1.1 Van Oudheid naar Middeleeuwen
ποΈ Overgangsperiode (ca. 400β650)
β De overgang van het Romeinse Rijk naar de middeleeuwen ging geleidelijk.
β Het West-Romeinse Rijk viel langzaam uiteen; in 476 viel het officieel toen de laatste keizer werd afgezet.
βοΈ Nieuwe machten
β Germaanse stammen, zoals de Franken en Visigoten, namen het gebied over en stichtten eigen koninkrijken.
β Het Latijn verdween als gewone spreektaal, maar bleef wel gebruikt door:
βββ Geleerden (voor wetenschap en onderwijs)
βββ De kerk (voor religieuze diensten en geschriften)
βͺ Macht van de kerk
β De christelijke kerk kreeg steeds meer invloed door kerstening: het bekeren van mensen in West-Europa.
β In deze periode bestond er maar één erkende kerk: de rooms-katholieke kerk.
π Karel de Grote
β Koning van de Franken, werd in 800 tot keizer gekroond.
β Hij verenigde veel gebieden van West-Europa.
β Na zijn dood (814) viel zijn rijk uiteen.
π‘οΈ Onrust en nieuwe staten
β Na de val van het West-Romeinse Rijk heerste chaos.
β In de 9e en 10e eeuw vielen Vikingen binnen.
β Uiteindelijk ontstonden grotere rijken zoals:
βββ Het koninkrijk Frankrijk
βββ Het keizerrijk Duitsland
βͺοΈ Ontstaan van de islam
β De profeet Mohammed overleed in 632.
β Daarna verspreidde de islam zich snel door het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
β Christelijk Europa reageerde met kruistochten (1096β1291): religieuze oorlogen tegen islamitische gebieden.
πΊοΈ De Nederlanden in de middeleeuwen
β Nederland en BelgiΓ« bestonden nog niet als landen.
β De gebieden werden de Lage Landen genoemd en waren verdeeld in gewesten zoals Holland, Brabant en Vlaanderen.
β Er was geen nationale eenheid, ook niet qua taal: elk gewest had zijn eigen dialect van het Middelnederlands.
1.2 Standenmaatschappij
π§© Verdeling van de maatschappij
β Volgens Adalbero van Laon (11e eeuw) was de samenleving verdeeld in drie standen:
βββ Geestelijkheid β Zij die bidden
βββ Adel/ridders β Zij die strijden
βββ Boeren/werklui β Zij die werken
β Deze driedeling hield geen rekening met de burgerij, die vanaf de 10e eeuw belangrijk werd in de steden.
1.2.1 Geestelijkheid β Bidden
πΈ Reguliere geestelijkheid (kloosterleven)
β Monniken en nonnen leefden volgens kloosterregels:
βββ Armoede, kuisheid (seksuele onthouding), gehoorzaamheid
β Twee bekende kloosterordes:
βββ Benedictijnen β rijk, traditioneel
βββ CisterciΓ«nzers β eenvoudig, hervormd
β Later ontstonden bedelorden zoals de franciscanen en dominicanen:
βββ Werkten in steden en dorpen
βββ Legden nadruk op gevoel, prediking, medeleven
βββ Franciscanen volgden Franciscus van Assisi, die het lijden van Christus en het verdriet van Maria centraal stelde: ze wilden geloof niet alleen begrijpen, maar ook echt voelen.
πΈ Seculiere geestelijkheid (kerk in de wereld)
β Mensen zoals de paus, bisschoppen en pastoors.
β Werkten onder gewone mensen, in parochies en steden.
β Zij zorgden voor de zielzorg: geestelijke begeleiding en religieuze rituelen.
β Ze bepaalden ook de morele normen: wat als goed of slecht gedrag werd gezien, kwam vaak van de kerk.
π§ Christelijke leer (door Augustinus van Hippo)
β God is één maar bestaat uit drie personen (de Drie-eenheid: Vader, Zoon en Heilige Geest).
β De wereld bestaat uit twee rijken:
βββ Het aardse (tijdelijk en zondig)
βββ Het hemelse (eeuwig en volmaakt)
β Mensen zijn geboren met erfzonde en hebben verlossing nodig via Jezusβ kruisdood.
β Afwijken van het geloof = ketterij, wat streng werd bestraft.
1.2.2 Adel en ridders β Strijden
π° Feodale stelsel
β Bestond uit een dienstrelatie tussen een leenheer (machtige heer of koning) en een leenman (vazal).
β De leenman kreeg land (leen of feodum) in ruil voor:
βββ Trouw (hulde/hommage: een ritueel om trouw te zweren)
βββ Hulp in de vorm van:
βββββ Raad (consilium): advies geven en besturen
βββββ Daad (auxilium): militaire steun verlenen
π Ridders
β Jongens uit adellijke families kregen een militaire opvoeding.
β Uitrusting: zwaard, lans, schild, maliΓ«nkolder (ijzeren harnas).
β Ridders waren meer dan soldaten: ze moesten ook zwakken beschermen en trouw zijn aan hun vorst en geloof.
π§ Ridderlijke eercultuur
β Eer = respect krijgen door moedige daden voor een hoger doel.
β Ridderromans gingen vaak over eer en heldendaden.
β In Arturromans bijvoorbeeld stuurden ridders verslagen vijanden naar koning Arthur als bewijs van hun dapperheid.
1.2.3 Burgerij β Werken & ondernemen
ποΈ Opkomst van steden (vanaf 10e eeuw)
β Vooral in Noord-ItaliΓ« en Vlaanderen ontstonden bloeiende steden zoals Brugge en Gent.
π° Economie en mentaliteit
β Stedelingen verdienden geld met handel en productie, niet met landbouw.
β Ze hadden een andere mentaliteit dan de adel:
βββ Gericht op vrede, samenwerking, kennis, zuinigheid en investeren.
π§ Cultuur
β De rijke burgerij nam gebruiken van de adel over, maar gaf er een eigen invulling aan (bijv. ridderidealen toegepast op het stadsleven).
β Zo ontstond een stadsversie van de riddercultuur.
1.3 Schrijfcultuur en boekdrukkunst
π§ Monniken en manuscripten
β Tot de 12e eeuw schreven monniken boeken met de hand over op perkament: manuscripten.
β Dit was tijdrovend en duur werk.
ποΈ Schrijfonderwijs in steden
β Vanaf de 12e eeuw kwam er meer onderwijs in lezen en schrijven, onder andere aan:
βββ Kathedraal scholen
βββ Hoven van vorsten
β Er was steeds meer behoefte aan mensen die konden schrijven, vooral voor bestuur en administratie.
π°π Literaire milieus
β Er waren drie grote kringen waarin literatuur belangrijk was:
βββ Adellijke hoven (ridderverhalen)
βββ Steden (voor burgerlijk publiek)
βββ Religieuze kringen (kloosters, kerkleiders)
1.3.1 De boekdrukkunst β Een revolutie
π°οΈ Overgang naar de Nieuwe Tijd
β Eind 15e eeuw begon een nieuwe periode: de Nieuwe Tijd.
β Groot keerpunt: de uitvinding van de boekdrukkunst.
π¨οΈ Gevolgen
β Boeken hoefden niet meer met de hand gekopieerd te worden.
β Hierdoor werden ze:
βββ Sneller gemaakt
βββ Goedkoper
βββ In grote aantallen verspreid
β Dit zorgde voor een enorme verspreiding van kennis, ideeΓ«n en verhalen.
β Onderwijs, wetenschap en cultuur kregen hierdoor een enorme boost.
2.1 Wereldlijke en geestelijke cultuur
π Twee culturen in de middeleeuwen
β€ De middeleeuwse cultuur had twee gezichten:
βββ€ Wereldlijke cultuur: van hoven (adel, vorsten) en burgerij
βββ€ Geestelijke cultuur: van de kerk en religie
βοΈ Botsingen tussen de twee
β€ Deze twee culturen botsten soms met elkaar:
βββ€ De kerk vond wereldlijk vermaak, zoals ridderromans, vaak zondig
βββ€ Wereldlijke mensen verweten de geestelijkheid soms luiheid en gulzigheid
π€ Tegelijk onlosmakelijk verbonden
β€ Ondanks de spanningen waren ze niet los van elkaar te zien
β€ De culturen bestonden naast elkaar en beΓ―nvloedden elkaar
π° De gotische kathedraal als voorbeeld
β€ Een gotische kathedraal was:
βββ€ Een Godshuis (religieus symbool)
βββ€ Maar Γ³Γ³k de trots van de stad
β€ Kathedralen werden gebouwd met stedelijk geld, dus:
βββ€ Wereldlijke Γ©n geestelijke cultuur kwamen hier samen
2.2 Theologie en filosofie β Samenvatting
β€ In de middeleeuwen had de kerk veel invloed op de cultuur.
β€ Het geloof en de theologie (de leer over God) stonden boven kennis en filosofie.
β€ Kerkelijke geleerden vonden dat je verstand ondergeschikt was aan geloof: het geloof kwam altijd op de eerste plaats.
β€ Een belangrijke denker was Thomas van Aquino (1225β1274).
βββ€ Hij maakte een duidelijk verschil tussen theologie en filosofie:
βββββ€ Theologie ging volgens hem over goddelijke waarheden die je niet kunt begrijpen met je verstand.
βββββ€ Filosofie was meer gericht op logica en redenering, maar stond onder de theologie.
β€ In de oudheid (bijvoorbeeld bij de Grieken) was filosofie ontstaan uit het mythisch denken (verhalen over goden).
β€ In de middeleeuwen werd filosofie weer ondergeschikt gemaakt aan het geloof.
β€ Filosofie en andere wereldlijke kennis werden wel gedoceerd aan universiteiten, maar altijd in relatie tot het geloof.
β€ De filosofie in die tijd had vaak een neoplatonistisch karakter:
βββ€ Men geloofde dat er achter wat je met je zintuigen waarneemt (zien, horen, voelen) een diepere, 'echtere' werkelijkheid lag.
β€ Wereldlijke kennis draaide vooral om de "zeven vrije kunsten" (artes liberales):
βββ€ Deze waren verdeeld in twee groepen:
βββββ€ Het trivium: grammatica (taal), retorica (welsprekendheid), en dialectiek (logisch redeneren).
βββββ€ Het quadrivium: wiskunde, muziek, meetkunde (geometrie) en astronomie.
2.3 Middeleeuwse kunst β Samenvatting
β€ Religieuze kunst was het belangrijkste type kunst in de middeleeuwen.
β€ Kunstwerken zoals glas-in-loodramen, altaarstukken, fresco's en miniaturen hadden allemaal een religieus doel.
β€ Ze leerden gelovigen over belangrijke Bijbelse verhalen, heiligen, martelaren en persoonlijke devotie.
β€ In de Basilica di San Francesco in Assisi (ItaliΓ«) is een frescocyclus van 28 fresco's te zien, gemaakt door Giotto en zijn leerlingen, over het leven en de wonderen van Heilige Franciscus.
β€ Fresco's werden gebruikt om gelovigen te herinneren aan de grootheid van heiligen.
β€ Middeleeuwers zagen alles om hen heen als symbolen van God.
βββ€ Zo zag de monnik Adam van Sint Victor bijvoorbeeld een noot als een beeld van Jezus Christus.
βββ€ Dit soort symboliek in de natuur en objecten heet universeel allegorisme.
β€ Licht was een belangrijk symbool in de middeleeuwse kunst, vooral in Gotische kathedralen, waar Jezus Christus gezien werd als het Licht der wereld.
π¨ Kenmerken van middeleeuwse kunst
β€ Symboliek (alles had een diepere christelijke betekenis)
β€ Werken in opdracht van een mecenas (zoals adel of kloosters)
β€ Artistieke traditie: kunstenaars maakten variaties op bekende motieven, zonder te streven naar originaliteit
β€ Didactische functie: kunst had de taak om gelovigen les te geven, vooral degenen die niet konden lezen
β€ Jheronimus Bosch schilderde kunst die waarschuwde tegen zonden en opriep tot een deugdzaam leven.
βββ€ Hij schilderde veel hell taferelen voor hen die de zonde kozen.
β€ Een beroemd voorbeeld van wereldlijke kunst is het Tapijt van Bayeux (ca. 1070β1080):
βββ€ Een borduurwerk van 70 meter lang dat de Slag bij Hastings (1066) afbeeldt.
βββ€ Waarschijnlijk gemaakt in opdracht van Odon de Conteville.
2.4 Hoofsheid β Samenvatting
β€ Hoofsheid ontstond in de twaalfde eeuw aan hoven in Zuid-Frankrijk en verspreidde zich over Europa.
β€ Het woord βhoofsβ komt van βhofβ, de kastelen waar vorsten en ridders verbleven.
β€ Hoofsheid omvatte gedragsregels die bedoeld waren om spanningen en geweld te voorkomen aan het hof, vooral tussen jonge mannen en ridders in opleiding.
β€ Het doel was zelfbeheersing en beschaafde omgangsvormen.
β€ Men moest leren anderen niet te kwetsen of te provoceren.
β€ Aan het hof waren vrouwen altijd aanwezig, en mannen moesten zich aanpassen door:
βββ€ Goede manieren
βββ€ Correcte kleding
βββ€ Geen grof taalgebruik
β€ De hoofse liefde was een belangrijk thema in literaire werken.
βββ€ Hierin werd het traditionele rollenpatroon omgedraaid:
βββββ€ De man moest dienstbaar zijn aan de vrouw.
βββ€ Hoofse liefde werd gepresenteerd als moeilijk maar lonend.
βββ€ De man moest beproevingen doorstaan om uiteindelijk als een beter mens te zegevieren.
β€ In de hoofse literatuur werd dienstbaarheid gepromoot, zoals de feodale verplichting van de vazal om trouw te dienen.
β€ Vanaf de twaalfde eeuw werd hoofse liefde een centraal thema in hoofse romans en hoofse liederen.
β€ In kronieken (historische verslagen) werd het vaak niet expliciet benoemd.
β€ Nieuw was dat mannen in deze teksten oprechte liefde voor vrouwen konden ervaren en uiten, zonder dat dit als onmannelijk werd beschouwd.
β€ De hoofse cultuur begon aan de hoven en werd vanaf de dertiende eeuw overgenomen door de stedelijke elite, zoals rijke burgers en de adel.
β€ De hoofse cultuur werd gezien als een wereldlijke cultuur, die zich onderscheidde van de kerkelijke cultuur en als tegenwicht diende voor de christelijke normen.
3.1 Schrijver en Publiek
β€ Veel auteurs zijn anoniem
β€ Voorbeelden: Roman van Walewein, Van den vos Reynaerde β geen auteur genoemd
β€ Schrijven was vaak collectief of in dienst van iemand, niet gericht op individuele erkenning
β€ Toch zijn er bekende auteurs
β€ Hendrik van Veldeke β eerste bekende Nederlandse auteur
β€ Jacob van Maerlant β schreef o.a. de Rijmbijbel
β€ Diederic van Assenede β bekend van Floris ende Blancefloer
β€ Auteurs waren vaak geestelijken of klerken
β€ Werkten soms in opdracht (mecenaat) β schrijven voor publiek
β€ Literatuur had een dubbele functie: vermaak Γ©n educatie (didactisch)
β€ Teksten waren op rijm β goed voor voordracht
β€ Veel teksten zijn bewerkingen van Latijnse of Franse bronnen
β€ Mondelinge overlevering en handschriften zorgden voor verspreiding
3.2 Ridderromans
β€ Vanaf 13e eeuw populair in Nederlandstalige gebieden
β€ Gericht op adel, later ook op stedelijke elite
β€ Functies van ridderromans: vermaak, educatie, morele les
β€ Twee hoofdgroepen:
Karelepiek
- Karel de Grote als centrale figuur
- Theocentrisch
- Grof, gewelddadig
- Bewijzen van kracht, trouw
- Vrouw is ondergeschikt
- Thema: strijd tegen heidenen/opstand onderdanen
- Vaste land van Europa
- Voorhoofs
Hoofse roman
β€ Themaβs: liefde, innerlijke groei, queeste, hoffelijkheid
β€ Franse invloeden (ChrΓ©tien de Troyes)
β€ Subgenres:
β€ Oosterse romans β Floris ende Blancefloer
- Veel fantasie en exotiek (paleizen, wonderdieren, geheimzinnige culturen).
- Liefdesverhalen spelen vaak een hoofdrol.
- Minder historische nauwkeurigheid; eerder sprookjesachtig.
- BeΓ―nvloed door kruistochten en verhalen van reizigers.
- Thema: Gesitueerd in het mystieke en exotische Oosten (bv. Byzantium, het Midden-Oosten).
β€ Trojeromans β Eneasroman
- Historisch of pseudo-historisch karakter.
- Kennis van de klassieke wereld (Griekse en Romeinse cultuur).
- Heldendaden, oorlogen en heldenmoed staan centraal.
- Vaak gebaseerd op Latijnse bronnen.
- Morele lessen en beschaving zijn belangrijk.
- Thema : Verhalen rond de Trojaanse oorlog en figuren uit de klassieke oudheid, zoals Aeneas, Troje, of Alexander de Grote.
β€ Arthur Romans β Walewein, Ferguut
- Keltisch
- Beschaafd, edel
- Zoeken naar identiteit, quest
- Liefde man worden geuit
- Koning Arthur
- Ridders aan de ronde tafel
- Democratie
- Magie
Voorhoofs en Hoofs ; Verschillen
3.3 Hoofse Lyriek
β€ Ontstaan uit Franse troubadours cultuur
β€ Thema: hoofse liefde
β€ Verhouding tussen minnaar (dienaar) en geliefde (meesteres)
β€ Vaak onbeantwoorde liefde, verheven en spiritueel
β€ Gebruik van natureingang β beschrijving van de lente als metafoor voor ontluikende liefde
β€ Bekende dichters: Hendrik van Veldeke, Jan I van Brabant
β€ Functie: elite-amusement, statusverhogend
3.4 Dierenverhaal β Van den vos Reynaerde
β€ Geschreven ca. 1270 door Willem
β€ Reinaert gebruikt sluwheid en taal om te ontsnappen aan straf
β€ Allegorisch verhaal met dieren die menselijk handelen
β€ Parodie op rechtspraak, hofcultuur en feodaal systeem
β€ Reinaert bedriegt anderen maar wordt telkens geloofd
β€ Themaβs: macht, list, corruptie, kritiek op heersende orde
β€ Gebaseerd op Franse en Latijnse bronnen: Roman de Renart, Ysengrimus
3.5 Geestelijke Letterkunde
β€ Ontwikkeling van Latijnse naar volkstalige teksten
β€ Doel: christelijke moraal verspreiden
Exempelen
β€ Korte verhalen met een duidelijke moraal
β€ Vaak gebruikt in preken
Rijmbijbel
β€ Bijbelse verhalen in rijm
β€ Door Jacob van Maerlant, bedoeld voor gewone mensen
Marialegenden
β€ Maria helpt mensen in nood
β€ Voorbeeld: Beatrijs
β€ Themaβs: zonde, boetedoening, genade
3.6 Toneel
Geestelijk toneel
β€ Opgevoerd tijdens kerkelijke feesten
β€ Voorbeelden: Passiespelen, Marialegenden
Wereldlijk toneel
β€ Gericht op dagelijkse themaβs, vermaak en kritiek
Abele spelen
β€ Serieuze stukken over hoofse liefde
β€ Voorbeeld: Lanseloet van Denemerken
SotternieΓ«n
β€ Komische naspelen van abele spelen
β€ Voorbeeld: Die Buskenblaser
β€ Themaβs: spot op menselijke zwakheden
3.7 Rederijkers
β€ Opkomst in 15e eeuw in steden
β€ Rederijkers = leden van literaire kamers
β€ Achtergrond: burgers zoals notarissen, ambachtslieden
β€ Organiseerden voordrachten, wedstrijden, toneel
β€ Belangrijke rol in stedelijke cultuur en debat
β€ Teksten vaak moralistisch, satirisch, religieus of liefdesgericht
β€ Gebruik van stijlfiguren, rijm en klank
β€ Bekende rederijkers:
β€ Anthonis de Roovere
β€ Anna Bijns β verdedigt katholiek geloof, anti-Luther
β€ Eduard de Dene
REACTIES
1 seconde geleden