Hoofdstuk 5: dichttchniek

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • vwo | 1279 woorden
  • 25 oktober 2013
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
2 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

1. Een spel met woorden:

Een dichter vindt het belangrijk dat zijn boodschap overkomt. Hij vindt het ook belangrijk dat zijn lezers aandacht hebben voor de vorm waarin zijn boodschap wordt gepresenteerd. De woordkeuze, de woordvolgorde en de zinsbouw spelen een vitale rol: een gedicht is een spel met zorgvuldig gekozen woorden.

  • Poëzie → Bijzondere ervaringen en gevoelens worden uitgedrukt met woorden. De dichters zeken naar nieuwe, zeldzame en verrassende woorden, omdat de alledaagse woordenschat en taalmogelijkheden niet ‘lenig’ genoeg zijn.
  • Poëtische sfeer → een mysterieuze vonk in gedichten.

Gedichten schrijven is een kwestie van observeren en combineren. Poëzie biedt bijzondere informatie en brengt gebieden bij elkaar die eigenlijk ver uit elkaar liggen (denkvakjes): gevoel/verstand, logisch/onlogisch, realistisch/fantastisch.

2. Vergelijking met proza:

Poëzie onderscheidt zich op de volgende punten van proza:

  • Bepaalde regellengte en opbouw van strofen
  • Beknoptheid, concentratie in de zinsbouw
  • Momentopname van een gedachte of gevoel
  • Veel beeldspraak
  • Veel herhaling
  • Er is meestal maar één persoon aan het woord

Vorm: Proza is ingedeeld in alinea’s en hoofdstukken, poëzie in versregels en strofen. In proza bepaalt de breedte van het papier de regellengte; in poëzie doet de dichter dat zelf → de indeling is bewust. Enjambement → doorlopen van een zin na de regel.

Beknoptheid → alle beelden kort en krachtig achter elkaar

Momentopname → tijdsverloop (proza), in een gedicht is er meestal alleen sprake van een ogenblik of één gebeurtenis (gevoel en gedachtes)

Beeldspraak → metaforen: Als alleen het beeld van de vergelijking wordt genoemd en het object weggelaten wordt.

Herhaling:

  • Woordherhaling (repetito)
  • Rijm (klankherhaling)
  • Strofeopbouw (herhaling van het aantal regels, ongeveer even lange zinnen)
  • Analoge wijze (parallellisme à regelherhaling)

Vertelwijze: In poëzie is vrijwel altijd één persoon aan het woord. Het hoeft niet altijd de schrijver te zijn.

3. Traditionele en moderne gedichten:

Traditioneel gedicht

Modern gedicht

Strofen van gelijke omvang, in ieder geval regelmatige opbouw

Wisselende strofelengte

Ongeveer even lange versregels, in ieder geval regelmaat

Wisselende regellengte

Eindrijm volgens een bepaald rijmschema

Geen eindrijm (vrije verzen)

Normaal gebruik van leestekens

Vaak weinig of geen leestekens

4. Rijm, ritme en metrum:

Poëzie kan net als muziek aantrekkelijk zijn d.m.v. klankeffecten. Poésie pure (klankpoëzie): Taalmuziek, geboren uit een zorgvuldige compositie van klank en ritme. Het gaat om ‘mooi’ klinkende woorden.

Rijm → Klankovereenkomst in beklemtoonde lettergrepen tussen woorden die niet te ver van elkaar verwijderd zijn. In de middeleeuwen maakte men gebruik van rijm, omdat het zo makkelijk te onthouden was. Rijm kun je indelen naar de soorten rijmklanken of naar de plaats waar de woorden rijmen.

Indeling naar soorten rijmklanken:

  1.  Volrijm: klinkers en medeklinkers rijmen op elkaar

wond – hond              →mannelijk of staand rijm (één beklemtoonde lettergreep)

wonde – ronde           →vrouwelijk rijm of slepend rijm (beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergreep)

wonderen – donderen→glijdend rijm (één beklemtoonde en twee onbeklemtoonde)

rime riche of rijk rijm              → zelfde woord herhaald

  1. Halfrijm: Of alleen de klinkers of alleen de medeklinkers rijmen op elkaar. Er zijn twee soorten halfrijm → klinkerrijm (assonatie) en medeklinkerrijm

Alliteratie → Veel voorkomende soort medeklinkerrijm. Je spreekt van alliteratie als beginmedeklinkers op elkaar rijmen.

Indeling naar de rijmende plaats:

Eindrijm → ______loop                                                  Middenrijm  → ____ loop ___

                   ______koop                                                                         ____ koop___

Binnenrijm  → ___loop___koop                                    Overlooprijm →  ________loop

                                                                                                                 Koop_______

Er zijn bepaalde namen voor verschillende rijmschema’s. De belangrijkste zijn:

Slagrijm

(AAAA)

loop

koop

sloop

loop

Gepaard rijm

(AABB)

loop

koop

raaf

slaaf

Gekruist rijm

(ABAB)

loop

slaaf

koop

raaf

Omarmend rijm

(ABBA)

loop

slaaf

raaf

Koop

Verspringend rijm

(ABCABC)

loop

raaf

ring

koop

slaaf

spring

Gebroken rijm

(ABAC) of (ABCB)

loop

loop

raaf

raaf 

koop

ring

ring

slaaf

Rijmschema → schematische weergave van de eindrijmen in een gedicht

Vrije verzen → Als er geen eindrijm voorkomt in een gedicht, veel moderne dichters maken gebruik van klinker-en medeklinkerrijm

Rijmdwang → Het steeds maar weer willen rijmen.

Rijmverdoezeling → Dichter handhaaft het rijm wel, maar leidt de aandacht ervan af. Rijmverdoezeling kan goed door enjambementen toe te passen. Enjambement kan ook alleenstaande woorden extra nadruk geven.

Ritme is een verschijnsel dat zich afspeelt in een zekere tijd. Ritme is een golfbeweging die ontstaat door voortdurende opeenvolging van tegenstellingen (Grieks rheoo → stromen, vloeien). Door een bepaalde regelmaat binnen en tussen de versregels ontstaat ritme in poëzie. Het Nederlandse vers had oorspronkelijk een vrij en natuurlijk ritme: aantal klemtonen was niet regelmatig over de versregels verdeeld.

In de 16e en 17e eeuw heeft de Europese dichtkunst een sterke invloed ondergaan van de poëzie uit de klassieke Oudheid. In de klassieke poëzie werd door allerlei regels bepaalde regelmatige afwisseling toegepast van kort-en langklinkende lettergrepen.

Metrum → De van tevoren vastgestelde, regelmatige afwisseling van beklemtoonde en minder beklemtoonde lettergrepen (in poëzie).

Het ritme in poëzie was daardoor niet meer vrij, maar gebonden aan een vaste maatvoering (metrum). Metrum werd uitgewerkt in zogenaamde versvoeten, delen waarin een versregels volgens het metrum kon worden verdeeld:

Jambe

v -

Anapest

vv -

Trocheus

-v

Dactylus

-vv

Amfibrachys

v-v

Spondeus

--

Versvoet van een onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergreep

Alexandrijn → versregel van zes jamen met een korte pauze in het midden

In poëzie komt ritme door:

  • Rijm
  • Afwisseling van beklemtoonde en minder beklemtoonde lettergrepen, vlug en langzaam, hoog en laag
  • Overeenkomsten in zinsbouw
  • Afwisseling van kortere en langere versregels en strofen
  • Opsommingen

5. Strofenbouw

De bekendste strofevormen:

Distichon

Strofe van twee versregels

Terzine

Strofe van drie versregels

Kwatrijn

Strofe van vier versregels

Kwintet

Strofe van vijf versregels

Sextet

Strofe van zes versregels

Septet

Strofe van zeven versregels

Octaaf

Strofe van acht versregels

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.