Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Literatuurgeschiedenis 1880-1980

Beoordeling 5.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 2721 woorden
  • 29 mei 2016
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5.7
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting Nederlands Literatuurgeschiedenis 1880-’80

19de eeuw vanaf de Tachtigers:
literaire ontwikkelingen:

Beweging van Tachtig (= Tachtigers):

Vanaf 1885 publiceerden dichters en schrijvers van de Beweging van Tachtig hun romantische teksten in hun tijdschrift de Nieuwe Gids. Belangrijkste Tachtigers: Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Frederik van Eeden, Herman Gorter.

Doel: literatuur bevrijden van religieuze, morele en didactische doeleinden. Zetten zich af tegen de domineedichters, presenteerde zich als een tegencultuur -> tegen massacultuur en dominante burgerlijke cultuur.

Kenmerken:

  • benadrukken schoonheid
  • l’art pour l’art principe: kunst omwille van de kunst, dus geen moraal
  • stemmingskunst waarbij het individu/ de unieke dichtersziel centraal staat -> poëzie is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie.

 

Maar veel Tachtigerliteratuur (te beginnen bij De kleine Johannes door Frederik van Eeden) is helemaal niet individualistisch, maar wel degelijk moralistisch.

 

Herman Gorter:
de grootste dichter van de ’80-ers. Schreef het verhalende gedicht Mei -> impressionistisch: impressionisten (vb. schilderkunst) reageerden op uitwendige, plotselinge indrukken die zij vast wilden leggen, schilderijen zijn weergaven van een moment, schilderijen waren van(uit) het moderne stedelijke leven.

Daarna de bundel Verzen -> sensitivistisch: om de zintuigelijke indrukken en sensaties (=een ervaring waarin het normale tijdsbesef weg kon vallen) te verwoorden zocht hij naar pakkende beelden en de klankrijkdom v.d. taal

 

Realisme en toneelstuk Op hoop van Zegen:
realisme richtte zich op het beschrijven van de eigentijdse werkelijkheid. -> kozen voor toneel of romans.

Toneel: Herman Heijermans  met toneelstuk Op hoop van zegen (1900). -> gaat over de misstanden in de visserij. Hoofdpersoon = Kniertje, vissersweduwe (haar man is vermist op zee). Ze heeft 2 zoons: Barend die visser moet worden maar niet bij zee wil  + Geert die bij de marine was maar 6 maanden in de gevangenis heeft gezeten. Hij is verloofd met Jo. Hij moest de gevangenis in omdat hij een ander heeft geslagen (die Jo beledigde). Hij is socialistisch (leest verboden blaadjes). Hij is opstandig-> vanwege de slechte situatie waar de vissers in zitten. In het 1ste bedrijf komt hij thuis.

2de bedrijf: Barend en Geert moeten aan boord gaan van het schip ‘Hoop van zegen, Barend is verdwenen, Geert wil niet omdat het leven voor de schippers zwaar is, erg onzeker, maar de reder Bos is wel verzekerd -> Bos en Geert conflict.

3de bedrijf: Clementine, dochter van Bos, heeft gehoord dat de Hoop niet zeewaardig is. Kniertje verteld over haar overleden man. -> sluit met de uitspraak: ‘de vis wordt duur betaald’-> om vis te krijgen sterven er ook mannen op zee.

4de bedrijf: de Hoop is vermist/verongelukt/zoiets, bemanning -> Barend is aangespoeld. Clementine noemt Bos de verantwoordelijke.

 

Realistische romans: gaan over sociale milieus en maatschappelijke status. Personages proberen hun vaste sociale rollen te doorbreken, maar lopen daarbij vaak stuk op de beperkingen v.d. wereld waarin ze leven. De 19de eeuwse roman is typerend voor een burgerlijke en individualistisch gerichte maatschappij. In de loop van de 19de eeuw ontwikkelt het realisme zich van belerend (=moralistisch) naar objectief en naturalistisch (=determinisme/noodlot)

Belerend realisme:

Kenmerken:

  • Nog moraliserend
  • geen schokkende onderwerpen
  • personages zijn goed/slecht
  • happy end.

Beroemdste voorbeeld is Camera Obscura  van Hildebrand (=pseudoniem Nicolaas Beets) -> op ironische wijze kleine hebbelijkheden en misvattingen blootgelegd, waarin de gegoede, vaderlandslievende en godsdienstige 19de eeuwse burger zijn normen en warden gemakkelijk kon herkennen.

 

Naturalisme:
naturalisme= realisme waarin gestreefd werd naar objectieve weergave van de werkelijkheid

Kenmerken:

  •  niet meer moraliserend
  •  zo neutraal mogelijk
  •  Niet moraliseren-> alles moest beschreven kunnen worden-> ook taboe onderwerpen
  • gedrag van personages bepaald door determinerende factoren( = erfelijkheid, woon-en leefomstandigheden, opvoeding), ze hebben geen vrije wil
  • temperamentleer: de gedachte dat ieder mens geboren wordt met een bepaald temperament, medebepaald door erfelijke factoren-> bij een bepaald temperament horen bepaalde eigenschappen en gedragingen. In naturalistische romans vaak personages met een nerveus, onevenwicht temperament
  • noodlot speelt een grote rol: het leven van de mens wordt bepaald door buiten hem staande omstandigheden waar hij geen grip op kan krijgen
  • Afloop van naturalistische verhalen wordt bepaald door causale lijnen, vaak uitmondend in een ontnuchtering, desillusie of sterven.

Bekende naturalisten: Marcellus Emants met Een nagelaten bekentenis: verteller begint de roman met de mededeling dat hij zijn vrouw heeft vermoord, vervolgens vertelt hij zijn levensverhaal om te achterhalen welke determinerende factoren zijn leven hebben bepaald en hoe hij tot zijn daad is gekomen. Ook: Louis Couperus. Bekendste verhaal is Eline Vere , een verhaal over een nerveuze, dromerige Haagse vrouw die ten onder gaat door erfelijke factoren en het als zeer beklemmend ervaren leen in het hogere Haagse milieu waar ze in leeft.

 

Opkomst cabaret in NL:

In 1890 kwam in NL het cabaret op, dit is een exponent van de beweging van ’80. Cabaret is eigenlijk een vorm van protest. Eduard Jacobs, Koos Speenhoff en Jean Louis Pisuisse gingen, in navolging van de Parijzenaar Aristide Bruant, maatschappijkritische liedjes en liedjes over het nachtleven zingen. Zij leefden als bohemiens en trokken veel kunstenaars naar hun optreden. 

Cabaret is net zoals de ’80 ers niet helemaal individualistisch maar toch wel moralistisch. Ook benoemen cabaretiers zaken die de domineedichters niet benoemd zouden hebben.

 

20ste eeuw: 1900-1940

Historische achtergronden:

  • WO I -> verschrikkingen leidden wereldwijd tot morele ontreddering
  • Ontstaan totalitaire staten met antidemocratische regimes-> individualisme komt onder druk te staan
  • Ontgoocheling en morele ontreddering door de oorlog leidde tot cultuurkritiek: vooral angst voor de massa en het verlangen de bedreigde individualistische dualiteit te beschermen.
  • Technologische veranderingen gingen het leven steeds meer beïnvloeden, ook steeds krachtigere vrouwenbeweging-> enerzijds positief omarmen van vernieuwingen en vooruitgang, anderzijds cultuurpessimisme

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

Culturele achtergronden:

  • Sigmund Freud-> menselijk gedrag bepaalt door onbewuste factoren, die ontstaan in de oedipale fase van de ontwikkeling (ontstaan oedipuscomplex) -> dit zorgde voor een nieuw mensbeeld. Zijn opvattingen ondermijnden de normen en waarden en het wereldbeeld van de burgerij (rationele mens in geordende wereld)
  • Kunst uit de periode 1900-1940: breuk met voorafgaande periode: historische avant-garde. Geen natuurgetrouwe weergave meer maar bepaalde vorm van abstractie. Vorm, kleur en compositie domineren de inhoud, zoeken naar zuiverheid (Mondriaan, Kandinsky), collage- en montage technieken.
  • Expressionisme: ontstaan uit onvrede met de heersende academische schildertraditie-> persoonlijke expressie en het intuïtieve centraal (Die Brücke/Kirchner) en een filosofisch-spirituele vorm (Der Blaue Reiter/ Kandinsky, Marc)
  • Uitbreken WO I was einde expressionisme.
  • Dadaïsme: ontstaan in Zürich, reactie van ontgoocheling en ontreddering op WO I -> chaos scheppen d.m.v. anti-kunst, antiburgerlijkheid, cultuurkritiek (nihilistisch wereldbeeld= geen idealen en geen geloof in verbetering v.d. maatschappij) -> primitief en veel collagetechniek.
  • Surrealisme: minachting voor de burgerlijke en materialistische maatschappij-> onbewuste, de droom en de verbeelding ruimte geven, mentale vrijheid van de kunstenaar centraal (Bréton, oriëntatie op Freud).
  • Piet Mondriaan: De Stijl (=tijdschrift); Mondriaan maakt spirituele ontwikkeling door richting symbolisme, kleur en symboliek belangrijk. Daarna fase van Nieuw Beelding-> abstractie (onder invloed van kubisme = breuk met schilderen vanuit centraal perspectief); weergave zuivere realiteit/harmonie

 

Literaire ontwikkelingen:
schrijver en publiek:

Publieksschrijvers: realistische romans (Ina Boudier-Bakker, Johan Fabricius). Zij schreven bestsellers, voor het nieuwe publiek van middengroepen en vrouwen. Verder waren er eliteschrijvers: (Menno Ter Braak, E. Du Perron)  zetten zich af tegen de publieksschrijvers, voelden zich verheven boven de massa, moesten de cultuur beschermen tegen de vervlakking van de massaliteratuur. Levenshouding: onzekerheid, twijfel, zelfreflectie -> boeken werden echter weinig verkocht.

 

In NL Literatuur van het Interbellum stonden verschillende ontwikkelingen naast elkaar: doorwerking romantiek en aansluiting bij avant-garde -> traditie en vernieuwing bestonden naast elkaar

Doorwerking romantiek: Slauerhoff : romantiek: lijden aan het leven, verlangen

Arthur van Schendel: neoromantiek: werkelijkheid als onbevredigend ervaren en ontvlucht, dromen achterna gaan, historische romans zonder verheerlijking van eigen nationale verleden.

Avant-garde invloeden:  gedichten worden autonome taalbouwsels (geen weergave van een individueel gevoel, dubbelzinnigheid, klank, ritme). Theo van Doesburg (= I.K. Bonset), Paul van Ostaijen (ook dadaïstische collagetechniek -> traditionele versregels en volzinnen vallen uit elkaar en associaties vervangen de logische gedachteontwikkeling), Hendrik Marsman (vitalistisch: verheerlijking van het leven; maar tegelijk ook sombere pessimistische gedichten vol levens- en doodsangst)

 

Martinus Nijhoff: meerduidige gedichten, complex, raadselachtig, hij streefde naar gedicht als autonoom organisme. Hij zocht naar vernieuwing zonder de band met traditie te verbreken.

 

Vernieuwing van de roman:

  • opkomst psychologische roman, waarin veel aandacht wordt geschonken aan gedrag, gevoelens, driften en verlangens van de personages. Typerend is analyse eigen ik. -> verband tussen Freuds psychoanalyse en deze romans.
  • Simon Vestdijk  en zijn Anton Wachter serie.
  • De nieuwe roman sloot aan bij de film: montage techniek, hedendaagse onderwerpen, geen ik-vorm, geen gepsychologiseer.
  • F. Borderwijk  met Bint, Blokken en Karakter.

Verder opkomst modernisme in de roman: breuk met realisme en naturalisme, nadruk op subjectieve en zintuigelijke werkelijkheidsbeleving en de innerlijke wereld van het individu, bewustzijnsstroom (de weergave van indrukken van buiten, herinneringen, associaties en gedachten die niet geordend maar door elkaar en chaotisch aan de lezer worden gepresenteerd.

  • Carry van Bruggen met Eva, Simon Vestdijk

 

Rondom Forum:

Forum was een tijdschrift onder redactie van Ter Braak  en Du Perron. Een sceptische houding en individualisme werd benadrukt, zette zich af tegen het collectieve en de massa.

De oorspronkelijkheid en de persoonlijkheid van de schrijver/dichter moet uit het werk spreken (de ‘vent’), voorkeur voor psychologische (vaak autobiografische) romans met een individualistisch hoofdpersonage dat veel aandacht heeft voor het eigen innerlijk en bewustwording

  • Herwaardering voor romans van Simon Vestdijk en het werk van Willem Elschot (o.a. Kaas)

 

20ste eeuw: jaren ’50 en ‘60

Historische en culturele achtergronden:

  • Einde WO II, Koude Oorlog -> pessimisme en angst, dekolonisatieproces
  • Na oorlog NL wederopbouw + verzuiling.
  • Ontstaan jeugdcultuur en ontwikkeling popmuziek
  • Tweedeling: verlangen naar restauratie tegenover verlangen naar vrijheid en verandering
  • Na WO II veel invloed van filosoof/schrijver Jean-Paul Sartre met zijn existentiefilosofie: de mens bestaat voor zover hij zich verwezenlijkt door zijn daden. Mens heeft een vrije wil en  is zelf verantwoordelijk voor zijn keuzes -> existentialisme werd een levensstijl
  • Vóór WO II was Europa centrum van kunst, erna de VS -> zowel abstracte als figuratieve kunst. De groep Cobra schilderde spontaan en improviserend, ontstaan Popart: nadrukkelijk figuratief, ontleend aan massacultuur

 

Literaire ontwikkelingen:

Schrijver en publiek:
wereldbeeld van naoorlogse schrijvers was tegendraads en non-conformistisch, verzet tegen verzuiling, restauratiegedachte, preutsheid en burgerlijke braafheid.

  • Gerard Reve, Jan Cremer, Willem Frederik Hermans, Hugo Claus, Louis Paul Boon, Harry Mulisch, Jan Wolkers, Lucebert, Gerrit Kouwenaar

Vooral in jaren ’60 taboes, vooral op gebied van (homo)seksualiteit, doorbroken -> Wolkers en Cremers braken hiermee door. De vernieuwing in ’50 en ’60  werd niet altijd positief ontvangen; de kritiek richtte zich vooral op de personages, die werden opgevat als vertegenwoordigers van een verloren generatie.

Belangrijk aspect van de literatuur van ’50 is de verwerking van oorlogstrauma -> Hermans, Mulisch, Kouwenaar -> kritisch tegenover de geijkte beeldvorming van WO II.

  • In tegenstelling tot verzetsliteratuur na de oorlog geen vanzelfsprekend gezamenlijk beeld van de werkelijkheid tussen schrijver en publiek. De literatuur van ’50 en ’60 verschil van de vooroorlogse

 

Vernieuwing in het proza:

*Kenmerkend voor debuterende naoorlogse generatie prozaschrijvers: pessimistisch wereldbeeld, werkelijkheid voorgesteld als chaos, vol onduidelijkheden en misverstanden, personages zijn antihelden (niet goed in staat is richting te geven aan zijn eigen leven, slachtoffer van omstandigheden, eenzaam, angstig, ontgoocheld, geen idealen), die tevergeefs proberen grip te krijgen op zichzelf en de chaotische wereld om hen heen.

  • Boon, Claus, Hermans, Reve, Mulisch

*In ’60 algemene tendens om beschrijving van de werkelijkheid centraal te stellen

  • Mulisch met boeken in reportagevorm, Reve met autobiografische elementen)

*Daarnaast schrijvers die experimentele romans schrijven waarin het kunstmatige karakter van literatuur onderzocht en benadrukt werd, de psychologische roman met betrouwbare weergave van werkelijkheid en herkenbare personages werd ter discussie gesteld. Schrijvers gebruiken vervreemdingstechnieken en montagetechniek

  • Sybren Polet met Mannekino. Grens tussen verbeelding en werkelijkheid staat ter discussie

*ook nieuwe mogelijkheden voor  historische romans

  • Hella Haasse

 

Beweging van Vijftig/ Vijftigers: dichters die contact hadden met schilders van Cobra, ze streefden naar vernieuwing, hun werk is verzet tegen de literaire en maatschappelijke restauratie. Loslaten traditionele versvormen, experimenteel ( van ‘experience’) , autonomie van het gedicht.

  • Remco Campert, Jan Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Bert Schierbeek.

 

Neorealisme: reactie op poëzie van de Vijftigers. Nieuwe kijk op het alledaagse, het ongewone van het gewone, zakelijk verwoorden wat was waargenomen, voorkeur voor ready made= bestaand tekstmateriaal wordt geheel of gedeeltelijk in een literair werk opgenomen, afkeer van traditionele dichterlijke taal  -> verwantschap met popart.

  • Hans Sleutelaar, Bernlef, Schippers

 

20ste eeuw: jaren ’70 en ’80

Historische en culturele achtergronden:

  • Politieke situatie Midden-Oosten steeds meer in middelpunt v.d. wereldpolitiek
  • Einde koude oorlog
  • 1973-74: oliecrisis -> milieu werd belangrijker
  • Ik-tijdperk: individualisme, zoektocht naar eigen identiteit, zelfontplooiing.
  • 2de feministische golf zette door
  • Filosofie ’70: wetenschapsfilosofie
  • Filosofie ’80: postmodernisme
  • Kunst: heterogeniteit in media, geen dominante stijl, stroming of beweging. Anders dan ’60 (popart + onpersoonlijke abstracte kunst) -> verschuiving naar individuele persoonlijkheid v.d. kunstenaar

 

Literaire ontwikkelingen:
schrijver en publiek:
literatuur is niet meer normverleggend, taboedoorbrekend of tegendraads. Ik-tijdperk-> kenmerkend is gebruik van autobiografisch materiaal-> schrijvers/personages zijn meer bezig met persoonlijke ontwikkeling dan met maatschappelijke onderwerpen

 

 

 

Van ’50 naar ’70:

Mulisch en Bernlef veranderen: niet meer provocerend en taboedoorbrekend. Mulisch-> gelaagde romans (=romans die op meerdere niveaus te lezen zijn), Bernlef -> eenzaamheid en mentale avonturen het belangrijkste onderwerp

 

Journalistiek als literatuur:
door de Kronkels van Simon Carmiggelt werden krantenstukjes als literair medium erkend (hij publiceerde dagelijks een kort verhaaltje in de krant, met humoristisch en weemoedig karakter, maar meestal ontbraken verwijzingen naar actualiteit). Belangrijke navolger is Kees van Kooten.

In ’70 komt de column op in week-en dagbladen

 

Korte verhalen:
in ’70 voorkeur voor korte verhalen. Grofweg 2 soorten (maar veel verhalen kenmerken van beide):
- korte verhalen die tamelijk abrupt beginnen, vaak zonder ontknoping eindigen en die vrij direct verwijzen naar de voor de lezer herkenbare, realistisch beschreven werkelijkheid

-korte verhalen waarin meer de nadruk gelegd wordt op het verhaal als zorgvuldig geconstrueerd taalbouwsel zonder duidelijke realistische intenties. 

  • Biesheuvel was met zijn verhalenbundels zeer populair. Onderwerpen zijn verlangen naar veiligheid in een wereld waarin de zekerheid van het geloof is verdwenen, de eigen gereformeerde jeugd of ervaringen van een psychiatrisch patiënt in het ‘gekkenhuis’.

 

Gedichten in ’70 en ’80:
dichters van ’50 en ’60 bleven publiceren. Gerrit Kouwenaar is een van de meest invloedrijke naoorlogse dichters.

Afwijzing van het werk van Vijftigers en neorealisten

  •  Gerrit Komrij  hanteerde weer traditionele dichtvormen, inhoudelijk vaak met absurdistische wending en ironie, Rutger Kopland : zoekend verwoorden van gedachten en emoties

 

Vormen van realisme:
veel verhalen/romans in ’70 en ’80 waren varianten op het realisme:
* Mensje van Keulen en Heere Heeresma met ironisch realisme: het banale en alledaagse werd benadrukt, reflectie en zingeving ontbraken. Favoriete onderwerpen: jeugdsentiment, melancholie en weemoed

*Maarten ’t Hart met psychologisch realisme: serieus bedoeld, nadruk op psychologische beschrijving en innerlijke ontwikkeling.

 

Revizorproza:
heel ander standpunt hadden de schrijvers rondom het tijdschrift De Revizor: doordachte structuur/geconstrueerd, filosofische onderwerpen. De nadruk ligt op de verteller, die probeert orde te scheppen door de reconstructie van gebeurtenissen, de lezer moet ook de gebeurtenissen reconstrueren

  • Doeschka Meijsing, Frans Kellendonk, A.F.Th. van der Heijden

 

Politiek en feminisme:
bij realisten en Revizorschrijvers ontbreekt in de verhalen en romans maatschappelijke betrokkenheid, personages zijn meer bezig met zichzelf -> past bij ik-tijdperk.

In ’70 wel maatschappelijke onderwerpen en concrete beschrijvingen bij Frank Martinus Arion -> politiek, en bij Renate Dorrestein -> 2de feministische golf. Dorrestein had ook elementen van een gothic novel (griezelroman)

 

Postmodernisme:
postmodernisme is, evenals het modernisme, een internationale beweging in de literatuur vanaf ’70 en ’80. Essentieel kenmerk is wegvallen van grenzen (tussen realiteit en fictie, heden en verleden, kunst en kitsch -> als lezer raak je in de war, er is geen samenhang) . Bestaan van een persoonlijke visie en originaliteit wordt geproblematiseerd. Antirealistisch: postmodernisme probeert het realisme als betrouwe beschrijving van de werkelijkheid als illusie door te prikken. Intertekstualiteit: gebruik van bestaande teksten d.m.v. citeren of herschrijven

  • Louis Ferron, Cees Nootenboom

Postmodernisme:
postmodernisme is, evenals het modernisme, een internationale beweging in de literatuur vanaf ’70 en ’80. Essentieel kenmerk is wegvallen van grenzen (tussen realiteit en fictie, heden en verleden, kunst en kitsch -> als lezer raak je in de war, er is geen samenhang) . Bestaan van een persoonlijke visie en originaliteit wordt geproblematiseerd. Antirealistisch: postmodernisme probeert het realisme als betrouwe beschrijving van de werkelijkheid als illusie door te prikken. Intertekstualiteit: gebruik van bestaande teksten d.m.v. citeren of herschrijven

  • Louis Ferron, Cees Nootenboom

 
 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.