonen van zijn vazallen een ridderopleiding te geven. Zij konden zo later hun vader opvolgen. Er werd geleefd volgens een eercultuur. Eer drukt de aanzien en waardering uit door de groep van adel en ridders. Eer was dus erg belangrijk in die tijd en een ridder mocht dit echt niet verliezen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

1.6 burgerij
Vanaf de 10e eeuw is er verstedelijking in Europa, vooral Noord-Italië en Vlaanderen. De economische basis van de stad waren handel en productie van goederen. Er ontstond een burgermentaliteit, er was een voorwaarde voor handel en vrede. Ze hielden zich dus aan een niet- feodaal recht. Deze burgermentaliteit week af van de riddermentaliteit. Er werden compromissen gesloten, die belangrijker waren dan vechtlust. Vlijt, leergierigheid, redelijkheid, individualiteit, slimheid, nuttigheid en spaarzaamheid werden benadrukt.

1.7 schrijfcultuur
Tot de 12e eeuw konden alleen monniken in kloosters schrijven. Er kwam verandering in door de verstedelijking. Vorsten waren aangewezen op een schrijfcultuur voor bestuur en organisatie in steden. Er waren drie literaire milieus. 1) De wereldlijke, adellijke hoven. 2) Een wereldlijk publiek in steden. 3) Kloosterlingen, bisschoppelijke hoven en religieuze groepen.  Eind 15e, begin 16e eeuw was een tijd waarin de middeleeuwen overging in de Nieuwe Tijd. Tot de boekdrukkunst zorgden kopiisten voor het overschrijven teksten, manuscripten. Verspreiding van verhalen, kennis en inzichten ging nu veel sneller.

2 Culturele context:

2.1 theologie en kennis
Theologie ging over goddelijke waarheden, een theocentrisch wereldbeeld. Thomas van Aquino trok de grens tussen filosofie en theologie. De kennis van God was belangrijker dan de wereldlijke kennis. Godsdienst speelt in alle literaire genres een belangrijke rol. Filosofie was neoplatonisch georiënteerd: achter de waarneembare werkelijkheid lag nog een hogere werkelijkheid. De wereldlijke kennis betrof de artes liberalis, zeven vrije kunsten.

2.2 kunst in de middeleeuwen
Kenmerken van kunst: 1) Het neoplatonisme: symboliek was erg belangrijk. Bij Gotische kathedralen was lichtsymboliek erg belangrijk.  2) Werken in opdracht, ze waren dus afhankelijk van de mecenas, ook wel de opdrachtgever. 3) Artistieke traditie, variaties op bekende eerdere werken. 4) Didactische functie: dit heet ook wel beleren en houdt in: met een boodschap dat over gedragen moet worden. Jheronimus Bosch, Jeroen Bosch was een moralist voor zijn publiek. Zijn werk bevatte een aansporing om de goede weg te volgen. Hij was met deze functie van kunst geen uitzondering, want nagenoeg alle kunst draaide hierom.

2.3 muziek
Muziek valt uiteen in wereldlijke en kerkelijke muziek. Paus Gregorius I bracht bestaande Latijnse gezangen bijeen. Bepaalde gezangen werden bij elke dienst gezongen en andere alleen bij een bepaalde periode. De eenstemmige, geestelijke muziek is gregoriaans en was bedoeld om de gelovigen in een gewijde vrome stemming te brengen. Wereldlijke muziek was van rondtrekkende zangers. Troubadours, trouvères of Minnesänger zijn adellijke heren die liefdesliederen schreven op muziek zetten. Deze liederen werden wel vaak door anderen uitgevoerd.

 

2.4 hoofsheid
In de 12e eeuw ontstond in Frankrijk de hoofsheid of courtoise, het was een levensideaal. Hoofsheid duidt gedragsregels aan om spanningen te voorkomen. Aan het hof verbleven veel ridders in opleiding die regels nodig hadden om agressie en geweld te voorkomen. De belangrijkste eigenschap was zelfbeheersing. De hoofsheid werd gepropageerd met behulp van literaire werken. Hoofse liefde werd gepresenteerd als zwaar maar lonend, de man moest dienstbaar zijn aan de aanbeden vrouw (omgedraaid rollenpatroon). Dienstbaarheid werd benadrukt. Vanaf de 13e eeuw ging de elite in steden de hoofse cultuur overnemen. Als wereldlijke cultuur waren zij een tegenwicht tegen de kerkelijke cultuur.

 3 Literaire ontwikkelingen:

3.1 schrijver en publiek
Van veel middeleeuwse teksten zijn schrijvers niet bekend. Soms weten we de naam, maar verder niet wie het zijn. Van een aantal is meer bekend.  Pennic en Pieter Vostaert waren de schrijvers van de roman van Walewein, Willem schreef Van Den vos Reynaerde. Hendrik Veldeke kwam uit een ridderlijk milieu van lage adel en hij was clericus. (Iemand die wel een kerkelijke opleiding heeft gedaan maar niet noodzakelijk priester is). Hij heeft Eneasroman geschreven. Diederic van Assenede schreef Floris en de Blancefloer en was kanselarijklerk aan het Vlaamse grafelijk hof. Jacob van Maerlant was waarschijnlijk ook een clericus en zijn Der naturen bloeme werd beschouwd als de eerste naturenencyclopedie in de volkstaal. Teksten werden geschreven door monniken in kloosters (clericus), seculiere geestelijken en stedelingen. Dat is ook de volgorde van wie er kon schrijven. Literatuur werd in opdracht gemaakt voor de mecenas. Dat waren vaak vorsten, het hoofd van een klooster of stadsbestuur. De schrijver wilde publiek vermaken, maar ook vooral het publiek iets leren. Een middeleeuws verhaal gaat altijd terug naar de brontekst, er was een literaire traditie. De teksten functioneerden in een voorleescultuur, ze waren op rijm en konden beter onthouden worden. Ze waren vaker in het Diets, eerst was het Latijns.

3.2 ridderroman
Ridderroman: Ridderromans verschenen vanaf de 13e eeuw en werden vertaald uit het Frans of in het Middelnederlands geschreven. Het was een eliteliteratuur (bedoeld voor adel/ridders). Het publiek waren de jongeren, de ridders in opleiding. Ze hadden een educatieve functie: ridders moesten van fouten leren en de omgangsvormen van hoofsheid krijgen. Voor het publiek moest het worden gezien als een voorbeeld carrière.  Ze hadden ook een ontspannende functie: spanning en sensatie maar ook humor. Er zijn verschillende soorten ridderromans.

  • Oosterse roman:
    >bekend door kruistochten.
    >Het gaat om een hoofs liefdesverhaal dat zich in het Oosten afspeelt.
    > (Floris ende Blancefoer)
  • Antikiserende roman:
    >spelen zich af in Troje.
    > (Eneasroman)
  • Karelepiek:
    >Karel de Grote staat centraal.
    >Het zijn vaak chansons de gestes, liederen over heldendaden. Vaak worden historische gebeurtenissen hierbij vervormd.
    >Epische concentratie speelt een rol: historische feiten over personen worden toegedicht aan één beroemd persoon.
    > voorhoofs
    >De strijd tegen heidenen en spanningen binnen het feodale systeem zijn twee onderwerpen die vaak voorkomen. Er waren in deze tijd kruistochten en de Franse koningen voerde een centralisatiepolitiek waartegen vazallen zich verzetten.
    > (De bekendste chanson de geste is het Chanson de Roland, ook wel Roelandslied (1100))
  • Arthurepiek:
    > Monmouth schreef in het Latijn de geschiedenis van Britse vorsten.
    >In de 12e eeuw schreef Chrétien de Troyes de eerste Arthurromans.
    >De verhalen spelen op een onbekende tijd in het leiderschap van Arthur.
    > Ze gaan over hoofse liefde en ridderschap.
    >Het hof van Arthur is een hoofse modelwereld zonder conflicten.
    >De romans hebben een doordachte structuur met een diepere betekenis.
    >De romans hebben een vaste structuur: in het begin wordt Koning Arthur genoemd, er is een hofdag, de inhoud is een belangrijke periode van de hoofdpersoon.
    >De verhalen zijn sprookjesachtig.
    >Een ridder gaat op queeste, een zoektocht.
    >Een beroemd handschrift vol verhalen over Arthur is de Haagse Lanceloetcompilatie.

3.3 liederen
Liederen: Er zijn liederen over historische gebeurtenissen en spotliederen. Liederen die gaan over hoofse liefde vormen de hoofse lyriek.  Er is een minnaar die een onbereikbare liefde aanbidt en geloofd dat hij daarvoor beloond zal worden. Ze passen in de feodale wereld (hij ziet zichzelf als vazal: trouw, dienstbaar), waren een variatie op een bekend onderwerp, werkten in dialoog (traditie) en beginnen met een Natureingang. Dat is beschrijving van het voorjaar met vogels. (Van Veldeke)

3.4 dierverhaal
Dierverhalen: Geschreven door Vlaming Willem. De hoofdpersonen zijn dieren, dieren worden als mensen beschreven. De bekendste is de Vos van Reynaerde, Roman de Reynart. In het verhaal worden kenmerken van Arthurromans beschreven zoals de hofdag. Het grootste verschil is dat in Van den vos Reynaerde vijanden en slachtoffers zich laten leiden door onhoofse dingen, met totaal geen zelfbeheersing. Het hoofse levensideaal is hier uiterlijke schijn. In de 12e en 13e eeuw was er kritiek op het feodale systeem over de machts- en rechtsuitoefening. Er wordt in Roman de Reynart geschreven vanuit een stedelijk perspectief. Ze zijn moraliserend, met een boodschap.

3.5 geestelijke letterkunde
Ridderromans en hoofse lyriek hebben gefunctioneerd voor een aristocratisch publiek. De hoofse cultuur was een wereldlijke cultuur. De teksten die bij de geestelijke letterkunde hoorde, lieten geen wereldlijke cultuur zien. Deze letterkunde hoort bij de kerkelijke cultuur en gaat over religieuze zaken, over de kracht van het christendom. Geestelijke letterkunde moest het christelijke leven oproepen en het geloof uitdragen. De opdrachtgevers waren vooral geestelijken en religieus geïnteresseerden. Het publiek was gewone gelovigen (iedereen dus) en de teksten waren daarom in de volkstaal. Er werden exempelen gebruikt om de tekst aantrekkelijk te maken voor gewone gelovigen. Marialegenden: Een voorbeeld is Beatrijs. Ze heeft geleefd in zonden, maar omdat ze trouw is gebleven aan Maria heeft niemand het gemerkt. Er wordt geschreven met veel symboliek en het zette aan tot Mariaverering. Het biechten was hier belangrijk. Wereldlijke letterkunde: ridderverhalen, liederen, dierverhalen en toneel. Geestelijke letterkunde: exempelen, Marialegenden en toneel.

3.6 toneel
Toneel: vanaf de 14e eeuw werd het in open lucht of zaal opgevoerd. Geestelijk toneel werd opgevoerd tijdens kerkelijke feestdagen. Maar er was wereldlijk toneel (Esmoreit, Gloriant, Lanseloet van Denemerken, Vanden winter ende vanden somer). Deze abele spelen (1350) werden opgevoerd door beroepsacteurs. Ze gaan over hoofse liefde en riddercultuur, dat is overgenomen van de adellijke riddercultuur (annexatie), maar ze zijn aangepast aan stedelijk moraal (adaptatie).  Na het abele spel volgde een sotternie, een korte klucht. Hierin heerst de omgekeerde wereld; primaire driften.

3.7 rederijkers
Rederijkers: in de 15e eeuw ontstonden er literatuurverenigingen. De dichters, rederijkers, waren georganiseerd in rederijkerskamers. Ze gaven er lessen voor beginnende dichters. Het waren mensen uit de schrijvende middenklasse. Anthonis de Roovere, Anna Bijns en Eduard de Dene waren rederijkers. Hun teksten waren bedoeld voor publiek en konden een opiniërende rol spelen in steden. Er was veel aandacht voor ambachtelijke vaardigheid en technisch vakmanschap. Ze hielden zich bezig met serieus toneel, komisch toneel en gedichten.  Het refrein was een gedicht van vier strofen met een vaste slotregel per strofe, de stok. De rederijkerskamer was goed georganiseerd hij bestond uit: een voorzitter (deken), penningmeester (prince), beschermheer/ erevoorzitter en artistiek leider (factor). Er werden wedstrijden gehouden, landjuwelen. Willem Vorsterman schreef Mariken van Nieumeghen, die stamt uit de tijd van de boekdrukkunst.

In de 15e eeuw discussiëren rederijkers over reformatie en humanisme. De drukpers maakte een snelle verspreiding van de nieuwe geloofsopvattingen en humanistische gedachte mogelijk. Er kwamen nieuwe kunst en literatuuropvattingen. De Renaissance kondigde zich aan.

Cursus 9 zestiende en zeventiende eeuw


1 Historische context:

Tijd van ontdekkers en hervormers: 1500-1600
Tijd van regenten en vorsten: 1600-1700

In West-Europa waren er in de 16e eeuw twee belangrijke ontwikkelingen: de hervorming en het streven naar centralisatie en absolutisme. In deze eeuw maakte de Nederlanden zich los van Spanje.

Middeleeuwen

16e/17e eeuw

Geloof en theologie

Kennis en wetenschap: empirisme en rationalisme

Theocentrisch (op god gericht wereldbeeld)

Antropologisch (op de mens gericht wereldbeeld)

Auteurs als bron

Klassieke beschaving als bron

 

 

Bijna altijd in opdracht

Steeds minder in opdracht

Kerk opdrachtgever

Burgerij opdrachtgever

Religie uitdragen

Normen en waarden

Auteur onbekend

Auteur bekend

Handgeschreven

Gedrukt

Rederijkersliteratuur

Renaissanceliteratuur

1.1 de hervorming
In 1517 begon de reformatie, de hervorming. Maarten Luther verzette zich tegen de kerkelijke misstanden zoals de aflaathandel. Hij spijkerde 95 stellingen aan de deur van de kerk. Johannes Calvijn verdedigde de predestinatie (de opvatting dat het eeuwig heil afhankelijk is van goddelijke uitverkiezing), en werd grondlegger van het calvinisme. Het calvinisme benadrukte zuinigheid en hard werken, het paste bij de burgermentaliteit. Vooral in Nederland en West-Europa had het calvinisme veel invloed. De opvattingen konden snel worden verspreid door de drukpers.  Er ontstonden oorlogen van katholieken tegen hervormden en ook Nederland kreeg hier mee te maken.

1.2 de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden
De Nederlanden behoorden tot het Bourgondische rijk van Karel V, heer van de Nederlanden, koning van Spanje. Karel had in Spanje een centrale, absolutistische heerschappij die hij ook in de Nederlanden wilde. Filips II volgde Karel V op. Het verzet tegen de absolutistische centralisatiepolitiek nam toe. Ook verzetten de calvinisten zich tegen geloofsvervolging. In 1566 kwam er een Beeldenstorm. In 1568 begon de Nederlandse opstand tegen Spanje, de Tachtigjarige Oorlog. Deze ontstond doordat Alva in Nederland alle ketters ging vervolgen. Nederland viel uiteen door de opstand. Het onafhankelijke noorden: Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden en een zuidelijk deel dat onder Spaanse heerschappij viel. In 1648 kwam er een eind aan de oorlog met de Vrede van Münster. Interne tegenstellingen binnen de Republiek bleven. Tijdens het Twaalfjarig Bestand leidde dit tot een conflict. Johan van Oldenbarnevelt die vrede wilde en Maurits die oorlog wilde, kwamen tegenover elkaar. Ook waren er de contraremonstranten die de predestinatieleer van Calvijn accepteerden tegen de remonstranten die dat niet deden.  Toen Maurits koos voor de contraremonstranten en Van Oldenbarnevelt voor de remonstranten werd het een politiek conflict. In 1619 is Van Oldenbarnevelt onthoofd.  Er kwam een synode die de bijbel vertaalde in het Nederlands, later werd dit bekend als de Statenbijbel. Over deze opstanden en oorlogen zijn strijdliederen geschreven.  In Een nieu Geusen Lieden Boecxken is het Wilhelmus opgenomen. Joost van den Vondel schreef over de dood van Oldenbarnevelt en P.C. Hooft publiceerde de Nederlandse Historiën.

1.3 handel en welvaart
De tochten van zeevaarders vormden de achtergrond van ontdekkingsreizen. Nieuwe landen werden ontdekt en de handel via oceaan kwam op gang. Antwerpen ontwikkelde zich tot handelsstad. In 1585 verlieten calvinisten, kooplieden en kunstenaars na de Val van Antwerpen de stad en vestigden zich in Holland. Immigranten uit het zuiden trokken naar Amsterdam. Hierdoor groeide de stad enorm. In de Republiek was de burgerij de kracht achter de handel. In 1602 kwam de Verenigde Oost-Indische Compagnie op, ook wel de V.O.C. De economie groeide sterk.  Het gevolg was dat economische belangen en bestuurlijke belangen elkaar versterkten. De machtige groep uit zaken- en bestuur wereld vormden de groep van regentenfamilies. De Gouden Eeuw was alleen van toepassing op deze twee welvarende groepen: De machtige groep uit zaken- en bestuur wereld vormden namelijk de hogere middenklasse.

2 Culturele context:

2.1 kennis en wetenschap
Vanaf de 16e eeuw stond het theologische wereldbeeld niet meer centraal; kennis en wetenschap waren bevrijd van overmacht van de kerk. Kennis en wetenschap werden in de 16e eeuw vragen over ware kennis. Het werd op verschillende manieren beantwoord in de filosofie. Het empirisme en het rationalisme. Empirisme: betrouwbare kennis was gebaseerd op zintuiglijke ervaring en waarneming. Francis Bacon vond dat de mens de natuur kon kennen en beheersen; ‘kennis is macht’. John Locke was het met hem eens en vond de mens vanaf de geboorte gevuld werd met kennis door ervaring en waarneming. Empiristen gingen uit van inductie. Rationalisme: René Descartes stelde het kritische verstand centraal; ‘ik denk, dus ik ben’. Kennis ontstaat daar waar niet getwijfeld kan worden, de basis lag bij het verstand, de ratio. Vandaar rationalisme. Copernicus dacht dat de zon het middelpunt was en andere planeten er omheen draaiden. Dit heet copernicaanse wending. Galileï bevestigde dit. In de Republiek kwam wetenschappelijk denken tot bloei. Christiaan Huygens was wis- en natuurkundige. Antonie van Leeuwenhoek was uitvinder van de microscoop en Hermanus Boerhave was geneeskundige en botanie.

2.2 humanisme
Vanaf de 14e eeuw kwam in Italië het humanisme op, het nadenken over de mens. Het middeleeuwse theocentrische wereldbeeld werd vervangen door een antropocentrisch (meer op de mens gericht) wereldbeeld. Deze verandering werd bevorderd door de studie van de menswetenschappen als: grammatica, retorica, geschiedenis, literatuur en ethiek. Doormiddel hiervan verschilde de mens van het dier. In de Nederlanden en Duitse landen waren de humanisten ook betrokken bij het debat over de misstanden in de kerk en de mogelijkheid tot verbeteringen daarvan. Een van de bekendste humanisten was Erasmus, hij had een afkeer tegen de kerkelijke rituelen. Zijn bekendste boek is Lof der Zotheid. Er werd voortgebouwd op de Grieks-Romeinse cultuur.

2.3 renaissance
De Renaissance, wedergeboorte, was een poging de klassieke Oudheid in cultuur, kunst en literatuur te herleven en te overtreffen. Het ontstond in Noord- en Midden-Italië en het humanisme had hier een grote rol bij. Het kwam op in de 14e eeuw toen stadsstaten tot bloei waren gekomen. De sociale basis voor de Renaissance waren burgers: humanisten, leden van de heersende klasse en kunstenaars. Het was een culturele ontwikkeling.  Renaissanceopvattingen verspreidden zich naar West-Europa door drukpers. → Herleving van klassieke vormen werd bevorderd in architectuur door de aanwezigheid van het Pantheon, Colosseum en Triomfboog in Rome. Het boek De Architectura van Vitrivius was bewaard gebleven. Hij benadrukte het belang van symmetrie en proportie in bouwkunst. Brunelleschi en Leonardo da Vinci pasten de inzichten toe. →Schilderkunst maakte ook een belangrijke verandering door. Schilders zochten naar nieuwe vormgevingsmogelijkheden. Nieuwe uitvinden zoals het lineaire perspectief werden toegepast. →Renaissanceschilderijen hebben herkenbare ruimteweergaven met duidelijke lichaamsproporties. →In Italië werd de klassieke godenwereld en mythologie herontdekt. In de kunst werden goden (Jupiter, Venus, Chronos, Mercurius) als onderwerp verwerkt. Renaissancekunst is kunst voor een elite van kenners. →De literatuur uit de Renaissance herleefde de aandacht voor klassieke literaire genres als epos, komedie en tragedie. De voorschriften van Horatius werden toegepast. Werken van schrijvers als Vergilius, Terentius, Plautis en Seneca werden vertaald (translito) en nagebootst (imitatio). Het doel was overtreffen van de stukken (aemulatio). Renaissanceliteratuur is bedoeld voor een geschoold, elitair publiek. Het moest belerend en diepzinnig zijn met mythologie, taalspel, woordspelingen en dubbelzinnigheden.

2.4 burgerlijke cultuur in de republiek
In de republiek maakten de burgers de hoge middenklassen en regentenelite de dienst uit. In de republiek was de burgerlijke cultuur dan ook erg dominant en speelden de adel en de rooms-katholieke kerk geen rol. De voornaamste opdrachtgevers van schilders, beeldhouwers en architecten waren rijke burgers, stadsbesturen en stedelijke instellingen. Ook ontstond er een vrije kunstmarkt zonder opdrachtgever. Kunst en literatuur functioneerde onder andere als propaganda middel voor burgerlijke waarden en normen. Een geliefd middel daarbij was de exempla contaria: het weergeven van ongewenst, boers, en onbeschaafd gedrag. In boerengezelschap maakte Bredero hier gebruik van. Kenmerkend voor de burgerlijke schilderkunst zijn het schuttersstuk en het genreschilderij. Schutters vormen het onderwerp van het schuttersstuk. De schutterij was dan ook een duidelijk onderdeel van de stedelijke identiteit. Het beroemdste schuttersstuk is de nachtwacht van Rembrandt van Rijn. Ook in genreschilderijen, afbeeldingen uit het dagelijks leven, werd gebruik gemaakt van symboliek. Vaak hadden deze schilderijen een didactische functie, doormiddel van fout gedrag te vertonen. 

2.5 muziek
Er waren twee soorten muziek: kerkelijke muziek en wereldlijke muziek. De kerkmuziek veranderde door hervorming in protestantse kerken, men ging in volkstaal zingen na Maarten Luther dit aandrong. De wereldlijke muziek hadden wereldlijke teksten en een levendig ritme. Muziek veranderde in de 16e en 17e eeuw. Composities werden bedoeld om gevoel over te dragen, ook werden er meer instrumenten naast elkaar gebruikt. Het opera ontstond rond 1600. Jan Pieterszoon Sweelinck en Jacov van Eyck waren de belangrijkste componisten van de Republiek.

2.6 classicisme
Vanuit de Renaissance ontwikkelde het classicisme. Het streefde naar een geïdealiseerde weergave van de werkelijkheid. Het paste bij regenten, rijke burgers en vorsten. De gebouwen moesten rijkdom, glorie, macht en aanzien uitstralen. Het Mauritshuis en het Stadshuis van Amsterdam zijn classicistische gebouwen. Gebaseerd op regels van de klassieke oudheid. In 1669 werd in Amsterdam de Nil volentibus arduum opgericht.

3 Literaire ontwikkelingen:

In de 16e en 17e eeuw veranderen er dingen in de literatuur. Er werd steeds minder in opdracht gewerkt. Als er nog een opdrachtgever was, kon deze nu ook uit de burgerij zijn. Bovendien werden de meeste boeken nu geschreven door een schrijver in plaats van meerdere, individuele auteur. De schrijver werd bekend, boeken werden gedrukt en er ontstond een Renaissanceliteratuur.  Er was een verandering van de rederijkersliteratuur naar de humanistische Renaissanceliteratuur.

3.1 schrijver en publiek
In de Republiek waren een aantal schrijvers afkomstig uit de stedelijke elite en de hogere middenklasse van de burgerij. P.C. Hooft was de drost van Muiden. Constantijn Huygens was secretaris van de stadhouder en Jacob Cats was raadspensionaris van Holland. Ze zagen zichzelf als volksopvoeders en opinievormers. De verdedigden christelijke en humanistische levensidealen en benadrukten universele waarheden. Auteurs in de Republiek schreven voor een klein publiek, nooit meer dan 1000 exemplaren. P.C. Hooft gaf de voorkeur aan waardering van vrienden. Jacob Cats werkte wel voor een grote kring, hij had 50000 exemplaren van Houwelick.

3.2 Nederlandse renaissancecultuur
Renaissanceliteratuur functioneerde als geleerd spel maar werd steeds meer in de volkstaal geschreven, het was voor meer mensen begrijpelijk. Ook droeg het normen en waarden uit. Het werk van een Renaissancedichter was diepzinnig, raadselachtig, dubbelzinnig, mythologisch en het bevatte woordspelingen.  Ook bevatte het klassieken en het was bestemd voor en literair geschoold publiek om er iets van te leren, zoals petrarkisme. Dat is van toepassing op liefdesgedichten en liederen die na Petrarca werden geschreven. De liefde moest onvervuld blijven. De geliefde werd op een stereotiepe wijze beschreven. Liefde was als een ziekte, strijd of droom. Petrarkisme was een literair spel met het gebruik van paradoxen.

3.3 emblematiek
In de 16e eeuw kwam de emblematiek tot ontwikkeling. Het had een driedelige vorm: een motto (opschrift), een pictura (afbeelding) en een subscriptio (bijschrift of uitleg). Een embleem was de uitbeelding van een waarheid of les. Voor het publiek was het de uitdaging om de relatie tussen motto en pictura te ontraadselen, het paste bij de raadselachtigheid van de Renaissanceliteratuur. Een belangrijk embleembundel is Sinnepoppen van Roemer Visscher. Er was liefdesemblatiek en religieuze emblematiek.

3.4 didactische verhalen
Didactische verhalen ging om spannende of ontroerende verhalen vaak op rijm, samen met morele lessen en waarheden. Jacob Cats had veel van dit soort teksten zoals Houwelick en Trou-ringh. Mensen konden hun eigen situatie toetsen aan de huwelijken die hierin beschreven stonden en op die manier dienden de verhalen als moralisatie. Het boek is een raamvertelling; het werd verhaal werd afgewisseld met dialogen. De huwelijksthematiek sloot aan bij genreschilderijen met huislijke taferelen. Ze hadden een opvoedende functie en waren voor breed publiek.

3.5 liederen en liedboeken
Tijdens de 16e en 17e eeuw was er een zangcultuur, liederen werden verzameld in liedboeken. Vanaf de 17e eeuw kwamen er ook grote luxeliedboeken die draaiden om één thema: de liefde. Ze waren bedoeld voor de jeugd: de huwbare groep mensen met geld en vrije tijd. Een belangrijk liedboek was het Groot Lied-boeck van G.A. Bredero. Zijn liederen werden ondergebracht in Boertig (komisch), Amoreus (liefde) en Aandachtig (religieus). Liederen werden geschreven op al bestaande melodieën: de contrafactuur (nieuwe tekst bestaande melodie). Bij Boertige liederen ging het om ongelijke liefde tussen twee in leeftijd verschillende partners en onbeschaafd gedrag.

3.6 sonnet
Het sonnet is ontstaan in de 13e eeuw en werd populair door de Canzoniere van Petraca. Veel dichters schreven sonnetten, de belangrijkste sonnetdichter is P.C. Hooft. Het waren gedichten van 14 regels met op het eind ineens een andere wending. Het ging vaak over liefdesklacht.

3.7 ernstig en komisch toneel
Er zijn drie fasen te onderscheiden van de belangrijkste toneelontwikkelingen in Amsterdam. In begin 17e eeuw waren er twee rederijkerskamers, De eglentier (de oude kamer) en Het Wit Lavendel. G.A. Brodero en P.C. Hooft begonnen in De eglentier. Hun eerste stukken werden door De eglentier opgevoerd. In 1617 richtte Samuel Coster de Nederduytsche Academie op. Hij streefde naar klassieken gebaseerd toneel in de volkstaal. Stukken van G.A. Brodero en P.C. Hooft werden voortaan op de academie opgevoerd. De laatste stap in de ontwikkeling was de bouw van de Amsterdamse Schouwburg in 1637, daar werden daarna de belangrijkste stukken opgevoerd. Het is de ontwikkeling van rederijkerstoneel naar renaissancetoneel. Het modernere toneel functioneerde als spiegel: er werd een bepaald gedrag getoond.

Toneel had een stedelijke functie. De opbrengsten gingen naar sociale instellingen. Ook had toneel een opiniërende functie. Schrijvers verwerkten hun mening en die werd zo verspreid. Er werd veel ernstig toneel (treurspel) en komisch toneel (komedie en klucht) gemaakt in Amsterdam. Muziek en zang waren onderdeel van de voorstelling. 

In een treurspel of tragedie werden in vijf bedrijven de ondergang van hoge figuren getoond. Het taalgebruik was verheven en het onderwerp was ontleed aan de Oudheid, geschiedenis of bijbel.  Er was onder andere de retorisch-didactische tragedie waarmee Hooft wilde laten zien hoe de mens zich met zelfbeheersing hoorde te gedragen, anders ging je ten onder. De morele les word talig overgebracht met lange monologen of discussies.

Joost van Vondel schreef Gysbreght van Aemstel. Hij streefde naar toneelspel gebaseerd op toneelwetten van Aristoteles, een Aristotelische tragedie. De hoofdpersoon staat voor en conflict en moet kiezen, hij maakt naar de catastrofe leidende verkeerde keuze. De peripeteia is het moment van inzicht na de beslissende wending. De morele les blijkt uit het handelingsverloop.

In komisch toneel werden voor het publiek herkenbare typen bespot. De hadden een moraliserend en didactisch doel. Ze waren in de opvoedende functie verwant aan genreschilderijen. Ze maakten namelijk beide gebruik van technieken waarbij alledaagse gebeurtenissen centraal stonden.

Renaissancekomedie ging terug op de Romeinse komedie. Romeinse komedies maakten deel uit van de lesstof in de 16e en 17e eeuw. Het doel was lering en vermaak (moraliserend en didactisch). Een komedie had vijf bedrijven, en een happy end. De personages waren alledaagse mensen met een vaste karaktertrek. Er werden herkenbare typen en ondeugden bespot.

Personages in kluchten waren ook voorspelbare figuren die onbeschaafd en ongewenst gedrag vertoonden. Kluchten hadden een vaste thematiek als bedrog en overspel. Klucht van de koe van G.A. Brodero is belangrijk.

 Cursus 10 achttiende eeuw


1 Historische context:

Tijd van pruiken revoluties 1700-1800

1.1 opstand en revolutie
In de tweede helft van de 18e eeuw brak in 1775 de Amerikaanse Vrijheidsoorlog uit, Engeland raakte namelijk in conflict met haar dertien koloniën. In juli 1776 werd de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten uitgeroepen (de Declaration of Indenpendence, all men are equal). De burgerij in Europa wilde meer invloed en volgde het streven en zelfbestuur in Amerika. Frankrijk was absolutistisch, adel en kerk waren bevoorrecht en de burgerij (kooplieden, bankiers, fabrikanten) had geen invloed op het bestuur. Op 14 juli 1789 werd de Bastille bestormd wat was begin van de Franse Revolutie wordt gezien. In 1792 werd de Franse Republiek uitgeroepen. Revolutionairen waren onderling verdeeld. Jacobijnen die voor dictatuur van gelijkheid waren, stonden tegenover Girondijnen die wat gematigder waren. De Jacobijnen vestigden een dictatuur: de Terreur. In 1799 greep Napoleon Bonaparte de macht. Hij liet zich in 1804 tot keizer kronen waarmee de Revolutie voorbij was.

1.2 pruikentijd
In de Nederlandse Republiek waren regenten aan de macht. De burgerij wilde invloed op het bestuur. Er waren drie opvattingen over de verdeling van de macht van het bestuur. De stadhouder (edelman) en aanhang (Oranjepartij), de regenten (bestuurder van de stad) die tegen de stadhouder waren, en patriotten (burgers) die tegen stadhouder en regenten waren, zij wensten meer invloed voor de burgerij in het bestuur. De patriotten verantwoordden de belangen van de emanciperende burgerij. Aan het eind van de 18e eeuw werd de Bataafse Republiek gesticht, door inval van Frankrijk en de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden bestond niet meer. Tot de Bataafse Republiek was er een regentenheerschappij die hun rijkdom uitten > elegante kleding, pruiken; volgens de Parijse mode. Dit heet de pruikentijd. De elite van regenten verfranste waardoor verschillen zichtbaarder werden tussen de burgerij en regenten. De burgers bekritiseerde deze verfransing. De Industriële Revolutie begon in Engeland en kreeg door de stoommachine van James Watt een extra impuls. In de Republiek stagneerden handel en nijverheid doordat regenten vooral rentenierden in plaats van nieuwe investeringen te doen. Dit zorgde voor achteruitgang in economisch opzicht. Ook nam Engeland de macht in handel en beheersing van zee en koloniën over waardoor de achteruitgang van de economie nog meer werd versterkt. Werkloosheid steeg en ontevreden burgerij wenste meer invloed.

2 Culturele context:

2.2 filosofie
Immanuel Kant was een van de belangrijkste filosofen uit de 18e eeuw. Volgens hem begon kennis met zintuiglijke waarneming van afzonderlijke verschijnselen (ervaring). Het verstand, ratio, reikte begrippen aan die kennis verwoordden om zo tot kennis van algemene waarheden te komen. Afzonderlijke verschijnselen vinden in tijd, ruimte of in een causaal verband plaats. Hij stelde grenzen aan de menselijke kennis. Alle kennis kwam voort uit waarneming en de mens kon dus geen uitspraken over God of de Ziel doen. Wat kan ik weten? Wat moet ik doen?

2.2 verlichting
De Verlichting is een emancipatiebeweging van de burgerij die zich bevrijdde van traditionele visies en belangen op het gebied van ethiek, geloof, politiek en rechtspraak. De basis van deze ‘bevrijding’ was het zelfstandig kritisch denken. De burger moest rationeel zijn: zelfstandig kritisch denken en volgens dat handelen. Onderwijs en de verspreiding van kennis werden beschouwd als middelen tegen vooroordelen. De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (1784) zorgde voor scholing van de burgerij. •Filosofie en schrijvers richtten zich op praktische en maatschappelijke problemen. Verlichtingsfilosofen pleitten voor verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid. Er was kritiek op het absolutisme. Montesquieu pleitte voor de trias politica, scheiding der machten. Rousseau meende dat de mens vervreemd was van zichzelf en misvormd was door de maatschappij. De mens was van nature vrij en oorspronkelijk goed. Volgens hem was het mogelijk door opvoeding de mens te herstellen. •De filosofen en schrijvers wilden hun werken aan een zo groot mogelijk publiek duidelijk maken en gebruikten daarbij de satire: spottende teksten de belerend en kritisch zijn bedoeld. •De Verlichting was een beweging voor en door de burgerij, het werd een sociale klasse die veranderingen wilde. Ook ontwikkelde de burger zich als individu, wie ben ik? Dagboeken en brieven werden populair. De roman (1780) bleek een geschikte vorm voor ontdekking van persoonlijke en innerlijk. • Kennis van wetenschap en techniek nam toe wat leidde tot vertrouwen in de mens en de toekomst.
- Hermanus Boerhave, geneerkunde
- Pieter Teyler, rijke koopman
- Eise Eisinga, planetarium

2.3 Kunst in de 18e eeuw
De kunstenaar in de 18e eeuw was een opvoeder en opinievormer voor het publiek. Hij werkte in opdracht. Cornelis Troost maakte NELRI voor Snakenburg. Werk met symboliek nam geleidelijk af en kunst moest begrijpelijk zijn voor de burger.

2.4 classicisme
Het classicisme (17e eeuw) was een stijl van vorsten en machthebbers. In de 18e eeuw werd het hergebruikt door de emanciperende burgerij. Het werd aangepast aan de opvattingen van de burgerlijke publieksgroep (eenvoud, zakelijkheid, regelmaat, heldere lijnen). De duidelijke lijnvoering en eenvoud pasten bij het verlichtingsideaal van morele zuiverheid. De classicistische schilderijen hebben koele kleuren, scherpe contouren en een statige compositie. De onderwerpen werden historische gebeurtenissen in plaats van mythologische scenes. Het burgerlijk classicisme werd de stijl van de Franse Revolutie. De schilder van de revolutie was Jacques Louis David.

2.5 muziek
In de 17e tot 18e eeuw was er barokmuziek die bedoeld was om gevoelens en hartstochten uit te drukken. Er was een contrastwerking en werd componeert voor bepaalde gelegenheden. Een orkest had een concertmeester. Componisten zoals Bach schreven kerkelijke en wereldlijke muziek. Concerto grosso was een concert waarbij een kleine groep solisten tegenover de rest van het orkest stond. In de tweede helft van de 18e eeuw loste de klassieke stijl van de Weense school met Haydn, Mozart en Beethoven de barokmuziek af. Ze wilden evenwicht door logische ordening van muzikale motieven en melodieën. Overheersende compositietechnieken: herhaling, symmetrie, variatie en contrast. Ontstaan symfonieorkest. Tot in de 18e eeuw werden componisten beschouwd als een ambachtsman die de opdracht uitvoerde. Maar ze werden zelfbewuster en gingen zichzelf beschouwen als kunstenaars.

3 Literaire ontwikkelingen:

3.1 schrijver en publiek
Schrijvers in de 18e eeuw kwamen uit alle lagen van de burgerij. Het was voor burgers en door burgers. Schrijvers zagen zich als opinievormers en opvoeders, ze beschouwden zich als de intellectuele elite van de burgerij. Ook gingen vrouwen een grotere rol spelen als schrijfsters. – Wolff, Deken en Belle Zuylen

3.2 classicistisch toneel
Het dichtgenootschap Nil volentibus arduum wilde het toneel in de Republiek hervormen door het Franse classicistische toneel (Corneill, Racine en Molière) als voorbeeld te nemen. Het Frans classicistische toneel was de gehele 18e eeuw het populairste toneel in de Republiek. Het doel was het publiek via toneel morele levenslessen te leren. Toneelpersonages waren voorbeelden van positief of negatief gedrag. De eis van poëtische gerechtigheid; deugd werd beloond en ondeugd bestraft. De handelingen moesten logisch en waarschijnlijk zijn, het taalgebruik beschaafd en fatsoenlijk. Het wederzijds huwelijksbedrog van Pieter Langendijk is hier een voorbeeld van.

3.3 spectatoriale tijdschriften
Vanaf 1730 werden spectatoriale tijdschriften populair.  De naam was afkomstig van het tijdschrift Spectator van Steel en Addison. De naam verwijst naar het tijdschrift zelf en naar de hoofdpersoon. De hoofdpersoon was de verteller die lezers leidde en moraliserend optrad. Het functioneerde als opinieorgaan voor de burgerij. De spectator gaf raad over zaken uit het dagelijks leven over problemen op zedelijk en godsdienstig gebied. Teksten waren leerzaam en amusant en moesten aanzetten tot denken en discussie. Het tijdschrift sloot aan bij idealen van de Verlichting (deugdzaamheid, tolerantie, mens kan zich verbeteren door redelijk denken) en er werden geen individuele personen beschreven maar karakterschetsen; algemeen menselijke eigenschappen weden gekritiseerd of geprezen. Ambachtslieden of adel werden bespot, maar de burgerij nooit. Soorten teksten in deze tijdschriften: verhandeling, moraliserende gedichten, karakterschets of lezersbrieven. Lezersbrief suggereerde een vertrouwelijk gesprek. De tijdschriften werden gelezen in koffiehuizen. Het was het centrum van het stedelijke sociale leven in de Republiek in de 18e eeuw. In 1780 daalde populariteit door de komst van de roman en er mocht niet over politieke kwesties geschreven worden in het tijdschrift, terwijl deze juist heel actueel waren. De Hollandsche Spectator van Justus van Effen was het bekendste tijdschrift van de Republiek. Hierin werden de opvattingen van de Verlichting gepropageerd: deugd, redelijkheid, tolerantie, afwijzen van religieus fanatisme en kritiek op ondeugden zoals luiheid.

3.4 kindertijdschriften
In de Verlichting waren opvoeding en onderwijs belangrijke thema’s. Er werden speciaal voor kinderen teksten geschreven. Hieronijmus van Alphen schreef Proeve van Kleine Gedigten voor Kinderen. Onderwerpen zijn studie-ijver, oprechtheid, gehoorzaamheid en de relatie tussen kind en ouder. Het kind verwoordt de les of moraal in makkelijk taalgebruik. De onderwerpen sloten aan bij voor kinderen herkenbare zaken en gevoelens, hun belevingswereld.

3.5 imaginaire reisverhalen
Een populair genre was het imaginaire reisverhaal, een verhaal over een reis naar een denkbeeldig land. Het kon gebruikt worden om maatschappijkritiek te leveren, de situatie in het eigen land kon namelijk bekritiseerd worden, hierom was het populair. Een voorbeeld is Gulliver’s Travels van Jonathan Swift. Reize door het Aapenland van Schasz is ook een imaginair reisverhaal.

3.6 opkomst van de roman
Vanaf 1780 kwam de roman in ontwikkeling. Er werd veel aandacht geschonken aan psygologische verdieping van personages en de innerlijke ontwikkeling van personages werd uitvoerig beschreven.  Men was aanvankelijk bang dat de roman zou zorgen voor zedelijk en moreel verval. Die angst verdween echter toen er romans verschenen die het tegendeel bewezen. Het paste bij de Verlichting want mensen kregen aandacht voor zelfbespiegeling, innerlijk en leven en analyse van het eigen gedrag. De romans van Richardson (Pamela en Clarissa) toonden wat positief en negatief gedrag was. Zedenromans verdedigden de heersende normen en waarden. Er werd gebruik gemaakt van de briefvorm deze versterkte de illusie van echtheid. Ieder personage had typerende kenmerken en kon spanning verhogen. •Wolff en Deken schreven De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, die opvoedkundige adviezen bevat. Het gaat over het dagelijks leven en de personages zijn gewone burgers. De namen van de briefschrijvers zijn programmanamen, ze typeren het karakter. Feith schreef Julia, waarin sentimentalisme centaal staat. Het is een sentimentele roman, de gewaarwordingen van personages staat centraal. De nadruk ligt niet op handelingen maar op het gevoel. Feith wilde zijn lezers emotioneel raken en laten meeleven, hij wilde emotionele effectwerking. Sentimentalisme paste bij de Verlichting omdat het aansloot bij de positieve waardering van het menselijk gevoelsvermogen.

3.6 opkomst van de roman
Vanaf 1780 kwam de roman in ontwikkeling. Er werd veel aandacht geschonken aan psygologische verdieping van personages en de innerlijke ontwikkeling van personages werd uitvoerig beschreven.  Men was aanvankelijk bang dat de roman zou zorgen voor zedelijk en moreel verval. Die angst verdween echter toen er romans verschenen die het tegendeel bewezen. Het paste bij de Verlichting want mensen kregen aandacht voor zelfbespiegeling, innerlijk en leven en analyse van het eigen gedrag. De romans van Richardson (Pamela en Clarissa) toonden wat positief en negatief gedrag was. Zedenromans verdedigden de heersende normen en waarden. Er werd gebruik gemaakt van de briefvorm deze versterkte de illusie van echtheid. Ieder personage had typerende kenmerken en kon spanning verhogen. •Wolff en Deken schreven De Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart, die opvoedkundige adviezen bevat. Het gaat over het dagelijks leven en de personages zijn gewone burgers. De namen van de briefschrijvers zijn programmanamen, ze typeren het karakter. Feith schreef Julia, waarin sentimentalisme centaal staat. Het is een sentimentele roman, de gewaarwordingen van personages staat centraal. De nadruk ligt niet op handelingen maar op het gevoel. Feith wilde zijn lezers emotioneel raken en laten meeleven, hij wilde emotionele effectwerking. Sentimentalisme paste bij de Verlichting omdat het aansloot bij de positieve waardering van het menselijk gevoelsvermogen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.