De verlichting. (18e eeuw) “Tijdperk van de Rede”
Mens had altijd in een geestelijke duisternis geleefd, maar daar begon nu een einde aan te komen.
Men voelde zich niet langer gebonden aan wat was overgeleverd door vroeger of voorgeschreven door de Kerk.
Men ging zelf onderzoeken hoe de wereld in elkaar zat (empirisme). Hierdoor ontstond de opvatting dat het menselijke verstand in staat was alles op te lossen.
Deïsme: de opvatting dat er wel een Opperwezen bestaat, maar dat de verering daarvan in de vorm van een godsdienst zinloos is.
Voltaire (1694-1778) propageerde het idee der tolerantie (verdraagzaamheid): ieder mens moet kunnen denken en geloven wat hij wil.
Trias politica: uitvoerende macht (regering), wetgevende macht (parlement) en rechterlijke macht moeten gescheiden zijn.
Monarchie en godsdienst werd gezien als iets wat de menselijke capaciteiten in de weg stond.
Liberalisme: de overheid moet zich zo weinig mogelijk bemoeien met de economie.
Men ging er van uit dat de mens in wezen goed is en dat verkeerd gedrag voortkomt uit gebrek aan kennis van het goede.
Neoclassicisme: men volgde de ‘klassieke’ regels na die in de 17e eeuw door Nicolas Boileau waren opgesteld.
Het grootste didactische werk uit de Verlichting is de Encyclopédie (onder leiding van Denis Diderot).
Er verschenen veel tijdschriften om de verlichtingsideeën te verbreiden. (spectatoriale geschriften)
Imaginaire reisverhaal: een tekst waarin men een reis beschrijft die nooit heeft plaatsgevonden.
Utopie: ideale wereld. Utopische romans: romans over ideale wereld.
Robinsonade: een roman over een of meer personen die door omstandigheden van de rest van de wereld afgezonderd raken en zich alleen moeten redden.
Roman: de gebeurtenissen in het verhaal zijn een middel om personages te beschrijven.
De romantiek. (19e eeuw)
Gevoeligheid, verbeeldingskracht en individualisme stond op de eerste plaats. De eerste eis aan kunst was originaliteit.
Bohémiens: artistieke figuren die er anders uit zien en zich anders gedragen dan doorsnee mensen.
Romantische kunst is lyrisch(vol met gevoel). In de verlichting was dit didactisch (opvoedkundig).
Op wetenschappelijk gebied komt interesse voor het natuurlijke tot uiting. Nu nog vinden we dat kunst individuele gevoelens moet weergeven, en is originaliteiteen eis.
Weltschmerz en Sehnsucht: heimwee en verdriet speelden een grote rol bij het schrijven.
Romantici lieten zich inspireren door middeleeuwse literaturen van west-europa.
Escapisme: het willen ontsnappen aan de alledaagse realiteit.
Historische roman: historische achtergrond is veel authentieker.
Cultuursprookjes: deze waren moeilijke dan volkssprookjes.
Douwes Dekker (Multatuli) werd benoemd tot assistent-resident van Lebak (1856). Douwes Dekker maakte misbruik van zijn positie. Douwes Dekker werd naar een andere plaats overgebracht. Douwes Dekker was verontwaardigd en nam ontslag. Financieel zat Douwes Dekker aan de grond. Hij schreef de roman Max Havelaar. Daar beschreef hij de zaak met als doel eerherstel voor zichzelf. Het boek werd gepubliceerd onder het pseudoniem: Multatuli “ik heb veel gedragen”.
Multatuli besloot er een roman van te maken om een groter publiek te bereiken en meer overtuigingskracht te winnen.
Droste effect: verhaal in een verhaal.. in en verhaal…
In hoofdstuk 2 van Max Havelaar ontmoet Batavus Droogstoppel iemand: Sjaalman. Hij bemoeide zich altijd met dingen die hem niet aangingen. Aan het eind van de roman, veranderd het verhaal in een beschouwing. Multatuli komt met een verdediging van het boek, die hij ondergeschikt noemt aan zijn boodschap: “De Javaan wordt mishandeld!”
Doel van Max Havelaar: Volk beter beschermen.
Schrijvers: Eduard Douwers Dekker
Vertellers: Stern (Duitse Klerk), Max Havelaar (pakket van Sjaalman), Droogstoppel & Multatuli aan het eind een aanklacht.
Aan het eind van de 19e eeuw waren veel uitvindingen gedaan (telefoon, gloeilamp). Dit ging gepaard met grote economische bloei. De tijd van het kapitalisme.
“Het kinderwetje van Van Houten”: kinderen onder de 12 jaar mochten niet werken.
“Worgwetten”: het verbod op stakingen van overheidspersoneel.
1875-1914 werd het “Fin de siècle”genoemd, waarmee aangegeven werd dat dit een afsluitende periode is. Een andere naam is “La belle époque”
Darwin had zijn evolutieleer gepubliceerd. Dieren die het meest zijn aangepast om e overleven, zullen meer nakomelingen krijgen. De theorieën werden gezien als een gevaar voor de macht van de heersende klasse.
Naturalisme: men wilden niet alleen laten zien hoe het leven van de mens was, maar ook hoe het zo was geworden.
Fatalisme: de opvatting dat het leven van de mens bepaald wordt door het noodlot, en dat een vrije wil niet bestaat.
Impressionisme: schrijven en kunst maken op een manier zoals kunstenaars naar de wereld kijken.
De moderne tijd. 1914 - 1945
WO I + WO II: desillusie/teleurstelling over wat we als mensheid lieten gebeuren.
Voor WOII: meer helden. Na WOII: meer antihelden, sukkels (mr. Beans.)
Modernisme: allerlei stromingen worden onderscheiden, maar ze hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze een radicaal andere kunst voorstonden dan de vorige.
Abstracte of non-figuratieve kunst: elke herkenbaarheid uit het schilderij is verdwenen. Alleen vormen en kleuren.
In Frankrijk heet het expressionisme: fauvisme.
Poésie pure: gedichten waarin het niet zozeer gaat om de inhoud, maar waarin een sfeer/gevoel wordt opgeroepen.
Na de Tweede Wereldoorlog.
Na de WO II kwamen onder andere de Werkloosheidwet WW, en de Algemene Ouderdomswet AOW tot stand. In de jaren 60 nam woningnood af, en lonen namen toe.
Existentialisme: opvatting dat de mens in een wereld is ‘geworpen’ waar hij niet om heeft gevraagd. De mens is vrij, want hij kiest zijn eigen lot.
Geëngageerde literatuur: men nam stelling tegen sociale en politieke misstanden. (politieke activiteiten, protestbijeenkomsten, demonstraties).
Roman noir: sombere romans, waarin het leven uitzichtloos is.
Absurdistische literatuur: de paradoxale situatie van de mens werd verbeeld in romans en toneelstukken.
De moderne tijd. 1970 – heden
Vrouwen gingen vechten voor gelijke kansen, en zo werd de wet van gelijke beloning van mannen en vrouwen vastgelegd.
Schilderkunst en muziek was geïnspireerd op het modernisme van de jaren rond WO I.
In de poëzie keerden in de jaren 70 traditionele kenmerken zoals rijm en regelmatige strofebouw weer terug.
Postmodernisme: beeldende kunst van onder andere popart.
Eclectische kunst: men grijpt niet terug op één stroming, maar uit allerlei richtingen en stromingen.
Intertekstualiteit: de teksten verwijzen vaak niet meer naar een werkelijkheid, maar naar andere teksten of zelfs alleen maar naar zichzelf.
REACTIES
1 seconde geleden