Samevatting Nederlands op niveau vwo3: hst 1 par 6.1 - hst 2 par 6.2 - hst 3 par 6.2 - hst 4 par 6.1
H1 6.1--> Tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen
Wat schrijvers willen bereiken met hun tekst noem je het schrijfdoel of tekstdoel.
Een schrijver kan meerdere tekstdoelen in zijn tekst verwerken. In dat geval blijft er maar 1 tekstdoel het voornaamste schrijfdoel (de andere tekstdoelen zijn hieraan ondergeschikt).
Door de hoofdgedachte (een uitspraak of mening van de schrijver over het onderwerp van de tekst, je vraagt je dan af wat het belangrijkste is wat de schrijver duidelijk wil maken) van de tekst vast te stellen kan je beter het schrijfdoel bepalen.
Bij verschillende tekstdoelen horen verschillende tekstsoorten en tekstvormen:
Schrijfdoel/
Tekstdoel
(belangrijkste schrijf- tekstdoelen)
Tekstsoort
Tekstvorm (voorbeelden)
Informeren (opjectief, zakelijk)
Informerende tekst
Nieuwsbericht, veslag
Uiteenzetten (uitleggen hoe iets in elkaar zit) (opjectief, zakelijk)
Uiteenzettende tekst (uiteenzetting)
Tekst in schoolboek, naslagwerk, brochure
Overtuigen (subjectief, zakelijk)
Bortogende tekst (betoog, opiniërende tekst)
Artikel in krant/tijdschrift, recensie
Beschouwen (een onderwerp van verschillende kanten belichten) (subjectief, zakelijk)
Beschouwende tekst (beschouwing)
Achtergrondartikel in krant/tijdschrift
Activeren (subjectief, zakelijk)
Activerende tekst
Avertentie, pamflet, folder
Amuseren (subjectief, niet zakelijk)
Amuserende tekst
Roman, verhaal
Een tekst die opjectief is bevatten controleerbare feiten. Hierbij blijft de mening van de schrijver achterwege. Je kan het wel aanvoelen door kleine opmerkingen en het schikken van informatie.
Bij een tekst die subjectief is komt de mening van de schrijver nadrukkelijk naar voren. Daarnaast geeft de schrijver vaak ook de nodige informatie over het onderwerp om zijn mening te ondersteunen.
H2 6.2--> Tabel en schema
Informatie kan in teksten worden beschreven, maar het kan ook zijn dat er een schema of tabel bij de tekst staat waarin alle gegevens overzichtelijk worden gepresenteerd. De tekst geeft dan een samevatting van de tabel met een toelichting erbij. Dit kan je bijvoorbeeld in de Consumentengids of in artikelen van kranten en tijdschriften vinden.
H3 6.2à-->Argumenten
Om je menig te onderbouwen of aannemelijker te maken gebruik je argumenten (daarmee geef je aan waarom je iets vind). Een ander woord voor argument is reden.
Argumenten kan je verdelen in 2 groepen:
- Objectieve argumenten zijn gebaseerd op controleerbare feiten. Deze argumenten zijn krachtiger dan subjectieve argumenten.
- Subjectieve argumenten zijn bijvoorbeeld gebaseerd op geloof, gevoel of vermoedens. Deze argumenten zijn makkelijk te bestrijden en te ontzenuwen
Een rij samenhangende meningen en argumenten over een bepaald onderwerp noemen we een redenering of argumentatie. Ze hebben vaak de volgende opbouw:
Stelling/standpunt/mening à argumenten à conclusie
Er zijn allerlei verschillende soorten argumenten:
Soort argument:
Gebaseerd op:
Objectief feitelijk argument
Een feit
Objectief onderzoeksargument
Een onderzoeksbevinding
Argument op basis van een vermoeden
Een ervaring of een vermoeden
Emotioneel argument
Een emotie
Gezagsargument
Een autoriteit
Moreelargument of geloofsargument
Een geloof, een ideaal, een persoonlijke (levens)overtuiging
Vergelijkingsargument
Een vergelijking
Je kunt argumenten ontkrachten door te laten zien dat ze zwak of onjuist zijn. Ze zijn ook te bestrijden met tegenargumenten.
H4 6.1--> Samenvatten
In een samevatting zijn de hoofdzaken uit de oorspronkelijke tekst gehaalt, de bedoeling en hoofdgedachte zijn juist weergegeven, is geschreven in goed Nederlands en is prettig leesbaar. De samevatting kan de oorspronkelijke tekst helemaal vervangen zonder dat de lezer iets mist. Details, voorbeelden, anekdotes, uitweidingen en herhalingen zijn weggelaten.
Wat je moet kunnen om een goede samenvatting te schrijven:
- De inhoud van de samen te vatten tekst helemaal begrijpen
- De tekstsoorten herkennen
- De hoofdgedachte en bedoeling vast kunnen stellen
- De opbouw van de tekst kunnen doorzien;
Daarvoor ga je .. na:
- Wat de inleiding, middenstuk en slotzijn
- Hoe het middenstuk is opgebouwd en uit welke deelonderwerpen het bestaat
- Wat het verband tussen de alinea’s zijn
- Welke functies tekstgedeelten hebben
Bij het maken van een opbouwschema ga je eerst per alinea na wat het onderwerp en de kernzin ervan is, daarna ga je na of de verschillende alinea’s over het zelfde onderwerp gaan en vervolgens probeer je vast te stellen wat de functie van elk deel in de tekst is
Bij een geleide samenvatting krijg je hulp in de opdracht: er worden aandachtspunten opgesomd die je in ieder geval in je tekst moet verwerken
Werkwijze bij het schrijven van een samenvatting
- Lees de tekst oriënterend.
- Noteer het onderwerp en de hoofdgedachte.
- Lees de tekst grondig (onderstreep de kernzinnen en omcirkel de singaalwoorden).
- Verdeel de tekst in delen (welk gedeelte is de inleiding, welk deel het middenstuk en wat is het slot?).
- Verdeel het middenstuk in deelonderwerpen
- Maak een opbouwschema
- Schrijf de kladversie in goedlopende zinnen
- Controleer of de hoofdzaken erin staan, of alle argumenten en verbanden aanwezig zijn.
- Controleer of gehoofdgedachte voldoende naar voren komt.
10. Ga na of de gegeven aandachtspunten allemaal verwerkt zijn.
11. Maak de netversie.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden