Leesvaardig blok: 1 t/m 4

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 1145 woorden
  • 19 maart 2012
  • 400 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
400 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Op nieuw niveau, Nederlands samenvatting leesvaardig blok: 1 t/m 4 Klas: 2 havo/vwo

Blok 1:


5 Verschillende manieren van lezen:

• zoekend lezen: je kijkt een tijdschrift, krant of boek door, zoekend naar de informatie die je nodig hebt.
• globaal lezen: je bekijkt een tekst vluchtig na om te gaan of hij je echt interesseert.
• grondig en intensief: je leest een tekst aandachtig en je neemt de inhoud goed in je op
• studerend lezen: je leest een tekst met het doel te onthouden wat er staat
• kritisch lezen: je leest een tekst aandachtig en gaat na of het wel waar is wat er staat.


Onderwerp
: waar de tekst over gaat
Titel
: staat boven de tekst
Alinea's
: zijn de stukjes tekst die verdeeld zijn.
Deelonderwerpen
: In elke alinea komt een ander onderwerp ter spraken.
Kopje
: staat wel eens boven een alinea of een groepje alinea's.
Tussenkopje
: zie 'kopje'
Alinea opgebouwd
: kernzin en toelichting.

3 soorten teksten:


• informatieve teksten: ze geven de lezer informatie. Bijv: krantenberichten, studieboeken. (er zijn ook nog instructieteksten dit is een speciaal soort informatieve tekst)
• aansporende of activerende teksten: ze sporen de lezer aan iets te gaan doen. Bijv: reclameteksten, oproepen.
• teksten met meningen (betogende teksten): de schrijver brengt zijn mening naar voren. Bijv: ingezonden brieven, boekbesprekingen.

Blok 2:


Goed opgebouwde teksten bestaan uit: Inleiding, een middenstuk en een slot. In de Inleiding maak je kennis met het onderwerp.

Dat kan op verschillende manieren:


1. Door het vertellen van een kort, grappig of bijzonder verhaal. (een anekdote)
2. Door interessante of opvallende vragen te stellen.
3. Door het onderwerp en/of de hoofdgedachte te noemen.
4. Door de aanleiding voor de tekst te vertellen.
5. Door te vertellen hoe de tekst is opgebouwd.
6. Door de lezer op de een of andere manier nieuwsgierig te maken naar wat volgt.

Het middenstuk: beschrijft het onderwerp van de tekst uitvoerig. Dit deel van de tekst bestaat meestal uit meerdere alinea's

Het slot: rond de tekst af, er kan een korte samenvatting worden gegeven van het voorafgaande of een conclusie. Een conclusie is een zin waaraan je het woord 'dus' kunt toevoegen.

Het belangrijkste van een tekst over het onderwerp zegt, noemen we de hoofdgedachte. Dat is altijd één zijn.

Tekstverbanden: uitspraak - voorbeeld, opsomming, middel - doel


Een veelgebruikt verband is: uitspraak - voorbeeld. Dat zie je in de volgende zinnen: 'In Disneyland valt veel te beleven. Je kunt er in een heus piratenschip rondvaren of met de trein door het Wilde Westen rijden.' De eerste zin is de uitspraak en in de tweede zin staan voorbeelden bij die uitspraak.

Een ander verband is de opsomming. Hierbij worden een aantal zinnen opgenoemd. Bijv: 'Ik heb vandaag veel gedaan. Ik heb mijn kamer opgeruimd, mijn tas ingepakt en de hond uitgelaten.' Hier worden dus 3 zaken opgesomd.

Het verband middel - doel zie je in de volgende voorbeeld: 'Op internet heb ik een prachtige site gevonden over middeleeuwse kastelen. Die kan ik goed gebruiken voor mijn werkstuk voor geschiedenis.' De internetsite is het middel en het werkstuk is het doel.

Blok 3:


Sommige woorden in teksten verwijzen naar andere woorden. We noemen deze woorden verwijswoorden. Bijv: 'Ga je morgen mee skaten? Nee, dat lijkt me niet leuk.' Het woord 'dat' slaat terug op de hele voorafgaande zin.

Een tekst is bestemd voor lezers, die lezers noemen we het publiek van een tekst. Teksten hebben een bepaald doel. We onderscheiden de volgende tekstdoelen:

- informatie geven: de lezer iets nieuws vertellen.
- een mening naar voren brengen: vertellen wat je van iets vind.
- Overtuigen: redenen geven waarom je gelijk hebt.
- overhalen of aansporen: je wilt dat de lezer iets gaat doen.
- amuseren: de lezer vermaken.


Tekstverbanden: oorzaak - gevolg, overeenkomst, verschil, tegenstelling.


Het verband oorzaak - gevolg zie je in de volgende zinnen: 'Gister ging ik laat naar bed, daarom ben ik vandaag erg moe.' In de eerste zin staat de oorzaak en in de tweede het gevolg.

Als 2 dingen hetzelfde zijn, vertonen ze een overeenkomst. Als ze niet op elkaar lijken noemen we dat een verschil. In zulke situaties vergelijk je dingen met elkaar.'Mijn broer en ik houden van rockmuziek, maar mijn zus luistert het liefst disconummers.'

Vergelijking
: jij, je broer en je zus.
Overeenkomst
: jij en je broer.
Verschil
: jullie en je zus.
Bij een tegenstelling gaat het om dingen het tegenovergestelde van elkaar zijn. Bijv: Erik is knap, maar Evelien is lelijk.

Alle uiterlijke kenmerken van een tekst noemen we: opmaak of lay-out.

Singnaalwoorden:


Signaalwoorden zijn woorden die aangeven wat voor soort verband er bestaat. Ze geven je een signaal over het verband.

Opsomming
: En, ook, niet alleen, vervolgens, ten eerste, nog, bovendien, verder, daarnaast
Middel - doel:
Daarmee, het doel ervan, door middel van
Tegenstelling:
Maar, echter, integendeel, daar staat tegenover
Overeenkomst Net als, hetzelfde, ook
Oorzaak - gevolg:
Daardoor, doordat, zodat, waardoor, ten
gevolge van
Uitspraak - voorbeeld:
Bijvoorbeeld, met andere woorden, dat wil zeggen, zo, namelijk
Conclusie Dus, daarom


Blok 4:

Uitspraak, bewering
: wat iemand zegt of schrijft.
Feit
: is iets wat waar is, het klopt met de werkelijkheid en je kunt het controleren.
Mening
: is dat wat je van iets of iemand vind. andere woorden voor mening zijn: opinie, standpunt, visie, stelling of kijk.

Om je mening te ondersteunen gebruik je argumenten. Dat zijn redenen waarom je iets vind. Al je een reden voor iets bent noem je dat: pro. Als je redenen tegen iets bent noem je dat: contra.

Met subjectief bedoelen we persoonlijk. Een subjectieve beschrijving van een televisieprogramma is een beschrijving waarin je je persoonlijke mening over dat programma verwerkt. Een subjectieve tekst bevat veel meingen.

Met objectief bedoelen we zakelijk en feitelijk. In een objectieven tekst komen alleen feiten geen meningen.

Tekstverbanden: bewering - uitwerking, samenvatting, conclusie, voorwaarde en uitleg


Iemand kan een bewering doen en die daarna uitwerken met voorbeelden of argumenten. Bijv: 'Geweld op de tv moet beperkt worden. Kinderen worden er agressief van en gaan nadoen wat ze zien.' De eerste zin is de bewering, daarna staat de uitwerking.

Een samenvatting gebruikt iemand als hij nog eens kort opschrijft wat hij eerder uitgebreid heeft verteld.

Bij een conclusie maak je een gevolgtrekking uit wat je eerder hebt beweerd. Je kunt een conclusie herkennen aan het woord 'dus'. Bijv: 'Ik wil geen spruitjes, die vind ik niet lekker. Dus die eet ik niet op.'

We spreken van het verband voorwaarde als er eerst iets anders moet gebeuren of aan de hand moet zijn, voordat de uitspraak komt. Bijv: Je krijgt je zakgeld, mits je je kamer opruimt.

Signaalwoorden
bij het verband voorwaarde: als, indien, mits

Bij het verband uitleg doet iemand een uitspraak en hij legt die vervolgens uit. Bijv: 'De vliegreis gaat niet door omdat er een vliegtuig is neergestort.'

Signaalwoorden
bij het verband uitleg: zo, met andere woorden, dat wil zeggen, bijvoorbeeld, ter illustratie.


REACTIES

G.

G.

Dit is niet het juiste..

11 jaar geleden

M.

M.

bij "deelonderwerpen" (begin van de text) eindig je de zin met; "ter spraken" je hebt daar een 'n' te veel, de juiste uitdrukking is; 'Ter sprake.' (ik dacht ik meld het maar even ;) )

11 jaar geleden

A.

A.

het is te weinig qua blok 1 ik heb namelijk dit:

Bij het zoeken op internet kun je best gebruik maken van een zoekmachine, hier zijn wat voorbeelden: www.google.nl, www.ilse.nl, www.yahoo.nl en www.startpagina.nl. Wil je informatie over Caja Cazemier typ dan niet Cazemier in, je krijgt dan te vele verwijzingen naar veel te veel sites. Een verwijzing naar een site noem je een hit of een treffer.
Typ je Caja Cazemier, dan is het aantal treffers al veel minder, nog beter kun je het in dubbele aanhalingstekens typen: ‘’Caja Cazemier’’ dan daalt het aantal treffers/hits al veel veder. Toch zijn het er nog teveel om te bekijken, je moet dus nog preciezer omschrijven wat je wilt. Wil je een levensbeschrijving van Caja Cazemier, typ dan in: levensbeschrijving ‘’Caja Cazemier’’. Het aantal treffers/hits is gedaald tot een overzichtelijk aantal. Als je iets over een boek wilt weten van Caja Cazemier dan moet je dus de titel van het boek met dubbele aanhalingstekens en de naam Caja Cazemier zelf, dit typ je dus in bij de zoekmachine: ‘’[naam van boek]’’ ‘’Caja Cazemier’’, als je alleen de titel van het boek intypt dan krijg je te veel treffers/hits

Aanduiden = betekenen
Beargumenteren = toelichten
Definitie = vanzelfsprekend
Denkbeeldig = slechts in de verbeelding bestaand
Gehalte = een bestanddeel aan goud, lucht enz.
Schematisch = stuk tekst verwerkt in overzicht
In tegenstelling tot = ten opzichte van
Proza = verhaal
Poëzie = gedicht
Strofe = stuk tekst van een gedicht waarbij de regels bij elkaar horen.

Wat moet ik weten?

• Welke drie kenmerken de persoonsvormen?
Een werkwoord kun je vervoegen. Dat wil zeggen dat het werkwoord van vorm verandert als je het getal, persoon of de tijd verandert.
• Wat een onderwerp van een tekst is
Is waar de tekst over gaat. Je zelf de vraag stellen: waar gaat de hele tekst over?
• Alinea
Een stukje tekst waarin de zinnen over het zelfde deelonderwerp gaan, de kenmerken zijn: een alinea begint op een nieuwe regel.
• Wanneer begint een nieuwe alinea?
Als een nieuw deel onderwerp ter sprake komt begint er een nieuwe alinea.
• Wat is het doel van een alinea?
Een alinea verdeling maakt de tekst overzichtelijker voor de lezer.
• Tussenkopje
Geeft aan waar de volgende alinea’s over gaan.
• Deelonderwerp
Onder werp kan uit verschillende delen bestaan die onderdelen noem je deel onderwerp (wat is…, waar vinden…, waarom…, wat kunnen)






• Leerstrategie
Manier van lezen zijn zes manieren:
1. Zoekend lezen (informatie opzoeken)
2. Oriënterend lezen (een eerste indruk van een tekst krijgen; nagaan waar de tekst overgaat)
3. Globaal lezen (hoofdzaken uit de tekst halen)
4. Grondig/intensieflezen (de tekst helemaal begrijpen)
5. Studerend lezen (de tekst leren)
6. Kritisch lezen (is de informatie waar en volledig? De tekst beoordelen.)
Tussen haakjes staan de leesdoelen

11 jaar geleden

A.

A.

dit is niet voor de 2de maar voor de 1e dit leer ik zelf nu ook!

10 jaar geleden

E.

E.

vetgoed ! alleen blokken 5 en 6 missen

10 jaar geleden

N.

N.



kijk naar de titel slimpie

6 jaar geleden

N.

N.

Bij "opsomming": hierbij WORDT een aantal zinnen opgenoemd (ipv WORDEN) want "aantal" is een enkelvoudig woord dus moet de persoonsvorm ook in het enkelvoud staan.

10 jaar geleden

P.

P.

niet voor 2e klas

9 jaar geleden

R.

R.

Wow gaaf man

9 jaar geleden

-.

-.

Hey! Bedankt, dit heeft me echt geholpen tijdens de toetsweek.

8 jaar geleden

R.

R.

TOP, DANKJEWEL

7 jaar geleden

X.

X.

xxxx

7 jaar geleden

H.

H.

echt geweldig dit!!! heb hierdoor voor het eerst een 8 gehaald!!! (O_O)

6 jaar geleden

K.

K.

Toppie samenvatting????

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.