Culturele achtergronden:
- Sigmund Freud-> menselijk gedrag bepaalt door onbewuste factoren, die ontstaan in de oedipale fase van de ontwikkeling (ontstaan oedipuscomplex) -> dit zorgde voor een nieuw mensbeeld. Zijn opvattingen ondermijnden de normen en waarden en het wereldbeeld van de burgerij (rationele mens in geordende wereld)
- Kunst uit de periode 1900-1940: breuk met voorafgaande periode: historische avant-garde. Geen natuurgetrouwe weergave meer maar bepaalde vorm van abstractie. Vorm, kleur en compositie domineren de inhoud, zoeken naar zuiverheid (Mondriaan, Kandinsky), collage- en montage technieken.
- Expressionisme: ontstaan uit onvrede met de heersende academische schildertraditie-> persoonlijke expressie en het intuïtieve centraal (Die Brücke/Kirchner) en een filosofisch-spirituele vorm (Der Blaue Reiter/ Kandinsky, Marc)
- Uitbreken WO I was einde expressionisme.
- Dadaïsme: ontstaan in Zürich, reactie van ontgoocheling en ontreddering op WO I -> chaos scheppen d.m.v. anti-kunst, antiburgerlijkheid, cultuurkritiek (nihilistisch wereldbeeld= geen idealen en geen geloof in verbetering v.d. maatschappij) -> primitief en veel collagetechniek.
- Surrealisme: minachting voor de burgerlijke en materialistische maatschappij-> onbewuste, de droom en de verbeelding ruimte geven, mentale vrijheid van de kunstenaar centraal (Bréton, oriëntatie op Freud).
- Piet Mondriaan: De Stijl (=tijdschrift); Mondriaan maakt spirituele ontwikkeling door richting symbolisme, kleur en symboliek belangrijk. Daarna fase van Nieuw Beelding-> abstractie (onder invloed van kubisme = breuk met schilderen vanuit centraal perspectief); weergave zuivere realiteit/harmonie
Literaire ontwikkelingen:
schrijver en publiek:
Publieksschrijvers: realistische romans (Ina Boudier-Bakker, Johan Fabricius). Zij schreven bestsellers, voor het nieuwe publiek van middengroepen en vrouwen. Verder waren er eliteschrijvers: (Menno Ter Braak, E. Du Perron) zetten zich af tegen de publieksschrijvers, voelden zich verheven boven de massa, moesten de cultuur beschermen tegen de vervlakking van de massaliteratuur. Levenshouding: onzekerheid, twijfel, zelfreflectie -> boeken werden echter weinig verkocht.
In NL Literatuur van het Interbellum stonden verschillende ontwikkelingen naast elkaar: doorwerking romantiek en aansluiting bij avant-garde -> traditie en vernieuwing bestonden naast elkaar
Doorwerking romantiek: Slauerhoff : romantiek: lijden aan het leven, verlangen
Arthur van Schendel: neoromantiek: werkelijkheid als onbevredigend ervaren en ontvlucht, dromen achterna gaan, historische romans zonder verheerlijking van eigen nationale verleden.
Avant-garde invloeden: gedichten worden autonome taalbouwsels (geen weergave van een individueel gevoel, dubbelzinnigheid, klank, ritme). Theo van Doesburg (= I.K. Bonset), Paul van Ostaijen (ook dadaïstische collagetechniek -> traditionele versregels en volzinnen vallen uit elkaar en associaties vervangen de logische gedachteontwikkeling), Hendrik Marsman (vitalistisch: verheerlijking van het leven; maar tegelijk ook sombere pessimistische gedichten vol levens- en doodsangst)
Martinus Nijhoff: meerduidige gedichten, complex, raadselachtig, hij streefde naar gedicht als autonoom organisme. Hij zocht naar vernieuwing zonder de band met traditie te verbreken.
Vernieuwing van de roman:
- opkomst psychologische roman, waarin veel aandacht wordt geschonken aan gedrag, gevoelens, driften en verlangens van de personages. Typerend is analyse eigen ik. -> verband tussen Freuds psychoanalyse en deze romans.
- Simon Vestdijk en zijn Anton Wachter serie.
- De nieuwe roman sloot aan bij de film: montage techniek, hedendaagse onderwerpen, geen ik-vorm, geen gepsychologiseer.
- F. Borderwijk met Bint, Blokken en Karakter.
Verder opkomst modernisme in de roman: breuk met realisme en naturalisme, nadruk op subjectieve en zintuigelijke werkelijkheidsbeleving en de innerlijke wereld van het individu, bewustzijnsstroom (de weergave van indrukken van buiten, herinneringen, associaties en gedachten die niet geordend maar door elkaar en chaotisch aan de lezer worden gepresenteerd.
- Carry van Bruggen met Eva, Simon Vestdijk
Rondom Forum:
Forum was een tijdschrift onder redactie van Ter Braak en Du Perron. Een sceptische houding en individualisme werd benadrukt, zette zich af tegen het collectieve en de massa.
De oorspronkelijkheid en de persoonlijkheid van de schrijver/dichter moet uit het werk spreken (de ‘vent’), voorkeur voor psychologische (vaak autobiografische) romans met een individualistisch hoofdpersonage dat veel aandacht heeft voor het eigen innerlijk en bewustwording
- Herwaardering voor romans van Simon Vestdijk en het werk van Willem Elschot (o.a. Kaas)
20ste eeuw: jaren ’50 en ‘60
Historische en culturele achtergronden:
- Einde WO II, Koude Oorlog -> pessimisme en angst, dekolonisatieproces
- Na oorlog NL wederopbouw + verzuiling.
- Ontstaan jeugdcultuur en ontwikkeling popmuziek
- Tweedeling: verlangen naar restauratie tegenover verlangen naar vrijheid en verandering
- Na WO II veel invloed van filosoof/schrijver Jean-Paul Sartre met zijn existentiefilosofie: de mens bestaat voor zover hij zich verwezenlijkt door zijn daden. Mens heeft een vrije wil en is zelf verantwoordelijk voor zijn keuzes -> existentialisme werd een levensstijl
- Vóór WO II was Europa centrum van kunst, erna de VS -> zowel abstracte als figuratieve kunst. De groep Cobra schilderde spontaan en improviserend, ontstaan Popart: nadrukkelijk figuratief, ontleend aan massacultuur
Literaire ontwikkelingen:
Schrijver en publiek:
wereldbeeld van naoorlogse schrijvers was tegendraads en non-conformistisch, verzet tegen verzuiling, restauratiegedachte, preutsheid en burgerlijke braafheid.
- Gerard Reve, Jan Cremer, Willem Frederik Hermans, Hugo Claus, Louis Paul Boon, Harry Mulisch, Jan Wolkers, Lucebert, Gerrit Kouwenaar
Vooral in jaren ’60 taboes, vooral op gebied van (homo)seksualiteit, doorbroken -> Wolkers en Cremers braken hiermee door. De vernieuwing in ’50 en ’60 werd niet altijd positief ontvangen; de kritiek richtte zich vooral op de personages, die werden opgevat als vertegenwoordigers van een verloren generatie.
Belangrijk aspect van de literatuur van ’50 is de verwerking van oorlogstrauma -> Hermans, Mulisch, Kouwenaar -> kritisch tegenover de geijkte beeldvorming van WO II.
- In tegenstelling tot verzetsliteratuur na de oorlog geen vanzelfsprekend gezamenlijk beeld van de werkelijkheid tussen schrijver en publiek. De literatuur van ’50 en ’60 verschil van de vooroorlogse
Vernieuwing in het proza:
*Kenmerkend voor debuterende naoorlogse generatie prozaschrijvers: pessimistisch wereldbeeld, werkelijkheid voorgesteld als chaos, vol onduidelijkheden en misverstanden, personages zijn antihelden (niet goed in staat is richting te geven aan zijn eigen leven, slachtoffer van omstandigheden, eenzaam, angstig, ontgoocheld, geen idealen), die tevergeefs proberen grip te krijgen op zichzelf en de chaotische wereld om hen heen.
- Boon, Claus, Hermans, Reve, Mulisch
*In ’60 algemene tendens om beschrijving van de werkelijkheid centraal te stellen
- Mulisch met boeken in reportagevorm, Reve met autobiografische elementen)
*Daarnaast schrijvers die experimentele romans schrijven waarin het kunstmatige karakter van literatuur onderzocht en benadrukt werd, de psychologische roman met betrouwbare weergave van werkelijkheid en herkenbare personages werd ter discussie gesteld. Schrijvers gebruiken vervreemdingstechnieken en montagetechniek
- Sybren Polet met Mannekino. Grens tussen verbeelding en werkelijkheid staat ter discussie
*ook nieuwe mogelijkheden voor historische romans
Beweging van Vijftig/ Vijftigers: dichters die contact hadden met schilders van Cobra, ze streefden naar vernieuwing, hun werk is verzet tegen de literaire en maatschappelijke restauratie. Loslaten traditionele versvormen, experimenteel ( van ‘experience’) , autonomie van het gedicht.
- Remco Campert, Jan Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Bert Schierbeek.
Neorealisme: reactie op poëzie van de Vijftigers. Nieuwe kijk op het alledaagse, het ongewone van het gewone, zakelijk verwoorden wat was waargenomen, voorkeur voor ready made= bestaand tekstmateriaal wordt geheel of gedeeltelijk in een literair werk opgenomen, afkeer van traditionele dichterlijke taal -> verwantschap met popart.
- Hans Sleutelaar, Bernlef, Schippers
20ste eeuw: jaren ’70 en ’80
Historische en culturele achtergronden:
- Politieke situatie Midden-Oosten steeds meer in middelpunt v.d. wereldpolitiek
- Einde koude oorlog
- 1973-74: oliecrisis -> milieu werd belangrijker
- Ik-tijdperk: individualisme, zoektocht naar eigen identiteit, zelfontplooiing.
- 2de feministische golf zette door
- Filosofie ’70: wetenschapsfilosofie
- Filosofie ’80: postmodernisme
- Kunst: heterogeniteit in media, geen dominante stijl, stroming of beweging. Anders dan ’60 (popart + onpersoonlijke abstracte kunst) -> verschuiving naar individuele persoonlijkheid v.d. kunstenaar
Literaire ontwikkelingen:
schrijver en publiek:
literatuur is niet meer normverleggend, taboedoorbrekend of tegendraads. Ik-tijdperk-> kenmerkend is gebruik van autobiografisch materiaal-> schrijvers/personages zijn meer bezig met persoonlijke ontwikkeling dan met maatschappelijke onderwerpen
Van ’50 naar ’70:
Mulisch en Bernlef veranderen: niet meer provocerend en taboedoorbrekend. Mulisch-> gelaagde romans (=romans die op meerdere niveaus te lezen zijn), Bernlef -> eenzaamheid en mentale avonturen het belangrijkste onderwerp
Journalistiek als literatuur:
door de Kronkels van Simon Carmiggelt werden krantenstukjes als literair medium erkend (hij publiceerde dagelijks een kort verhaaltje in de krant, met humoristisch en weemoedig karakter, maar meestal ontbraken verwijzingen naar actualiteit). Belangrijke navolger is Kees van Kooten.
In ’70 komt de column op in week-en dagbladen
Korte verhalen:
in ’70 voorkeur voor korte verhalen. Grofweg 2 soorten (maar veel verhalen kenmerken van beide):
- korte verhalen die tamelijk abrupt beginnen, vaak zonder ontknoping eindigen en die vrij direct verwijzen naar de voor de lezer herkenbare, realistisch beschreven werkelijkheid
-korte verhalen waarin meer de nadruk gelegd wordt op het verhaal als zorgvuldig geconstrueerd taalbouwsel zonder duidelijke realistische intenties.
- Biesheuvel was met zijn verhalenbundels zeer populair. Onderwerpen zijn verlangen naar veiligheid in een wereld waarin de zekerheid van het geloof is verdwenen, de eigen gereformeerde jeugd of ervaringen van een psychiatrisch patiënt in het ‘gekkenhuis’.
Gedichten in ’70 en ’80:
dichters van ’50 en ’60 bleven publiceren. Gerrit Kouwenaar is een van de meest invloedrijke naoorlogse dichters.
Afwijzing van het werk van Vijftigers en neorealisten
- Gerrit Komrij hanteerde weer traditionele dichtvormen, inhoudelijk vaak met absurdistische wending en ironie, Rutger Kopland : zoekend verwoorden van gedachten en emoties
Vormen van realisme:
veel verhalen/romans in ’70 en ’80 waren varianten op het realisme:
* Mensje van Keulen en Heere Heeresma met ironisch realisme: het banale en alledaagse werd benadrukt, reflectie en zingeving ontbraken. Favoriete onderwerpen: jeugdsentiment, melancholie en weemoed
*Maarten ’t Hart met psychologisch realisme: serieus bedoeld, nadruk op psychologische beschrijving en innerlijke ontwikkeling.
Revizorproza:
heel ander standpunt hadden de schrijvers rondom het tijdschrift De Revizor: doordachte structuur/geconstrueerd, filosofische onderwerpen. De nadruk ligt op de verteller, die probeert orde te scheppen door de reconstructie van gebeurtenissen, de lezer moet ook de gebeurtenissen reconstrueren
- Doeschka Meijsing, Frans Kellendonk, A.F.Th. van der Heijden
Politiek en feminisme:
bij realisten en Revizorschrijvers ontbreekt in de verhalen en romans maatschappelijke betrokkenheid, personages zijn meer bezig met zichzelf -> past bij ik-tijdperk.
In ’70 wel maatschappelijke onderwerpen en concrete beschrijvingen bij Frank Martinus Arion -> politiek, en bij Renate Dorrestein -> 2de feministische golf. Dorrestein had ook elementen van een gothic novel (griezelroman)
Postmodernisme:
postmodernisme is, evenals het modernisme, een internationale beweging in de literatuur vanaf ’70 en ’80. Essentieel kenmerk is wegvallen van grenzen (tussen realiteit en fictie, heden en verleden, kunst en kitsch -> als lezer raak je in de war, er is geen samenhang) . Bestaan van een persoonlijke visie en originaliteit wordt geproblematiseerd. Antirealistisch: postmodernisme probeert het realisme als betrouwe beschrijving van de werkelijkheid als illusie door te prikken. Intertekstualiteit: gebruik van bestaande teksten d.m.v. citeren of herschrijven
- Louis Ferron, Cees Nootenboom
Postmodernisme:
postmodernisme is, evenals het modernisme, een internationale beweging in de literatuur vanaf ’70 en ’80. Essentieel kenmerk is wegvallen van grenzen (tussen realiteit en fictie, heden en verleden, kunst en kitsch -> als lezer raak je in de war, er is geen samenhang) . Bestaan van een persoonlijke visie en originaliteit wordt geproblematiseerd. Antirealistisch: postmodernisme probeert het realisme als betrouwe beschrijving van de werkelijkheid als illusie door te prikken. Intertekstualiteit: gebruik van bestaande teksten d.m.v. citeren of herschrijven
- Louis Ferron, Cees Nootenboom
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden