Libellensommer t/m blz. 131

De hoofdpersoon in het verhaal heet Jodie Thomson. Ze is een meisje en woont in Canada met haar zusje Nicci en haar vader en moeder. Haar vader verdiende geld bij de papierfabriek in het stadje. Die fabriek is gesloten door dat de indianen het bos wilden behouden. Daardoor is haar vader werkeloos geraakt en is hij gaan drinken. Haar ouders maken dagelijks flinke ruzie omdat haar vader alleen maar in de kroeg hangt. Haar moeder verdient nu het geld door bij een fastfood keten te werken. Hun hond Cookie is al weg vanwege geldgebrek. En op een dag komt haar vader ook niet meer thuis. Wanneer ze de volgende dag thuis komt is haar laptop verkocht door haar moeder. Dat was haar enige manier om contact te hebben met haar grote liefde Tim. Nu wil ze weg lopen van huis. Ze gaat eerst naar haar vriendin Marla. Dan stapt ze op de bus richting Tim die 1000km verderop woont. Hierna gaat ze liften bij een tankstation en wordt meegenomen door hippies, daarna door John. Dan komt ze een indiaan tegen die haar niet mee wil nemen. Bob wil haar wel meenemen. Ze rijden tot een afgesproken punt maar daar doet Bob een voorstel: ze kan meerijden en slapen bij zijn tante. Ze zegt ja. Al gauw komt ze erachter dat het een foute keuze was. Ze stoppen voor een plaspauze. Op de parkeerplaats probeert Bob haar aan te randen. Jodie weet nog maar net te ontkomen. Ze rent met haar gescheurde T-shirt het donkere bos in en schuilt achter een boomstam. Ineens wordt ze vanachter vastgepakt door iemand. Het is een indiaan. Dezelfde die haar niet mee wilde nemen bij het tankstation. Hij wil haar redden. Even later horen ze Bob wegrijden en dan lopen Jodie en de indiaan genaamd Jay dieper het bos in. Ze komen bij een blokhut waar Jay een tas met spullen uit pakt. Jodie vraagt zich af waarom ze dieper het bos in lopen en waarom Jay geen tijd heeft om haar terug te brengen naar de stad met zijn auto. Ze lopen en lopen, Jodie begrijpt niet waar ze naartoe lopen. Plotseling staat er een beer voor hun. Jodie rent weg, struikelt en klimt een boom in. Dan hoort ze een hele harde grom van de beer waarna de beer verdwijnt. Jay komt terug met vier diepe krassen op zijn schouder. Jodie kan niet goed meer lopen omdat ze haar enkel zwaar heeft gekneusd. Ze lopen rustig weer verder tot ze bij een strand komen. Daar heeft Jay een kano verstopt. Als Jay de kano heeft gevonden stappen ze in de kano en varen over het water naar een eilandje. Ze slapen het laatste beetje van de nacht tussen de stekende muggen, op een onbewoond eiland in één slaapzak. De dag erna gaan ze eerst vissen vangen en die klaarmaken. Daarna varen ze naar het indianen kamp waarin Jay woont. Daar wonen Luke, Robert, Eric, Henry, Reggie, Mike en een oudere vrouw (Althea). Als ze daar komen rent Jay snel naar zijn zieke broer Luke. Daarom kon Jay haar niet terugbrengen naar de stad; hij moest de penicilline naar zijn broer brengen om hem te redden. Luke heeft een voedselvergiftiging. Hij kan niet naar een normaal ziekenhuis om een onduidelijke reden. Hierdoor denkt Jodie dat ze allemaal tabakssmokkelaars zijn. De dokter Frank zegt dat het al te laat is om hem te redden. Even later gaat Luke inderdaad dood. Iedereen behalve Frank en de oudere mevrouw haat Jodie nu. Frank helpt Jodie nog met haar gekneusde enkel en haar verbrande en lek gestoken huid. Hij verwacht dat Jodie nog minimaal een week in het dorp moet verblijven. Ze houden in de avond en de dag erna een ceremonie ter ere van Luke.