Literaire begrippen

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 718 woorden
  • 21 januari 2002
  • 477 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
477 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Literaire begrippen samenvatting Hoofdpersoon: De hoofdpersoon is de belangrijkste verhaal figuur/personage. Van een hoofdpersoon word niet alleen het uiterlijk maar ook de gedachten en gevoelens beschreven. In boeken word een belangrijk moment van zijn leven beschreven. De hoofd persoon maakt een bepaalde ontwikkeling door. Karakter: Voorname het innerlijk wordt beschreven. (alle gedachten en gevoelens) Karakters zijn veelzijdiger dan types. Een karakter lijkt een echt mens en maakt een zekere ontwikkeling door. Type: Leer je slechts oppervlakkig kennen, maakt geen ontwikkeling door en soms is een aantal kenmerken overdreven ( bijvoorbeeld, huisvrouw: bloementjes jurk en krulspelden in haar) Antiheld: Antiheld doet ook heldhaftige dingen, maar je zou hem niet willen zijn: Er is iets mis met een antiheld (bijvoorbeeld zijn karakter, uiterlijk of gedrag) Antihelden zijn menselijker en echter dan DE helden. Bijvoorbeeld klokkenluider van de nothre dame. Speaking name: Een personage heeft speaking name als zijn naam een extra betekenis heeft. Het zijn vaak opvallende namen. (niet Rita of Bob) en zo een naam kan naar een bijbelse of mythologische figuur wijzen. Naam zegt iets over karakter of over het thema. Personages: 2 soorten karakters en typen. Om te bepalen met wat voor personage je te maken hebt vraag je jezelf af: 1e zijn de personages typen of karakters. 2e wie zijn de hoofd en bij personen (figuren). 3e bepaal welke relatie er is. (familie, vriend, kennis). 4e let op: het uiterlijk het gedrag het innerlijk zijn naam. Perspectief en verteller: Perspectief betekend gezichtspunt. Je kijkt als ware over de schouder mee van een personage. Er zijn drie ‘soorten’ perspectief. 1 Ik-perspectief en ik-verteller. Ik-vorm
2 Hij/zij perspectief en verborgen verteller. Hij- of zij- vorm

3 Gecombineerd perspectief en alwetende verteller. Iemand vertelt jou een verhaal
Ruimte: Duid de plaats aan waar een verhaal zich afspeelt en bepaald de sfeer en de spanning. Let goed op waar de gebeurtenissen zich afspelen. Er wordt niet alleen de topografische plaats bedoeld waar het zich afspeelt maar ook de klimatologische omstandigheden en de tijd, wanneer het verhaal afspeelt. Tijd: Gebeurtenissen strekken zich uit over een bepaalde tijd. Door gegoochel met de tijd krijgt ieder verhaal zijn eigen constructie, zijn eigen ritme, zijn eigen tempo. Dit zorgt voor de spanning in een verhaal. Hier volgen een aantal tijdsaspecten: Chronologisch, flashback, flashforward, tijdverdichting, tijdsprong, tijdvertraging, vertelde tijd, verteltijd. Thema: Het thema(grondmotief) geeft de kortst mogelijke samenvatting van een verhaal. De gedachte die aan het verhaal ten grondslag ligt, noem je ook wel het thema. In een boek valt er over het algemeen maar een thema. De titel, het motto en soms de naam van de hoofdpersoon geven je bruikbare aanknopingspunten voor het vaststellen van het thema. Motief: Motieven geven het thema vorm en zorgen ervoor dat een lezer het verhaal als een zinvolle eenheid ervaart en niet als een aaneenschakeling van losse gebeurtenissen. De lezer krijgt het gevoel dat het verhaal ‘ergens over gaat’. Om ordening aan te brengen in de gebeurtenissen, personen en dialogen zal een auteur een of meerderen patronen aanbrengen in het verhaal. Een patroon ontstaat wanneer kleinere delen door herhaling elkaar geschakeld worden. Er zijn verschillende soorten motieven; 1e abstracte motieven , zoals; toeval, liefde, haat, verraad, angst, schuld en boete, wraak. 2e leidmotief , concreet, tastbaar en terugkerend. Dit heft een symbolische functie. 3e klassieke motieven , oedipus motief, assepoester motief. Een klassiek motief is alleen te onderscheiden als je het oorspronkelijke verhaal kent. Stijl: Met stijl bedoel je het taalgebruik dat kenmerkend is voor een schrijver. Stijl is de persoonlijke optelsom van Zinsopbouw lange of korte zinnen
Woordkeus moeilijke of makkelijke woorden
Beeldspraak - Ruimtebeschrijving veel of weinig beeldende ruimtebeschrijving
Dialoog veel of weinig (levendige)dialogen
Cliché: Een cliché is een afgezaagde uitdrukking of versleten beeldspraak. In bredere zin noem je verhalen, boeken of films clichématig, als deze naar vorm en inhoud volstrekt voorspelbaar zijn. Titelverklaring: De titel heeft vaak met het thema te maken. De titel verwijst vaak naar een belangrijke gebeurtenis of plaats in het verhaal. Titels kunnen ook heel raadselachtig zijn of de naam van de hoofdpersoon zijn, dan is het heel lastig om een titel verklaring te maken. Motto: Een motto is een uitdrukking die in het kort de geest of bedoeling van een roman aanduidt. Je vindt het motto als een klein tekstfragment voorin de roman. Het motto verwijst direct naar het thema van het boek.

REACTIES

S.

S.

toppie bas

21 jaar geleden

R.

R.

WTF! Dit is al meer dan 10 jaar oud!

11 jaar geleden

R.

R.

Het is dan misschien wel 10 jaar oud maar wel goed.

11 jaar geleden

L.

L.

Super goed.... door dit snap ik de literatuur beter! En ik kan makkelijker m'n boekverslag maken.

10 jaar geleden

J.

J.

lekker bezig Bassie

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.