Letterkunde

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1286 woorden
  • 6 juli 2004
  • 65 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
65 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Begrip Omschrijving

5 Verhaal aspecten: 1. Onderwerp2. De gebeurtenissen3. Personages4. Bouw5. Taalgebruik
Open plek De belangrijkste vraag/ vragen. Een open plek is altijd een vraag. Doel: de lezer nieuwsgierig maken
Open plekken worden op 3 manieren in een tekst verwerkt · Snel· Na lange tijd· Niet
2 soorten openplekken 1. Open plekken over belangrijke gebeurtenissen of elementen2. Open plekken over kleinigheden
Secundaire literatuur Achtergrondboeken: waarin een moeilijke tekst uitgelegd wordt.
Spanning Elke onbeantwoorde vraag veroorzaakt spanning, Hoe belangrijker de onbeantwoorde vraag, hoe groter de spanning.
Manieren om spanning op te bouwen 1. Informatie achterhouden2. Tijd tussen vraag en antwoord verlengen3. Vermoedens wekken4. Dwaalsporen5. Manipulatietechnieken (zie blz 40)
Manipulatietechnieken · Voortwijzing inlassen· Vertraging· Uitstel· Op een andere verhaallijn overschakelen· Tijdsprong
Korte en lange spanningbogen. Als je vrij snel antwoord krijgt is de spanningsboog kort. Als het antwoord lang op zich laat wachten, is de spanningsboog lang.
spanningsboog De tijd die verloopt tussen het ontstaan van de open plek en het beantwoorden van de vraag
climaxmoment Het moment vlak voor de ontknoping
Psychologische spanning. Bij deze soort spanning gaat het om wat zich in het hoofd van de hoofdspersoon afspeelt.
Open einde Niet alle belangrijke vragen zijn beantwoord
Gesloten einde Alle belangrijke vragen zijn beantwoord
fictie Verzonnen
Non-fictie Waargebeurd
Realistisch Het zou in werkelijkheid kunnen gebeuren
Niet realistisch Het kan niet in de werkelijkheid gebeuren
Verhaalsoorten (4) 1. Historische verhalen2. Sprookjesachtige verhalen3. Toekomst of sciencefiction verhalen4. Verhalen over andere culturen
Autobiografie Levensbeschrijving van jezelf
Biografie Levensbeschrijving van een ander
Vertelde tijd De hoeveelheid tijd die tussen het begin en het eind van een verhaal loopt. De vertelde tijd zijn dagen, uren, maanden, jaren.
Vertel tijd De tijd die wij nodig hebben om een verhaal te vertellen of te lezen. Dit drukken we uit in bladzijdes.
Verhaallijn Reeks gebeurtenissen die met elkaar samenhangen. Verbonden met 1 of meer personages
Proza De volle breedte van het papier wordt gebruikt
We kunnen proza onderverdelen in 3 soorten: het verschil zit in lengte en complexiteit · Roman· Novelle· Kort verhaal
Poëzie De regels worden niet volgemaakt, gedichten, het gaat meestal niet om de gebeurtenissen maar om een situatie of een gevoel
Toneel Spel waarbij verschillende personages met elkaar spreken die gespeeld woorden
Roman 1. Meer dan 100 bladzijdes. Veel aandacht voor gevoelens en gedachten van de hoofdpersoon
Novelle 2. Maximaal 80 bladzijdes. Eenvoudigere hoofdpersoon en minder bijfiguren.
(kort)verhaal 3. Maximaal 30 bladzijden. Weinig gebeurtenissen, weinig bijfiguren en de hoofdpersoon is beperkt uitgewerkt.
Lectuur Leesvoer ook wel massaliteratuur of triviale literatuur genoemd
Literatuur Heeft kwaliteit
De scheidingslijn tussen literatuur en lectuur wordt bepaald door deskundigen maar opvattingen veranderen.
Primaire literatuur Literatuur zelf, boeken
Secundaire literatuur Teksten die de primaire literatuur uitleggen …. Uittreksels
Eigen mening Aspecten waarvoor je een mening kunt hebben
Rollen v/d personages: (4) · Hoofdpersonage, heeft een probleem· Helper, kan 1 ding/ eigenschap zijn· Tegenstander, kan 1 ding/ eigenschap zijn· Afzijdige, neutraal
Let op rollen kunnen veranderen!!!!
Karakter (6) 1. Echte mensen2. Veel eigenschappen3. Groei4. Ontwikkeling5. Onvoorspelbaar6. Complex
Type (4) 1. 1 of een paar eigenschappen2. steeds hetzelfde3. vaak overdreven karikaturen4. voorspelbaar
Hoe leer je een persoon kennen? (3) · door wat ze zelf zeggen, denken en doen· door wat andere over hun zeggen, denken en hoe ze tegenover diegene doen· door wat de verteller (of vertelsituatie) over hen zegt
Geschiedenis Een serie logisch en chronologisch met elkaar verbonden gebeurtenissen, die worden veroorzaakt of ondergaan door personages.
Ironie Iets zeggen terwijl je het omgekeerde bedoeld
Fabel Gebeurtenissen in chronologische volgorde ( zie geschiedenis)
Gebeurtenis De overgang van een toestand naar een andere toestand.
Verhaallijn Is een gebeurtenissenreeks, verbonden met een of meer personages.
Kunstgrepen of manipulaties De schrijver heeft de gebeurtenissen naar hand gezet. Hij probeert het verhaal zo - spannender te maken- Hij wil je actiever bij het verhaal betrekken
Sujet De gebeurtenissen in de volgorde van de tekst
Er zijn 2 mogelijkheden: 1. Het sujet is gelijk aan de fabel. Dwz : het verhaal is gelijk aan chronologische volgorde2. Het sujet is niet gelijk aan de fabel. Dwz: de tekst staat niet in chronologische volgorde
Motorische moment Een problematische gebeurtenis is die ervoor zorgt dat andere gebeurtenissen van start gaan
Losse structuur Veel zijlijntjes en details
Hechte structuur Alles heeft met elkaar te maken
Aaneengesloten structuur Verhaallijnen zijn gelijkwaardig of de ene is ondergeschikt aan de ander
Fragmentarisch structuur Je leest een reeks gebeurtenissen die niet direct en op het eerste gezicht niet heel duidelijk met elkaar verbonden zijn.
Gelijkwaardige verhaallijnen Verschillende verhaallijnen kunnen beide even belangrijk zijn
Ondergeschikte verhaallijnen Het ene verhaal is minder belangrijk dan de andere.De ene verhaallijn is ondergeschikt aan de andere
Geleding De onderverdeling van de tekst in hoofdstukken
Proloog Inleidend hoofdstuk, voorwoord
Epiloog Nawoord
Gesloten/ hermetische poëzie moeilijk om te begrijpen
Open poëzie makkelijk te begrijpen
Strofen “alinea” uit een gedicht
Vertelde tijd De hoeveelheid tijd die tussen het begin en het eind van een verhaal loopt. De vertelde tijd zijn dagen, uren, maanden, jaren.
Vertel tijd De tijd die wij nodig hebben om een verhaal te vertellen of te lezen. Dit drukken we uit in bladzijdes.

verteltijd vertelde tijd3 mogelijkheden: 1. verteltijd is gelijk aan vertelde tijd, in een gesprek2. verteltijd is langer dan de vertelde tijd,, als een moment heel belangrijk is oftewel tijdsverlenging3. verteltijd is korter dan vertelde tijd, tijdsversnelling, tijdverdichting, onbelangrijk stuk kan door tijd overslaan
Panoramisch vertellen Alle grotere stukken worden samenvattend verteld.
Scenisch vertellen Nauwkeurig gedetailleerd verteld
Vooruitwijzing Er wordt verwezen naar wat nog gaat komen
Terugwijzing Korte verwijzing naar wat gebeurd is
Terugblik/ flashback Het verhaal speelt voor een langere periode in het verleden, de gewone verhaalloop wordt onderbroken
Tijdsprong Over een bepaald stuk van iets wordt niks verteld, er wordt tijd overgeslagen
Continu vertellen Aan één stuk door vertellen, er wordt geen tijd overgeslagen
Niet- continu vertellen Met tijdsprongen ( er wordt informatie achtergehouden)
Tijdsverdichting Door samen te vatten wordt er sneller verteld (versnelling)
Historische tijd De tijd wanneer de verhaallijn zich afspeelt, een periode bv. de 2e W.O.
Vision avec Meekijken met, de hoofdpersoon weet net als de lezer nog niet wat er gaat gebeuren
Vision par derrière Achteraf terugkijken, de verteller verteld het verhaal dat als gebeurt is.
Trucs met de tijd (7) 1. Veranderen van tijdsvolgorde2. Verteltijd en vertelde tijd in een bepaalde verhouding plaatsen3. Tijd samenvatten (tijdverdichting)4. Tijd overslaan (tijdsprongen/ niet- continu vertellen)5. Tijd vertragen of versnellen ( scènisch en panoramisch vertellen6. Vooruit- en terugwijzingen7. Terugblikken of flashbacks
Verhaallaag De gebeurtenissen in een verhaal (oppervlakte)
Betekenislaag/ thematische laag Wat wordt er eigenlijk bedoeld met het verhaal?
Thema Wat voor jou het belangrijkste van een tekst is
Motief Een serie herhalingen (gebeurtenis, gevoel) altijd een verband met het thema. Een thema bevat verschillende motieven
Leidmotief Het komt soms voor dat een bepaald voorwerp terugkomt
Literair historische motieven Motieven die in de literatuur vaak voorkomen (bv liefde)
Motto Stuk tekst voordat het verhaal begint. Het verwijst altijd naar het thema.
Ruimte Omgeving waar het verhaal zich afspeelt (alles erop en eraan)
Decor Ander woord ruimte
Functies van ruimtes: (5) · Concretisering: De plaats van handeling wordt min of meer gedetailleerd beschreven.· Sfeer: de stemming wordt door de ruimte bepaald· Gethematiseerde ruimte: heeft met het thema te maken· Ruimte en personages: de ruimte zegt iets over de personages· Symbolisch: soms heeft de ruimte een diepere betekenis
Ik-vertelsituatie De ik-persoon verteld wat er gebeurt in een verhaal. Is onbetrouwbaar, omdat je niet weet of het waar is wat hij zegt.
Alwetende vertelsituatie De verteller is iemand die alles weet van alle personen. Hij weet wat ze zien,denken en voelen. Hij vertelt in de hij- of zijvorm. We noemen de alwetende verteller ook wel een auctoriale of auctoriële verteller
Personale vertelsituatie Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van één personage. Het verhaal staat in de hij- of zijvorm. Wordt ook wel de onzichtbare of verborgen verteller genoemd
Meervoudig perspectief De gebeurtenissen worden afwisselend door de ogen van verschillende personages gezien.

Perspectief Het zicht op de gebeurtenissen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.