Hoofdstuk 8

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 288 woorden
  • 6 november 2010
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
4 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
Hoofdstuk 8 – Poëzieanalyse
Paragraaf 1

Typografie = Mannier waarop tekst afgedrukt staat

Bladspiegel = presentatie van de tekst, belangrijk bij gedichten

Paragraaf 2
Rijm

- Te onderscheiden op basis van vorm:

Volrijm = beklemtoonde klinker en daarop volgende medeklinkers gelijk (apart – hart)

Halfrijm : 1. Assonantie = klinkerrijm

2. Alliteratie = begin rijm

- Te onderscheiden op basis van de plaats:

Eindrijm  rijmschema’s:

1. A-A-B-B = gepaard rijm

2. A-B-B-A = omarmend rijm

3. A-B-A-B = gekruist rijm

4. A-B-C-B-A = gebroken rijm

Paragraaf 3

Benoemen strofe met aantal versregels:

- 2 regels = distichon

- 3 regels = terzine of terzet

- 4 regels = kwatrijn

- 5 regels = kwintet

- 6 regels = sextet

- 7 regels = septet

- 8 regels = octaaf

Vaste vorm gedicht  sonnet = 2x kwatrijn en 2x sextet, inhoudelijke breuk tussen 1e en 2e deel.

Paragraaf 4

Metrum = afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergreep.

Antimetrie = als de dichter bewust afwijkt van een metrum

Ritme = levendige afwisseling waarbij bepaalde woorden en klanken accent krijgen

Paragraaf 5

Kunstgrepen = dichttechnieken die dichters gebruiken in gedicht

Enjambement = versregel wordt afgebroken op plek waar geen vanzelfsprekende pauze is

Paragraaf 6
Stijlfiguren:

1. Tegenstelling = tegenstelling tussen woorden of woordgroepen

2. Herhaling = woord of woordgroep worden ongeveer hetzelfde herhaald

3. Paradox = schijnbare tegenstelling; iets lijkt een tegenstelling maar als je er over nadenkt is het toch niet zo.

4. Opsomming = opsomming van woorden

5. Parallellisme = terugkeer van een dezelfde (grammaticale) woordvolgorde

6. Pleonasme = vanzelfsprekende eigenschap van woord wordt extra gegeven (rood bloed)

7. Tautologie = eenzelfde begrip met synoniemen herhaald (blij en verheugd)

8. Hyperbool = sterke overdrijving

9. Eufemisme = verhullende omschrijving met bedoeling een ander zijn gevoelens te sparen.

Paragraaf 7
Beeldspraak = bepaald onderwerp(object) wordt uitgedrukt met een beeld

1. Vergelijking met als = object en beeld worden verbonden met de woorden: als, zoals, gelijk, evenals, van

2. Vergelijking zonder als = object en beeld achter elkaar, maar verbindingswoord is weggelaten

3. Metafoor = object ontbreekt. Tussen object en beeld moeten gelijkenissen bestaan

4. Metonymia = object ontbreekt. Bepaalde relatie tussen beeld en object maar geen gelijkenis. (even de neuzen tellen)

5. Personificatie = levenloze voorwerpen krijgen menselijke eigenschappen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.