Les 1. Literatuur uit de 16e en 17e eeuw
De politieke en de sociaal-economische achtergronden
1. Verzet tegen godsdienstpolitiek
1568-1648: Opstand = Tachtigjarige Oorlog
De Nederlanden verzetten zich op 2 terreinen tegen de Spaanse overheersers:
• De godsdienstpolitiek
• De centralisatiepolitiek
Veel burgers uit de Nederlanden hadden kritiek op de rooms-katholieke kerk, o.a. op:
• Misstanden zoals de aflaathandel;
• De grote invloed van geestelijken op de kerk en maatschappij;
• Het feit dat ze zelf geen oordeel mochten vormen
Velen werden aanhanger van één van de hervormers zoals Calvijn en Luther.
De Spaanse koning trad hard op tegen de hervorming/reformatie en liet de zogenaamde ‘ketters’ vervolgen.
Deze vervolging leidde alleen maar tot meer verzet van de Nederlanden.
2. Verzet tegen centralisatiepolitiek
De Nederlanden hadden één vorst, maar vormden nauwelijks een eenheid. De Spaanse koning wilde een einde maken aan de autonomie van de steden en gewesten.
Deze politiek van centralisatie leidde ook tot verzet.
3. Verloop van de Tachtigjarige Oorlog
(1555: de Spaanse koning Karel V wordt opgevolgd door zijn zoon Philips II)
(1566: Beeldenstorm)
1581: Acte van Verlatinghe de opstandige gewesten zweren Philips II af. Het verzet wordt geleid door Willem van Oranje.
1609 – 1621: Twaalfjarig Bestand periode van vrede met Spanje, maar ondertussen woedt er een onderlinge strijd.
1648: Vrede van Münster definitief einde strijd.
4. De opstand in de literatuur
De opstand komt o.a. aan bod in zestiende-eeuwse strijdliederen. Bekendste voorbeeld: ‘Wilhelmus’.
5. Amsterdam als nieuw handelscentrum
1585: Val van Antwerpen veel rijke kooplieden en calvinisten vluchten naar Amsterdam Amsterdam wordt het nieuwe centrum op economisch en cultureel gebied (maar ook de andere noordelijke gewesten profiteren van de welvaart).
6. De stedelijke cultuur
De macht lag in de Republiek vooral bij de gegoede burgerij. Ook kunst werd vooral voor en door de burgers gemaakt. Dus 17e-eeuwse literatuur = burgerlijke, stedelijke literatuur.
Doel van de stedelijke literatuur: promoten van de eigen stedelijke gedragscode. (Welk gedrag is gewenst of juist ongewenst?).
Middel van de stedelijke literatuur: het voorhouden van een morele spiegel door juist het ongewenste gedrag te laten zien. Bijvoorbeeld schilderijen van Jan Steen (1625-1679) en de liederen van G.A. Bredero (1585-1618).
Les 2. De culturele achtergronden
1. De rederijkers
Rederijkerskamers: dichters kwamen samen in verenigingen en hielden zich vooral bezig met toneel en gedichten (rederijker komt van retorica = welsprekendheid). Ontstaan: late middeleeuwen, maar in de 15e en 16e eeuw oefenden ze ook veel invloed uit. Iedere grote stad had een rederijkerskamer:
De oude kamer, D’eglentier
Devies: in liefde bloeiende, haar blazoen vertoonde een kruisbeeld met een bloeiende wilde roos.
Leden: Bredero, Hooft, Coster, die zich later terugtrokken uit de Egelantier en overgingen tot de stichting van de Nederduytsche Academie; die ingehuldigd werd op 23 september 1617.
De Brabantse kamer, Het wit lavendel
Devies: ‘ut levender jonst’. Vooral gevluchte zuiderlingen als leden. In 1623 fusie met ‘De Nederduytsche Academie’ en in 1632 met ‘De Egelantier’. Het Amsterdamse Rederijkersleven werd bekroond met de stichting van ‘Den Amsterdamschen Schouwburg’ in 1637. Joost van den Vondel schreef zijn ‘Gijsbreght van Aemstel’ voor de inwijding van dit eerste Nederlandse nationale theater.
Ingeschakeld bij stedelijke activiteiten
Opiniërende rol: nieuwe opvattingen over geloof (hervorming), ideeën van de Renaissance en het humanisme.
2. De Renaissance
Renaissance betekent wedergeboorte van de cultuur van de klassieke oudheid, vanaf circa 1400 in Italië, rond 1500 in de Nederlanden. Einde: circa 1669 als Frans-Classicisme gaat domineren.
Allereerst een beweging in de kunst:
• Beeldhouwers en architecten volgen voorbelden die voorhanden zijn;
• Schilders kiezen voor mythologische en klassieke onderwerpen en het perspectief wordt uitgevonden.
Renaissance in de literatuur:
• Hernieuwde aandacht voor klassieke genres: de komedie, de tragedie en het epigram (kort gedicht met pakkende gedachte of woordspeling) of puntdicht;
• Nieuwe genres: emblematiek en het sonnet;
• Schrijvers verwerkten: translatio (vertalen), imitatio (navolgen) en aemulatio (overtreffen).
3. Humanisme
Naast een beweging in de kunst ook een heroriëntatie op het klassieke denken:
• Studie van menswetenschappen: grammatica, retorica, ethiek, poëzie en geschiedenis (onderscheid tussen mens en dier);
• Pleidooi om rekening te houden met de menselijke waardigheid en verdraagzaamheid (godsdiensttolerantie);
• Bloei natuurwetenschappen: perspectief (uit de wiskunde) en boekdrukkunst (snelle verspreiding van ideeën).
4. Functie van schilderkunst en literatuur:
Voorheen waren kunstenaars afhankelijk van een mecenas, een adelijke of kerkelijke opdrachtgever. De kwamen nu ook uit de stedelijke burgerij (bijvoorbeeld portretten)
Schrijvers en schilders 1 maatschappelijke taak: Beleren, wijze lessen geven, kritiek geven
- Het publiek een Spiegel voorhouden
- Persoonlijke aanleiding in een algemeen kader plaatsen
Utile en dulce kunst moet zowel het nuttige als aangename bieden: lering en vermaak.
Literatuur:
2 groepen teksten uit deze tijd: de Strijdliteratuur en Renaissancistisch/Humanistisch
Bij strijdliteratuur wil de schrijver de lezers van zijn mening overtuigen
1. Emblematiek: een embleem heeft een 3 delige vorm: een motto, pictura (afbeelding) en een subscriptio (uitleg). Illustreerd een algemene waarheid (moraal). Afbeelding betekend meer dan hij voorsteld er zit een diepere betekenis achter.
analogiedenken alles had een door God geplaatste wil en betekenis, alles kon naar iets verwijzen. Ging dus om ontraadselen van een plaatje en de tekst. (Jacob Cats)
2. Lyriek/Liederen: liefde belangrijk in de literatuur. Je had de platonische liefde (edele en geestelijke liefde) en je had de lichamelijke liefde (zinnelijke, puur lichamelijke liefde)
ideaalbeeld van een vrouw. Liefde speelt grote rol in de nieuwe liedboeken uit de 17e eeuw. Waren gericht op de jeugd. Duur liedboek samen zingen was een bekend ritueel. Zo werden erotische spanningen gekanaliseerd.
3. Petrarkisme: naar Petrarca genoemd. Gaat uit van de platonische liefdesopvatting, die overwint van de lichamelijke liefde. De perfecte vrouw was onberijkbaar, hij als vuur, zij als ijs. Minaar is vrij en gevangen, liefde is pijn en genot.
Petrarkisme bood beelden en conventies waar ze uit konden putten.
4. Sonnet
Kenmerken:
- 14 versregels
- octaaf ( 8 versregels verdeeld in 2 kwatrijnen) en het sextet (6 versregels verdeeld in 2 terzetten)
- na het octaaf komt de wending: *ook wel val, volta of chute genoemd, in rijmschema en een inhoudelijke tegenstelling
P.C. Hooft is een van de belangrijkste sonnettenschrijvers uit de Republiek (1581-1647) en werd duidelijk door Petrarca beinvloed.
5. Toneel
a) het toneel had een stedelijke functie:
• het stadsbestuur had een financieel belang (deel vd. Winst ging naar een liefdadige instelling)
• Opiniërende functie: meningen en opninies moesten passen binnen de visie en het beleid van het stadsbestuur.
b) zowel het ernstige als het komische toneel had ook een ethisch-didactisch doel: het publiek normen en warden van juist sociaal gedrag voorhouden.
Warenar Spiegel van hebzucht voorgehouden! *
Er zijn in de ontwikkeling van het toneel 3 fasen te herkennen:
Fase 1: rond 1610 gingen de rederijkerskamers D’Eglentier en Het wit Lavendel tegen betaling open.
Fase 2: In 1617 richtte Coster de eerste Nederduytse Academie op, waar o.a. toneelstukken van Brederode en Hooft werden opgevoerd.
Fase 3: in 1637 bouwde Jacob van Campen de Amsterdamse Schouwburg
Ernstig of komisch toneel:
a) Tragedie
• Toont de ondergang van een hoofdpersoon (vaak hooggeplaatste personages)
• De taal is verheven
• De stof is vaak ontleend aan de oudheid
• Er zijn 2 vormen:
1. retorisch-didactische tragedie: er zijn 5 bedrijven, koren die de handelingen becommentariseren, geen hechte structuur die alle handelingen verbind, meer afgeronde scenes.
2. Aristotelische tragedie: vaste handelingensgerichte structuur: eenheid van tijd (24 uur!), plaats (1 plek), handeling (1 persoon of gebeurtenis) *
b) Komedie:
• Personages uit lagere sociale klassen
• Spreektaal
• Happy end
c) klucht
• korter dan een komedie
• grappige situaties
• personages uit de laagste sociale milieus of de zelfkant van de samenleving: boeren, dieven, hoerenlopers etc.
• personages laten zich leiden door primaire levensdriften (eten,zuipen,vrijen)
Vermaak en lering ethisch didactisch dus, publiek leert iets over de stedelijke gedragscode. Opinierend publiek leert iets over de visie van de stad.
Literatuur uit de 18e eeuw
Les 1. De politieke en sociaal-economische achtergronden
1. Politieke verdeeldheid
Oranjegezinden:
Steunden de stadhouders van Oranje. Aanhangers waren o.a. van adel, leger, strenge predikanten en het volk.
Aristocratische patriotten: waren tegen de Oranjes als stadhouder en wilden de macht bij de regenten (= kleine, machtige groep hoge burgers).
Democratische patriotten: waren tegen de Oranjes als stadhouder, maar ze wilden ook de macht van de regenten breken. Zij wensten meer macht voor de middenstand.
2. De Bataafse Republiek
1795: De Fransen bezetten de Republiek en roepen de Bataafse Republiek uit.
1806: Nederland wordt een monarchie o.l.v. koning Lodewijk Napoleon, de broer van de Franse keizer Napoleon.
1810: definitieve inlijving bij Frankrijk.
3. De standenmaatschappij
(stadhouder)
regenten
middenstand
boeren, arbeiders,
armen
De Republiek was in de 18e eeuw een standenmaatschappij (zie piramide). Het meeste verzet kwam van de middenstand (=gegoede burgerij = winkeliers, ambtenaren, onderwijzers etc.):
- Zij wilde de macht van de stadhouders en de regenten breken;
- Zij zette zich af tegen de onderlaag die ze haar eigen burgerlijke normen wilde opleggen
Het verzet kwam voort uit de verlichting.
Les 2. Culturele achtergronden en de literatuur
1. Schema literaire stromingen uit de 18e eeuw
Stroming Invloeden Doel Genres Teksten
Frans-classicisme Theorie en werken uit oudheid en Frankrijk Zedelijke verbetering van de lezers Toneel Het wederzijds huwelijksbedrog
Verlichtingsliteratuur Rationalisme empirisme Opvoeden en emanciperen van de lezers Spectatoriale geschriften
Kinderliteratuur
Imaginaire reisverhalen
Opvoedkundige zedenroman De Hollandse Spectator
Proeve van kleine gedigten voor kinderen
[…] krinke kesmes
[…] Sara Burgerhart
Sentimentalisme (tegenbeweging) Oproepen van emotie bij de lezers Sentimentele roman Julia
2. Het Frans-classicisme
Invloeden
• Theorie uit de oudheid (met name van Horatius) en Frankrijk (Boileau)
• Teksten uit Frankrijk (bijv. tragedie van Corneille en Racine)
Nil volentibus arduum (niets is onmogelijk voor hen die willen): dichtgenootschap dat de ideeën van het Frans-classicisme in Nederland propageerde.
Doel
Door het aanbieden van een wijze les moesten de zeden van het publiek verbeteren (de lezers moesten zich dus beter gaan gedragen).
Genres
Toneel: zowel tragedie als komedie
Tekst
Pieter Langendijk: Het wederzijds huwelijksbedrog (1714). Komedie waarom 2 potentiële huwelijkspartners zich beiden beter voor doen dan ze zijn, maar uiteindelijk wint de echte liefde.
3. De verlichtingsliteratuur
Invloeden
• Rationalisme: de mens komt tot ware kennis door gebruik van de ratio (verstand). Belangrijkste filosoof: René Descartes (1596-1650) ‘Cogito erogo sum (ik denk, dus ik ben)’.
• Empirisme: de mens komt to ware kennis door uit te gaan van de zintuiglijke waarneming. Belangrijkste filosoof: John Locke (1632-1704) ‘de mens is bij zijn geboorte een tabula rasa (= een onbeschreven blad)’]
Doel
Verlichtingsfilosofen wilden de mens en maatschappij beter maken door kennis te verschaffen, voorlichting te geven, mondig te maken en vooroordelen weg te nemen.
Men was voor: tolerantie, redelijkheid, gelijkheid en vrijheid.
Men was tegen: dogmatisme (=strengheid in de leer) en absolutistische macht.
Dus: verlichtingsfilosofen wilden mens en maatschappij verbeteren
Grote belangstelling voor de opvoeding (want middels de juiste opvoeding kon de mens beter worden gemaakt).
Genres
De verlichtingsfilosofen zochten aantrekkelijke vormen om hun ideeën over te brengen. Enkele populaire genres:
A. Spectatoriale geschriften
Moraliserende tijdschriften waarbij belangrijke problemen van de zich emanciperende burgerij op luchtige en geestige wijze aan de orde werden gesteld.
Voorbeelden van besproken onderwerpen: opvoeding, geloof, modieus gedrag en verdraagzaamheid. Een zogenaamde brief werd ingestuurd en beantwoord door de spectator (een fictief personage). Veel van deze tijdschriften werden gesitueerd in een koffiehuis, de ontmoetingsplaats voor de burgerij.
Tekst
Justus van Effen: De Hollandse spectator (1731-1735).
B. Kinderliteratuur
Onderwijs en opvoeding waren in de verlichting belangrijke thema’s in deze periode werd ook de eerste kinderliteratuur geschreven.
Tekst
Hiërionymus van Alphen: Proeve van kleine gedigten voor kinderen (1778). Gedichten voor kinderen van 4 tot 10 jaar over bijvoorbeeld studie-ijver, ouder-kindrelaties en gehoorzaamheid.
Van Alphen pjaste ideeën uit de pedagogiek toe:
- Opvoeders moesten rekening houden met de ontwikkelingsfasen;
- Ze moeten aansluiten bij de leefwereld van de kinderen;
- Ze moeten leerstof aantrekkelijk verpakken
Hoe bracht Van Alphen dit in de praktijk?
- Kinderen deugden, ideeën of gebreken zijn direct herkenbaar;
- Moraal wordt vaak verwoord door kind zelf;
- Geen moeilijke woorden of gekunsteld rijm
REACTIES
1 seconde geleden