Zit je in de bovenbouw van havo of vwo?

Vul dan deze vragenlijst in over jouw studiekeuze en maak kans op een van de cadeaubonnen van 20 euro.

Meedoen

Lezen hoofdstuk 1, 2 en 3

Beoordeling 8.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 924 woorden
  • 26 november 2012
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 8.5
3 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Vacature! Wij zoeken een redacteur voor 4-8 uur per week

Ben je op zoek naar een leuke bijbaan, maar is vakkenvullen of een krantenwijk niet echt wat voor jou? Kom dan werken bij Scholieren.com in Utrecht! Als je nieuwsgierig bent, goed met taal en niet bang om mensen aan te spreken, moet je zeker even verder lezen.

Meer weten

1: Leesstrategieën

Orienterend: snel vaststellen of een tekst bruikbaar of interessant is. Onderwerp en publiek vaststellen. Bekijk: Boek: titel, flaptekst, inhoudsopgave, voorwoord, auteur. Artikel: titel, lead, 1e alinea, tussenkoppen, laatste alinea, auteur, publicatieplaats.

Globaal: hoofdzaken van een tekst vinden. Lees: 1e alinea, laatste alinea, eerste en laatste zin van tussenliggende alinea’s.

Intensief: de tekst helemaal goed begrijpen. Aanpak: lees de tekst * moeilijke woorden vaststellen met betekenis * middenstuk: zoek kernzinnen en signaalwoorden * deelonderwerpen vaststellen *slot: hoofdgedachte bepalen

Kritisch: betrouwbaarheid van de info in de tekst beoordelen. Vaststellen: Is de info juist, volledig en niet eenzijdig? * Is de auteur deskundig en onpartijdig? * Zijn de bronnen recent/verouderd; zijn ze betrouwbaar? * Zijn de argumenten van de auteur sterk of zwak?

Studerend: de inhoud van een tekst onthouden. Aanpak: lees de tekst oriënterend (onderwerp) en intensief (deelonderwerpen) (en hoofdgedachte) * Maak overhoorvragen * maak een uittreksel * overhoorvragen beantwoorden * uittreksel nog een paar keer doorlezen.

Zoekend: bruikbare info vinden. Aanpak: Zoek in catalogi en computerbestanden geschikte titels * Zoek via inhoudsopgave, register, gidswoorden * Lees globaal totdat je de juiste info hebt.

Kernzin is meestal de eerste, tweede (als de eerste verband aangeeft) of soms de laatste zin.

2: Schrijfdoelen en tekstsoorten

1) amuseren: lezers vermaken door iets leuks of interessants te vertellen.

2) informeren: lezers uitleggen hoe iets in elkaar zit.

3) overtuigen: van een mening.

4) activeren: lezers aanzetten om iets te gaan doen.

5) opiniëren: lezers een mening laten vormen.

Amuseren: (fictioneel en niet-zakelijk)

De schrijver vertelt een spannend, aangrijpend of grappig verhaal. Meestal zijn het fictionele teksten. Herkenning: grappig taalgebruik. Een tekst heeft één hoofddoel maar in een informatieve tekst kunnen ook amuseren stukken zitten. 

Tekstsoorten:

  • Roman
  • Strip
  • Cartoon
  • Kort verhaal
  • Mop
  • Cursiefje (klein grappig verhaaltje in de krant)

 Informeren: (niet fictioneel en objectief)

De schrijver wil uitleg geven (bijv. hoe iets in elkaar zit) of nieuws overbrengen (bijv. een recente gebeurtenis)

Tekstsoorten; 

  • Uiteenzetting
  • Handleiding
  • Gebruiksaanwijzing
  • Instructie
  • Recept
  • Studieboek
  • Informatieve folder
  • Rapport
  • Nieuwsbericht
  • Sommige uitnodigingen
  • Geboorte, trouw en overlijdensberichten
  • Notulen

Opiniërende tekst: (niet fictioneel en subjectief)

Opiniërende teksten geven antwoorden op vragen als: ‘Wat?’& ‘Hoe?’ & ‘Waar?’.

Tekstsoorten;

  • Beschouwing
  • Recensie
  • Verslag
  • Discussiestuk

Overtuigen: (niet fictioneel en subjectief)

De lezers overtuigen van een mening. De lezer moet de mening van de schrijver overnemen. De hoofdgedachte is altijd een mening. De mening wordt verdedigd met argumenten. Tegenargumenten worden ontkracht. Betogen altijd kritisch lezen!

Tekstsoorten;

  • Betoog
  • Ingezonden brief
  • Redactioneel commentaar
  • Column

Activeren: (niet fictioneel en subjectief)

Bijzondere variant van overtuigende tekst. Schrijver wil lezers iets laten doen. Hoofdgedachte is een mening. Herkenning: gebiedende wijs en uitroeptekens!

Tekstsoorten;

  • Reclamefolder
  • Brochure
  • Direct mail
  • Advertentie
  • Affiche / Poster
  • Flyer
  • Sommige uitnodigingen

3: Tekstopbouw

Inleiding:         te herkennen aan witregels en/of cursief of vet gedrukt.

Introduceren onderwerp (aandacht trekken dmv..):

  • De geschiedenis
  • De actualiteit
  • Het belang voor de lezer
  • Een voorbeeld
  • Een anekdote

Onderwerp aangeven:

  • Beschouwing: vraagstelling of probleemstelling
  • Betoog: standpunt/mening die in het middenstuk beargumenteert wordt.

Opbouw tekst aangeven:

  • Welke deelonderwerpen komen aan de orde

Middenstuk:    te herkennen aan witregels tussen deelonderwerpen en/of tussenkoppen.

Structurerende zinnen:

  • Eerste zinnen kondigen vaak deelonderwerp aan en slotzinnen ronden het af

Verbanden tussen alinea’s / signaalwoorden

Slot:     te herkennen aan (extra) witregel na het middenstuk

Inhoudelijke kenmerken:

  • Hoofdgedachte (of conclusie) van de tekst
  • Samenvatting van de tekst (signaalwoorden: kortom, ten slotte, al met al, dus)
  • Een aansporing, afweging (voor- en nadelen) en toekomstverwachting

Tekststructuren:

Vraag/antwoordstructuur

  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord(en)
  • Slot: samenvatting/conclusie

Aspectenstructuur

  • Inleiding: aankondiging onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van een onderwerp
  • Slot: samenvatting

Verleden/heden/toekomststructuur

  • Inleiding: introductie onderwerp
  • Middenstuk: situaties vroeger nu en in de toekomst
  • Slot: conclusie

Verklaringstructuur

  • Inleiding: noemen van een bepaald verschijnsel
  • Middenstuk: kenmerken, voorbeelden en oorzaken en gevolgen
  • Slot: samenvatting

Probleem/oplossingstructuur

  • Inleiding: probleem
  • Middenstuk: gevolgen, oorzaken, oplossingen
  • Slot: de beste oplossing

Voor- en nadelenstructuur

  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voor- en nadelen
  • Slot: afweging, conclusie

Argumentatiestructuur

  • Inleiding: stelling, standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor de stelling, weerlegging tegenargumenten
  • Slot: herhaling stelling

Structuur van een betoog

  • Inleiding: Standpunt
  • Middenstuk: Argumenten voor standpunt, tegenargumenten, ontkrachting tegenargumenten
  • Slot: Conclusie

Functies van een alinea:

  • Aanleiding: Meestal een gebeurtenis
  • Conclusie: Gevolgtrekking (signaalwoord: zo)
  • Constatering: Vaststelling (uit waarnemingen)
  • Definitie: Begripsomschrijving
  • Gevolg:  Wat voortvloeit uit een verschijnsel of maatregel
  • Oorzaak: Waardoor iets geworden is zoals het is
  • Oplossing: Antwoorden geven op een probleem
  • Samenvatting: Korte weergave van het belangrijkste
  • Toepassing: In de praktijk brengen van een theorie
  • Voorbeelden: Concrete gevallen ter verduidelijking
  • Verklaring: Uitleg geven waarom iets is zoals het is

Verband

Signaalwoorden

Opsommend

Ook, tevens, bovendien, daarnaast, vervolgens, verder, om te beginnen, ten eerste … ten tweede, ten slotte

Tegenstellend

Maar, echter, niettemin, toch, daar staat tegenover, desondanks, evenwel, nochtans, daarentegen, ondanks dat …, aan de ene kant … aan de andere kant, enerzijds … anderzijds

Chonologisch

Eerst, dan, daarna, uiteindelijk, eens, toen, vroeger, nu, later, voordat, nadat

Oorzakelijk

Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor, zodat

Toelichtend

Zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou

Voorwaardelijk

Als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij, mits

Vergelijkend

Zoals, net als, evenals, (meer/beter) … dan

Redengevend

Daarom, omdat, derhalve, dus, want, immers, dat blijkt uit, namelijk, aangezien, de reden hiervoor is …

Doel-middel

Om te …, met de bedoeling …, opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, voor, door … te

Toegevend

Ook al, zij het (dat), weliswaar, hoewel, ofschoon

Samenvattend

Kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Concluderend

Dus, daarom, dat houdt in, concluderend, ik kom tot de slotsom dat …, kortom, al met al

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.